Lichtvervuiling verstoort mens en dier
We steken steeds meer licht aan. ‘We mogen de nacht niet opsluiten in natuurgebieden’
Te veel licht is schadelijk voor de gezondheid. Tijd om vaker het licht te doven. ‘Lichtvervuiling is de enige vervuiling die duurder is om te produceren dan om weg te nemen.’
Het lijkt op een valavond van kunstlicht waarin de dag nooit helemaal plaats ruimt voor de nacht.
Door onze liefde voor licht hebben we bijna overal de duisternis verjaagd. Maar te veel licht schaadt de gezondheid van mens en dier en ontneemt ons de blik op de onmetelijkheid van de sterrenhemel. Het wordt tijd om vaker het licht te doven. Simpel. ‘Lichtvervuiling is de enige vervuiling die duurder is om te produceren dan om weg te nemen’
‘Wanneer zag u voor het laatst de Melkweg?’
Ik vroeg het op Twitter. Mensen haalden herinneringen op aan zomerse vakanties in Frankrijk, aan een sanitaire stop op een snelwegparking in het Duitse Ostfriesland en hoe een blik omhoog hen met verstomming sloeg, aan koude nachten in de woestijn, aan een bivak op een hoogte van 3200 meter in de Andes, aan een stijve nek van het omhoog staren in Death Valley.
Iemand schreef ‘nooit’ met drie vraagtekens. ‘Elke nacht boven je hoofd’, klonk prompt de reactie. ‘Alleen maken we zelf te veel licht om hem te zien.’ Iemand anders ging erop door. ‘We hebben ons opgesloten in kooien van licht en weten niet wat we missen.’ Hij postte een foto van een dorp dat oplicht als een landingsbaan in een verder pikdonkere nacht.
‘We hebben ons opgesloten in kooien van licht en weten niet wat we missen.’
Wie zoekt naar het donker wordt overdonderd door de overvloed aan licht. Als kinderen die nooit de angst voor de nacht ontgroeid zijn, hebben we overal waaklampjes geïnstalleerd om de duisternis te verjagen.
Onzichtbare sterren
Op de R4 langs de Gentse Ringvaart wijst amateur-astronoom Stijn Vanderheiden door de voorruit links en rechts omhoog. Het is een overtrokken en miezerige winteravond. Wolken van licht vullen de lucht, als de rookpluimen van fabrieken die licht produceren. ‘Die oranje gloed,’ zegt Vanderheiden. ‘komt van de serres van het VIB, zo’n vijf kilometer achter ons. En daar, die witte waas, dat is de Ghelamco Arena. Die is tot tientallen kilometers ver te zien. Zeker op overtrokken nachten wanneer de wolken het licht weerkaatsen.’
Vanderheiden leerde het licht in de nacht ontleden omdat de sterren waar hij zo graag naar kijkt verdwenen. Als zestienjarige raakte hij in de ban van het universum boven onze hoofden. Hij woonde in hartje Oostende, maar moest uitwijken naar de verste uithoek van het strand of naar de polders om sterren te zien. Het licht van de stad had ze elders onzichtbaar gemaakt.
‘In Vlaanderen zijn we de nacht verloren’, vertelt Vanderheiden. Volgens de Atlas van de lichtvervuiling die in 2016 verscheen, geldt dat voor het grootste deel van Europa en een steeds groter deel van de wereld. Per jaar wordt drie procent meer openbare verlichting aangestoken. Een derde van de mensheid en zestig procent van de Europeanen kunnen ’s nachts de Melkweg niet meer zien.
België hoort bij de kampioenen van het licht. 2,2 miljoen straatlampen telt ons land. Een erfenis van de CVP-politicus Jos De Saeger die in de jaren ’70 zo’n honderd kilometer verlichte snelweg per jaar liet aanleggen. De vooruitgang was een viervaksbaan waar het nooit meer donker werd en waarop de mobiele mens zich veilig waande.
Een derde van de mensheid en zestig procent van de Europeanen kunnen ’s nachts de Melkweg niet meer zien.
