Haïti’s chronische ziektes

Reportage

Haïti’s chronische ziektes

Haïti’s chronische ziektes
Haïti’s chronische ziektes

Bijna zes jaar na de aardbeving van 2010 zijn de Haïtianen alles behalve uit het puin herrezen. Het land blijft in de greep van cholera en geweld, het gezicht van aanhoudende extreme armoede. Toch tonen miljoenen Haïtianen een onvermoeibare levensdrang.

Ter vergelijking: Haïti en Cuba, twee Caraïbische landen met een zwarte bevolking en een slavenverleden, met nagenoeg een zelfde bevolkingsaantal, maar met een totaal verschillende economie: Cuba telt 11,26 miljoen inwoners en heeft een bnp van 68 miljard dollar, Haïti heeft 10,317 miljoen inwoners en een bnp van 8 miljard dollar. En 20 procent van die 8 miljard is afkomstig van de diaspora in Europa, de VS, Canada of de Dominicaanse Republiek.

Haïti is het armste land van het noordelijk halfrond. Dat was het al voor de aardbeving, na de aardbeving is de situatie zo mogelijk nog erger geworden. De ongelijkheid is gigantisch: de 10 procent rijksten bezitten 70 procent van het totale inkomen. 80 procent van de bevolking leeft in armoede, twee op drie Haïtianen moeten het stellen met minder dan 2 dollar per dag. De gemiddelde levensverwachting schommelt rond de 55 jaar. Maar zelfmoorden, neen, dat kent men niet in dit Caraïbische land. Haïtianen houden van het leven.

70 procent van de Haïtianen werkt in de informele economie of is werkloos.

70 procent van de Haïtianen werkt in de informele economie of is werkloos. De landbouw is een belangrijke sector, goed voor 20 procent van het bnp. Toch gaat er maar 5 procent van het nationale budget naar investeringen in de landbouw, voornamelijk voor de exportlandbouw, terwijl 48 procent van de bevolking van de landbouw moet leven.

Haïti importeert vandaag meer dan de helft van zijn voedsel, voor rijst is dat zelfs 80 procent. Die import komt uit de VS. Ooit was Haïti zelfvoorzienend voor zijn rijstconsumptie, maar opgelegde vrijhandelsakkoorden met de VS hebben de Haïtiaanse markt overspoeld met goedkopere rijst uit de VS, en de Haïtiaanse boeren de das omgedaan.

Op uitnodiging van Dokters van de Wereld (DvdW) bezocht ik onlangs Haïti. De ngo werkt sinds de aardbeving in de provincies Nippes en Sud, om de plaatselijke dienstverlening te versterken in de strijd tegen de cholera en op het domein van seksuele & reproductieve gezondheidszorg. Deze projecten worden mee mogelijk gemaakt door de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.

Eten of studeren

We rijden Port-au-Prince uit langs een van de hoofdassen, door stadsbuurten die één grote sloppenwijk lijken. Verkoopstalletjes op het voetpad houden elkaar overeind als bouwvallige blokkendoosjes. Overal brokken puin en bouwmaterialen, vermengd met hopen afval; afvoerwater uit gesprongen leidingen verandert de baan in een drassig parcours. Varkens, geiten en honden lopen tussen de mensenmassa, op zoek naar eetbare resten. En marktkramers die te midden van dit alles hun etenswaren aan de man brengen. Vis en vlees, groente en fruit.

© Siska Vandecasteele / MdM

© Siska Vandecasteele / MdM

Boven die krioelende menigte tronen de portretten van de presidentskandidaten van de voorbije verkiezingscampagne. Ik vraag me af welk programma deze 54 politieke leiders bedacht hebben om aan deze realiteit iets te veranderen.

Huidig president Martelly en zijn volk leven in gescheiden werelden. Een voorbeeld: het budget voor de presidentiële garde is even groot als dat voor alle universiteiten in het land. Een groot deel van het onderwijs is privé, en duur.

Toch doen de straatarme Haïtianen er alles aan om hun kinderen te laten studeren. Soms eten ouders twee, drie dagen niet, om hun kind naar school te kunnen laten gaan. Moeders prostitueren zich, om hun kind een kans te geven op een betere toekomst. Langs de weg lopen de kleine meisjes in trosjes, onberispelijk in hun uniform en met de beeldige strikjes in de haren.

GlobalPartnership for Education (CC by-nc-nd 2.0)

GlobalPartnership for Education (CC by-nc-nd 2.0)​

Seks en gezondheid

Voor jonge meisjes is het echter niet evident om een schoolcarrière tot het einde te doorlopen. In de inkomhal van de kliniek in Asne-à-Veau zitten tienermoeders hun beurt af te wachten. Tienerzwangerschappen zijn schering en inslag, al wordt er met sensibiliseringscampagnes hard gewerkt om daar verandering in te brengen.

