Dood jonge mijnwerkers zorgt voor sociale onrust
Oosten Marokko in opstand tegen dodelijke steenkoolmijnen
Willemijn de Koning
11 januari 2018
In de Marokkaanse stad Jerada protesteren dagelijks tienduizenden mensen om vooral economische verbetering te eisen. Aanleiding voor de demonstraties waren twee dodelijke ongelukken in een van de gesloten mijnen, waar nog zo’n 3.000 mensen illegaal werken bij gebrek aan andere inkomsten.
Bovenop een grote onvrede over de hoge prijzen voor water en elektriciteit, was de dood van twee broers in een gesloten mijn de druppel die de emmer deed overlopen voor de bevolking.
© Reuters
Na het noorden van Marokko, is het nu ook hommeles in het oosten van het land. In de stad Jerada protesteren dagelijks tienduizenden mensen om vooral economische verbetering te eisen. Aanleiding voor de demonstraties waren twee dodelijke ongelukken in een van de gesloten mijnen, waar nog zo’n 3.000 mensen illegaal werken bij gebrek aan andere inkomsten.
‘Ik eet alleen brood en drink thee elke dag, meer heb ik niet. We hebben werk nodig voor de jongeren zodat we iets anders kunnen eten en drinken’, zegt een vrouw in Jerada. Ze is een van de eerste van de ongeveer vier à vijfduizend bewoners die vandaag bijeen komen om te demonstreren. Ze heeft een Marokkaanse vlag om zich gedrapeerd. ‘Leve de koning!’, roept ze. ‘We zijn niet tegen de koning, maar tegen de corrupte mensen hier!’
Al bijna drie weken protesteert de stad voor een beter economisch alternatief dan alleen de mijnen waarin ze illegaal kunnen werken. Tot het einde van de jaren negentig bezorgden deze mijnen zo’n 9.000 bewoners werk, maar de regering sloot ze uiteindelijk allemaal in 2001 omdat ze niet meer rendabel zouden zijn.
De broers Houcine en Jadouane stierven in een mijn nadat ze een waterput raakten in hun zoektocht naar steenkool.
Andere mogelijkheden voor werk waren er niet, dus waren de bewoners noodgedwongen om illegaal door te werken zonder toezicht en verzekering. Dit zorgde in het verleden al voor dodelijke ongelukken en drie weken geleden opnieuw. De broers Houcine en Jadouane stierven in een mijn nadat ze een waterput raakten in hun zoektocht naar steenkool. Het duurde anderhalve dag voordat de hulpdiensten de lichamen van de broers bovengronds hadden gehaald.
Bovenop een grote onvrede over de hoge prijzen voor water en elektriciteit, was dit de druppel die de emmer deed overlopen voor de bevolking. Met tienduizenden gingen ze de straat op om verlaging van de water- en elektriciteitsprijzen en economische verbetering te eisen. Ook willen ze verbetering van de gezondheidszorg. Veel mensen in de stad hebben silicose, een longziekte die veroorzaakt wordt door het inademen van silica, wat in de mijnen zit.
Overheid belooft beterschap
Op de protesten na, is de stad doodstil. ‘Niemand werkt meer in de mijnen na het ongeluk’, vertelt Driss, een mijnwerker. Volgens de bewoners werken er nog zo’n 3.000 mensen illegaal in de mijnen. ‘Het is gevaarlijk werk. Als je erin gaat, is er geen garantie dat je eruit komt. Je daalt 100 meter af naar beneden zonder zuurstof, elektriciteit en verzekering. Je zit alleen vast aan een touw die twee mannen boven je vasthouden. Dan kom je in gangetjes van 40 tot 80 centimeter smal. Zo moet je op je rug het steenkool boven je proberen uit te hakken.’
Hij verdient daar zo’n zes à zeven euro per dag mee. ‘Weinig, maar er is geen ander werk. Dat hebben we al vaker aangekaart bij de overheid en die beloofde van alles, maar er is niets verbeterd.’ De stad kreeg wel een centrum voor longziektes. ‘Maar er is niet genoeg apparatuur en personeel om je te helpen daar’, aldus Driss.