‘Ondertussen kwamen er wel regels en doven we vaker lichten’, vertelt Vanderheiden. Sinds 15 juli 2011 blijven sommige delen van snelwegen donker. In Vlaanderen bevat de milieuwetgeving Vlarem II twee paragrafen over lichtvervuiling. Vanderheiden citeert Artikel 4.6.0.4.: ‘Lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen.’
Op de N9 richting Heusden wijst hij achtereenvolgens naar de fel verlichte, lege parking van een kantoorgebouw, de verlichte, lege kantoren in datzelfde gebouw, de flitsende lichtreclames van een Chinees restaurant, de reclameborden van een benzinestation. Het is een snapshot van de gemiddelde steenweg in Vlaanderen.
‘Je moet meten om het zeker te weten, maar ik vermoed toch dat een deel van deze zaken in overtreding is.’ Hij haalt de schouders op. ‘Niemand weet het. Niemand controleert het.’ En dus blijft de wet in de meeste gevallen dode letter.
Valavond van kunstlicht
‘Niemand weet het. Niemand controleert het.’
We parkeren langs de Schelde en lopen de Gentbrugse Meersen in. Op de kaart is het een groene vlek in de schaduw van Gent. Een gebied van honderd hectare natte natuur zonder licht. Als er duisternis te vinden is zo dicht bij de stad, dan moet het hier zijn.
We wandelen verder op het pad langs de Schelde, in de hoop opgeslokt te worden door het donker van de nacht. Maar ook hier hangt de witte waas van de Ghelamco Arena boven de horizon. Recht voor ons trekken de oranje lampen van de E17 een spoor van strooilicht. Het lijkt alsof we in het stilstaand beeld van een zonsondergang lopen, een valavond van kunstlicht waarin de dag nooit helemaal plaats ruimt voor de nacht.
‘We hebben licht nooit als probleem ervaren. Biologen, ecologen zijn lange tijd ook blind gebleven voor de nacht. Maar de laatste jaren duiken steeds meer studies op over de invloed van al dat licht op onze gezondheid en op de biodiversiteit. Het blijkt nefast voor insecten, vogels, vleermuizen en allerlei nachtdieren. Ze oriënteren zich op de sterren, vliegen zich te pletter tegen al te fel verlichte boorplatformen en woontorens, of hebben het ritme tussen dag en nacht nodig voor hun voortplanting. Al onze lampen brengen hen in de war.’
Met onze rug naar de lichtgloed van de snelweg laten we onze ogen over de Schelde glijden. ‘Zelfs hier, op een plek zonder direct licht, is de nacht overbelicht.’
Ontwrichting
‘Het is tijd om licht te behandelen als iedere andere vorm van vervuiling. We hebben het over een systemische ontwrichting door te veel licht.’ In een artikel dat begin november in Nature Ecology and Evolution verscheen, luidden biologen van de universiteit van Exeter de alarmbel over de snelheid waarmee we de wereld verder verlichten.
‘Het is tijd om licht te behandelen als iedere andere vorm van vervuiling.’
Ze legden de bevindingen van 126 voorgaande publicaties over lichtvervuiling naast elkaar en spraken van een verontrustende verstoring. Het schijnsel van onze lampen haalt de hormoonhuishouding, het immuunsysteem, de broedcyclus van vogels en insecten overhoop.
‘Zestig procent van de insecten zijn nachtdieren’, vertelt Roy van Gunsven van de Nederlandse Vlinderstichting. ‘Ze eten ’s nachts, planten zich ’s nachts voort. Bij nachtvlinders produceren de vrouwtjes ’s nachts feromonen of lokstoffen. Door de nacht weg te nemen, gebeurt dat veel minder. Op termijn storten hele soorten in.’
Vijf jaar lang telde Van Gunsven de soorten nachtvlinders rond verschillende proefinstallaties in de Veluwe en in Drente. Op acht plaatsen installeerden ze telkens vier lantaarnpalen. Een met wit licht, een met groen, een met rood en een zonder lamp. Elke nacht brandden ze. Twee jaar lang merkte Van Gunsven amper verschil.