© Alma De Walsche

Vincent James Peterson, 23 en opvoeder in seksuele voorlichting

© Alma De Walsche

Verpleegster Francillion Venus coördineert voorlichtingscampagnes en informeert jongeren. Er wordt ook gewerkt met vrijwilligers, opvoeders die naar de scholen gaan en daar met jongeren het gesprek op gang brengen: over voorbehoedsmiddelen, over seksueel overdraagbare aandoeningen en infectieziekten. HIV en aids zijn wijd verspreide ziekte in Haïti. In Nippes is 2,2 procent van de bevolking seropositief en de slachtoffers zijn zowel vrouwen als mannen.
Vincent James Peterson, 23, is zo’n opvoeder.

In de ogen van de pas bevallen moeders in het hospitaal van Asne-à-Veau staat er weinig vreugde te lezen, misschien om alle hoger genoemde redenen. Een bevalling is in Haïti zowel voor de moeder als voor de baby op zich al een risicovol gebeuren maar iets minder wanneer dat in het hospitaal kan gebeuren. In Nippes stierf tot voor kort 2 procent van de baby’s bij de geboorte. Door nauwere monitoring van de zwangerschap en door vrouwen aan te moedigen om in het ziekenhuis te bevallen, is dat cijfer gezakt tot 0,8 procent, verneem ik van Celestine, verpleegster van Dokters van de Wereld in Nippes.

Dit resultaat is in hoofdzaak te danken aan de ngo en de grote inzet van de lokale medewerkers, want de staat schittert door afwezigheid. De directeur van het hospitaal Jules Flory in Asne-à-Veau, Jean Lamare Etienne, is duidelijk: ‘Het ministerie van gezondheidszorg kijkt toe maar steekt geen hand uit. Zonder externe ondersteuning zoals van deze ngo, kunnen we niets doen. Dit is een hospitaal dat op vier basisniveaus dienstverlening moet bieden: pediatrie, gynaecologie, algemene chirurgie en inwendige chirurgie. Maar er is geen gynaecoloog en er is geen internist.’ Er is wel een ploeg van vier Cubaanse dokters, die voor twee jaar hier komen meedraaien.

‘Het probleem is dat veel Haïtiaanse dokters niet op het platteland willen werken. Of gewoon migreren naar het buiteland.’ Waarom hij blijft? ‘Ik ben van hier en hou van mijn volk.’

Seks en geweld

De staat is niet alleen afwezig in de gezondheidszorg. Er is ook geen werkgelegenheid, geen perspectief. En dat maakt mensen hopeloos, en agressief. Het geweld is fysiek en mentaal en gebeurt vooral intra-familiaal. Mannen die hun vrouw slaan, seksueel geweld tegen vrouwen maar ook tegen jonge kinderen van 3 of 5 jaar, tegen kleine baby’tjes. Vaak gebeurt het dat vaders of moeders, wanhopig om iets te verdienen, op zoek gaan naar een job, en een kleiner kindje toevertrouwen aan een ander familielid of buur, die het dan misbruikt.

© Siska Vandecasteele / MdM

© Siska Vandecasteele / MdM

De gezondheidswerkers van Dokters van de Wereld in Miragoane (Nippes) en Cayes (Sud) voeren intensief campagne om het zwijgen hierover te doorbreken en slachtoffers aan te moedigen een aanklacht in te dienen. Daphne Aurelien is in Nippes verantwoordelijk voor gender-gebaseerd geweld. Ze is verpleegster, met bijkomende specialisaties in vrouwenrechten en rechtsbijstand.

‘Uit een studie van 2012 is gebleken dat na de aardbeving het geweld tegenover vrouwen nog is toegenomen’, zegt Aurelien. In 65 procent van de gevallen gaat het om intra-familiaal geweld waar daders en slachtoffers met elkaar samenleven. Met sensibiliseringscampagnes probeert men de slachtoffers ertoe aan te zetten om binnen de 72 uur naar de kliniek te komen en een aanklacht neer te leggen. De meesten komen echter later, waardoor het te laat is om een zwangerschap te voorkomen.

© Siska Vandecasteele / MdM

© Siska Vandecasteele / MdM

Met steun van Dokters van de Wereld werd er ook een Nationale campagne opgezet om seksueel en gender gebaseerd geweld tegen te gaan. Stilaan wordt er wel vooruitgang geboekt. Sinds 2005 is er een wet die seksueel geweld strafbaar maakt. Daders kunnen 10 tot 15 jaar gevangenisstraf krijgen. Maar de obstakels zijn talrijk: soms zijn er andere drijfveren die beletten dat een dader wordt aangeklaagd: sociale druk, economische benefits. Het is gewoon een negatieve spiraal.