Ook hij is vanmiddag zoals elke dag aanwezig bij de protesten voor het gemeentehuis van de stad. De mensen willen vooral de lokale autoriteiten aanspreken. ‘De verantwoordelijkheid ligt bij de politieke partijen, vakbonden, burgers en mensen die de kool kopen’, aldus een jonge demonstrant. Volgens sommige jongeren wordt de steenkool door lokale politici gekocht en enkele buitenlandse ondernemers klagen dat ze worden tegengewerkt.
‘We willen geen loze beloftes. We willen resultaten zien.’
De lokale autoriteiten hebben de weduwen van de twee omgekomen mijnwerkers hun condoleances en geld aangeboden en beloofden beterschap voor de stad. Toch blijven de mensen uit Jerada elke middag in grote getale demonstreren. ‘We willen geen loze beloftes’, aldus een andere jongere ter plekke. ‘We willen resultaten zien.’
Hierop kwam de minister van energie en de mijnen naar de stad in het oosten. Hij sprak daar met de lokale autoriteiten, het energiebedrijf, vakbonden en de bewoners om de eisen van de demonstranten tegemoet te komen. ‘De eisen van de demonstranten zijn geheel legaal en we zullen ze niet negeren’, zei hij. ‘We waren al bezig met diverse projecten in de regio en we gaan kijken wat we nog meer kunnen doen.’ In de omgeving zijn er inderdaad werkzaamheden aan de weg te zien net als wat borden die een project voor duurzame energie of een sportpark aankondigen.
Overeenkomsten met Al Hoceimi
De protesten vertonen veel overeenkomsten met de protesten die de Rif, een gebied in Noord-Marokko, hebben gekend en nog kennen. Na het overlijden van een visverkoper in een vuilniswagen in Al Hoceima, de “hoofdstad” van de Rif, gingen daar ook tienduizenden mensen de straat op. Ze eisten ook betere economische omstandigheden en daarnaast ook educatie, gezondheidszorg en minder corruptie.
De demonstranten gebruikten dezelfde slogans als ze nu in Jerada gebruiken. De Riffijnse demonstranten hebben op hun mediakanalen, die sinds de protesten behoorlijk veel volgers hebben, veel aandacht gegeven aan de situatie Jerada. Dat is dé reden waarom de manifestaties in Jerada, in tegenstelling tot eerdere protesten, veel media aandacht krijgen.
Toch willen de bewoners in het oosten niet met Al Hoceima vergeleken worden. ‘Wij zijn niet tegen de koning en niet tegen het systeem. Wij protesteren vredig’, wordt er gezegd door een aantal manifestanten. Dit werd op exact dezelfde manier geformuleerd door de protestanten in Al Hoceima, maar de Marokkaanse overheid deed het land anders geloven waardoor de Riffijnen een reputatie hebben gekregen tegen de koning en het systeem te zijn.
De reactie van de overheid is hetzelfde als in het begin op de protesten in de Rif.
Ook de overheid wil de vergelijking niet maken, maar heeft hier geen goed argument voor. De reactie van de overheid is hetzelfde als in het begin op de protesten in de Rif. De protesten worden toegelaten, vredig genoemd en de premier stuurt een delegatie onder leiding van een minister ter plekke om de eisen te bespreken en de protesten te kalmeren.
‘We zullen onderzoeken welke mijnen zo gevaarlijk zijn dat ze moeten sluiten en waar mensen wellicht nog in waardigheid kunnen werken’, vervolgt minister Rabbah. ‘Ook onderzoeken we mogelijkheden in de landbouw, handel en toerisme. Sommigen dingen kunnen we snel regelen, zoals de elektriciteitsrekeningen aanpassen en jongeren aannemen in de volgende energiecentrale – die wordt verwacht in januari. Nieuwe projecten, zoals een zonnepanelenpark, kosten tijd.’
Veel vertrouwen hebben de mensen niet in zijn woorden. Na de vele beloftes die niet nagekomen zijn, zijn de bewoners wantrouwig – net als in de Rif. Om dit keer zeker te weten dat ze krijgen wat ze nodig hebben, blijven de bewoners van Jerada protesteren. Naast het bijeenkomen en het schreeuwen van bepaalde leuzen, laten ze hun stem nu ook horen door op een bepaald uur hun lichten uit te doen, zich aan bepaalde kledingvoorschriften te houden of kaarslichten aan te steken. Zolang de mensen geen werk hebben, hebben ze genoeg tijd om dit vol te houden.