‘We zagen zelfs meer nachtvlinders.’ En toen gingen de aantallen in dalende lijn. ‘Vrouwtjes die rond de lamp hangen, paren minder. Door in dat licht te vliegen, zijn ze ook een makkelijkere prooi voor vleermuizen en andere nachtelijke insecteneters. Bovendien verspillen ze kostbare energie door rond dat licht te vliegen. Ze putten zichzelf uit.’
Van Gunsven geeft het voorbeeld van de mestkever. ‘Hij oriënteert zich op de Melkweg om het bolletje mest naar zijn nest te rollen. Omdat de Melkweg hier amper zichtbaar is, lopen ze niet in een rechte lijn en verspillen ze veel meer energie om net hetzelfde te doen, energie die ze dan weer niet hebben om zich voort te planten.’
Al haast Van Gunsven zich eraan toe te voegen dat te veel licht alleen niet de oorzaak is van de uitdunning van insectensoorten. Intensieve landbouw, insecticiden, versnippering van het landschap door wegen, bedrijventerreinen, woongebieden. Het speelt allemaal mee. ‘Het voordeel van lichtvervuiling,’ zegt hij, ‘is dat het schijnbaar eenvoudig op te lossen is. Gewoon het licht doven. Je bespaart er geld mee.’
Waarom wel?
0,7 procent van het bruto binnenlands product besteden overheden gemiddeld aan openbare verlichting. Wereldwijd gaat dit over vijftig tot honderd miljard dollar per jaar. Om wegen, pleinen, gebouwen ’s nachts te verlichten.
‘Lichtvervuiling is de enige vervuiling die duurder is om te produceren dan om weg te nemen’, vertelt Thomas Raap, bioloog aan de Universiteit van Antwerpen. Tijdens zijn doctoraatsonderzoek boog hij zich over het effect van licht op het gedrag en de fysiologie van koolmezen en pimpelmezen. ‘Als het over vogels en lichtvervuiling gaat, dan duiken meestal de meest zichtbare en spectaculaire verhalen op. Zoals de trekvogels die helemaal verstrikt raakten in het lichtmonument voor de aanslagen van 9/11 in New York. Of die uitgeput in zee stortten omdat ze de weg verloren door het licht van vuurtorens en boorplatformen.’
‘Lichtvervuiling is de enige vervuiling die duurder is om te produceren dan om weg te nemen.’
‘Ik heb me gericht op meer subtiele veranderingen, bij vogels die net als mensen ’s nachts slapen.’ Hij hing lampen in broedkasten. Soms liet hij ze de nacht door branden, soms niet en hij keek wat het met de vogels deed. ‘Verstoord slaappatroon, een lager gewicht bij jongen’, somt hij op. ‘Maar ook een verminderd immuunsysteem, verhoogde stress, vervroegde broed. Vogels zijn enorm lichtgevoelig. Licht dringt rechtstreeks door hun schedel tot in hun brein.’
Dat laatste is alvast een fundamenteel verschil met het effect van licht op de mens. Maar verder stelde Raap vast dat mensen en vogels niet zo anders reageren op door licht verlengde dagen en verkorte nachten. Te veel licht schaadt evengoed onze gezondheid. Slaapgebrek, obesitas, het slaaphormoon melatonine dat niet wordt aangemaakt door een overdaad aan blauw licht van schermen ’s nachts.
‘Wij kunnen licht dimmen of rolluiken plaatsen. Vogels niet. Daarom is het noodzakelijk grondiger na te denken over lichtgebruik en alle lampen die we overal hangen en laten branden.’
Recht voor ons trekken de oranje lampen van de E17 een spoor van strooilicht.
‘We zetten lichten neer omdat het kan. Het is niet zo duur. Het ziet er goed uit. Waarom niet?’, voegt Van Grunsven eraan toe. ‘Op die vraag is een antwoord. Waarom wel? Voegt het iets toe? Is het nodig? Is het onzin? Wat willen we verlichten? Een boom verlichten is bijvoorbeeld van het domste wat je kunt doen. Die raakt helemaal van slag. Als je een fietspad door het bos wil verlichten, verlicht dan het fietspad en niet het hele bos errond.’