Op de t-shirt van Carmelite lees ik: “Ann Pote Kole nan batay kont vyolans sou fan mak tifi” - (Samen in de strijd tegen geweld op vrouwen en meisjes)

© Alma De Walsche

Samen in de strijd tegen geweld op vrouwen en meisjes

© Alma De Walsche

De cholera slaapt nog niet

Sinds november 2010, in de nasleep van de aardbeving heeft Haïti te kampen met cholera, wellicht binnengebracht door Nepalese VN-troepen. De ziekte, die op de eerste plaats een voedingsbodem vindt bij ondervoede mensen in slechte hygiënische omstandigheden, heeft duizenden doden en honderdduizenden slachtoffers gemaakt. Op dit ogenblik is er geen echte epidemie meer, maar telkens weer met het regenseizoen steken nieuwe besmettingsgolven de kop op.

Op het t-shirt van Judith, verpleegster van Dokters van de Wereld, staat de gouden raad: “Zanmi kolera pap dòmi. Toujou respekte nezi lijièn yo” (Vrienden, de cholera slaapt niet. Respecteer altijd de principes van de hygiëne).

Het hospitaal van Cayes, in de provincie Sud, oogt modern en verzorgd, in vergelijking met wat we in Miragoane, de hoofdstad van Nippes, zagen. Maar we komen de kliniek niet binnen. Dokters van de Wereld moet het voor de cholerabestrijding stellen met enkele schamele bijgebouwtjes naast de kliniek en een plein dat meer op een bouwwerf lijkt.

© Siska Vandecasteele / MdM

© Siska Vandecasteele / MdM

De dag van ons bezoek verblijven er in het centrum 32 patiënten, terwijl er opvangcapaciteit is voor 12.

Op een betonnen ondergrond staan twee tenten opgesteld. In de tenten zijn britsen geïmproviseerd met betonnen blokken en planken. ‘We behelpen ons met wat er op de werf voorhanden is,’ verontschuldigt verpleegster Valérie zich.

© Siska Vandecasteele / MdM

© Siska Vandecasteele / MdM

In een aanpalend vertrek – het heeft meer iets van een bergruimte- staan twaalf bedden, met graadmagere patiënten, de jongste een meisje van vijf maanden oud. Een jongen van 22 ligt op een matrasje op het beton helemaal achteraan, buiten. Hij is drie dagen geleden, graatmager, binnengebracht, bijna dood. Nu is hij aan de beterhand maar hij wil niet meer blijven. Zijn ouders willen hem naar de hougan, de voodoogenezer brengen. De hougan zegt dat het geen cholera is waar de jongen aan lijdt. Valerie zucht. ‘Wij kunnen hem niet dwingen hier te blijven.’

© Siska Vandecasteele / MdM

© Siska Vandecasteele / MdM

Tussen 1 en 12 november kreeg deze gezondheidspost 95 gevallen van cholera te verwerken. Bijna anderhalve maand werken ze dag in dag uit, non stop, weekdag en weekend. Toch hebben ze bijna alle zieken er weer bovenop kunnen helpen, op twee mensen na.

© Siska Vandecasteele / MdM

Overal ligt het vol patiënten

© Siska Vandecasteele / MdM

De middelen waarmee ze zich moeten behelpen zijn extreem schaars. Er is geen stromend water, al het water moet in vrachtwagens aangebracht worden en wordt opgeslagen in cisternen. Bouwvakkers rijden met kruiwagens mortel langs de zieke patiënten die op hun brits toekijken. Toiletten worden afgewerkt, douchegelegenheden geïnstalleerd. Overal ligt het vol patiënten, in de gangen, in open lucht. En wat als het regent? ‘Dan duwen we iedereen nog dichter bij elkaar, of zoeken regenschermen.’ Ik kijk Valérie aan met een hopeloze blik. Hoe ze dit allemaal klaar spelen? ‘Wij zijn een sterk volk’, antwoordt ze met enige fierheid. Dat heb ik hier dagelijks moeten vaststellen.

Het contact met de gemeenschappen waar de patiënten van komen, is van cruciaal belang, om zicht te krijgen op de oorsprong en de ziekte onder controle te krijgen. Daarvoor werken ze met een netwerk van vrijwillige gezondheidwerkers, het “rezo”. Die vrijwilligers brengen de zieke naar de gezondheidspost, zorgen ervoor dat het huis van de patiënt ontsmet wordt en sensibiliseren de familie over de te nemen maatregelen.

De kliniek zelf weigert cholerapatiënten op te nemen. ‘Zelfs al is het er maar één, dan roepen ze ons om die op te vangen.’

Zonder deze externe ondersteuning en zonder de gedrevenheid van tientallen vrijwilligers, is deze ziekte voorlopig niet in te dijken. Toch is het vooral het gezicht van de armoede waar deze gemeenschappen onder gebukt gaan. Zou de volgende president hier iets aan veranderen?