Vals veiligheidsgevoel
Uit ecologische overwegingen, en omdat er iets moet gebeuren om klimaatdoelen te halen, doven steeds meer gemeenten de openbare verlichting tussen middernacht en zes uur ’s morgens. Zo wonnen we alvast een deel van de nacht terug.
Maar een ander fenomeen baart de onderzoekers meer zorgen. Ze noemen het de ‘verledding’ van het lampenpark. Het is een klimaatmaatregel die, slecht uitgevoerd, desastreus is voor de biodiversiteit.
‘Ledlampen zijn energiezuinig. Dat is prima. Maar de lichtkleur is vaak koud en wit en bevindt zich in het blauwe kleurenspectrum. Dat is het meest verstorende voor het leven van nachtdieren en de slaap van dagactieve soorten’, legt Vanderheiden uit.
‘Ledlampen zijn energiezuinig. Dat is prima. Maar de lichtkleur is vaak koud en wit.’
‘Een tijd lang hebben we leds afgeraden, in de hoop dat men voor minder licht zou kiezen. Maar dat had niet zo veel zin. Nu proberen we besturen te overtuigen om slimme leds te installeren waarvan je de kleur kan bijstellen, en met bewegingssensoren. Die zijn iets duurder maar op termijn bespaar je meer. Omdat ze enkel aanspringen als er iemand voorbijkomt.’
De grote drempel voor minder licht is onze rotsvaste overtuiging dat een verlichte nacht meer veiligheid biedt. Het is een buikgevoel, vertelt Vanderheiden. Hij zocht naar studies die het bevestigden, maar vond er amper. Integendeel. Op donkere wegen zouden autobestuurders net trager rijden en voorzichtiger zijn.
‘Licht geeft ons soms een vals gevoel van veiligheid. In West-Vlaanderen dooft een aantal gemeenten de lichten. We hebben aan de politie gevraagd of ze een verschil vaststelden, of er meer of minder inbraken en ongevallen zijn. Het maakte geen verschil, vertelden ze.’
Eens een lantaarnpaal er staat is hij moeilijk weer weg te krijgen, weet Vanderheiden ook. ‘Nog steeds komt er verlichting bij. Nu legt men overal fietssnelwegen aan. Dat is prima. Maar men gaat er al automatisch van uit dat die verlicht moeten zijn. Terwijl een fietspad veilig is als het breed genoeg is en goed is aangelegd. We verlichten onszelf en onze voertuigen. Waarom ook nog eens de straat, de stoep en de fietspaden bijlichten?’
We wandelen terug langs de Schelde. Het regent steeds dikkere druppels. ‘Een slechte nacht voor sterren, een goede nacht voor lichtvervuiling’, grijnst Vanderheiden.
Dark Sky Park
En dan vertelt hij over de droom die hij koestert, om ook in Vlaanderen een Dark Sky Park op te richten. Het is een officieel erkend netwerk van plekken op aarde waar het wel nog donker wordt. Het Eifelgebergte in Duitsland, net over de Belgische grens, is gecertificeerd gebied van de duisternis, net zoals De Boschplaat en Lauwersmeer in Nederland.
‘Ik zou het zonde vinden de nacht op te sluiten in natuurgebieden.’
‘Ik zie het als een plek waar we de nacht kunnen ervaren. Niet in een natuurgebied, maar in de buurt van een stad. Ik zou het zonde vinden de nacht op te sluiten in natuurgebieden. We weten niet wat we missen als we de duisternis niet meer ervaren.’
Vanderheiden heeft het over de Melkweg, maar ook over vallende sterren die elke nacht strepen van licht door de hemel trekken. ‘We hebben het over het vuurwerk dat we zullen missen met Oudjaar’, zegt hij. ‘Maar waarom doven we niet gewoon de lichten en kijken we omhoog, naar het vuurwerk dat iedere nacht boven onze hoofden losbarst?’
Het lijkt alsof we in het stilstaand beeld van een zonsondergang lopen.