Palestijnen in Israël, een weeffout in de Joodse staat

Reportage

Palestijnen in Israël, een weeffout in de Joodse staat

Palestijnen in Israël, een weeffout in de Joodse staat
Palestijnen in Israël, een weeffout in de Joodse staat

Eén op de vijf inwoners van Israël is Arabisch, of Palestijns. Ze mogen dan wel meer vrijheid en privileges hebben dan de Palestijnen in de Bezette Gebieden, hun Israëlische regering schijnt hen eerder als een vergissing uit het verleden te zien dan als volwaardige burgers. Tine Danckaers trok naar Israël, op zoek naar de verdomde Palestijnen.

Maandagavond 1 mei. Na een dag van nationale rouw voor Israëlische oorlogs- en terreurslachtoffers stroomt de Jaffastraat in Jeruzalem vol met enthousiast volk, jong en oud. In een mum van tijd kleurt de straat blauw-wit: vlaggen, hoeden, opblaashamers, t-shirts. Met dans, muziek en in het rond vliegend scheerschuim voor de drank- en eetkraampjes geven de feestvierders meteen na zonsondergang het startsein voor Onafhankelijkheidsdag.

Dit is de tweede keer dat ik de straatvieringen op deze nationale feestdag meemaak. Voor iemand uit een land als België, waar je de nationale vlag veeleer een relikwie uit een onzeker verleden zou kunnen noemen, is zoveel nationalisme een fascinerend maar vooral ook bevreemdend schouwspel. Als dit de maatstaf is voor het Israëlische nationalisme, zit het daarmee wel goed. Ook marktonderzoek wijst daarop: 89 procent van de Israëlische burgers is trots Israëli te zijn.

De Israëlische onafhankelijkheidsverklaring sprak van vol en gelijk burgerschap voor de Arabische inwoners van Israël.

Dit jaar krijgt de 69ste Israëlische Onafhankelijkheidsdag bovendien extra nadruk door een andere verjaardag: 120 jaar zionisme. In de luchthaven van Ben Goerion ontsnap je er niet aan. ‘Zionisme is een oneindig ideaal.’ Met deze woorden van Theodor Herzl op muurgrote affiches wordt aan het eerste zionistische congres in het Zwitserse Bazel herinnerd. In de brochure die ik meegraai, wordt het zionisme voorgesteld als de basis voor ‘de Joodse democratische modelstaat Israël’.

Onder het kopje ‘Minderheden’ staat te lezen dat, volgens Herzls utopische benadering, de Arabische bewoners totale politieke rechten moesten krijgen. Hij sprak zich ervoor uit dat ze volledig werden geïntegreerd in de Israëlische samenleving. De Israëlische onafhankelijkheidsverklaring riep de Arabische inwoners van de Israëlische staat ertoe op deel te nemen aan het land, op basis van vol en gelijk burgerschap en vertegenwoordiging in alle instituten. En het Arabisch werd erkend als de andere officiële taal van het land.

© Tine Danckaers

Soldaten in Jaffastraat, Jeruzalem, maken zich klaar voor de nationale onafhankelijkheidsdag

© Tine Danckaers​

Discriminatie bestaat

Een probleem met het genoemde marktonderzoek is wel dat de enquêteurs uitsluitend bij Joodse burgers aanklopten. Ze liepen met andere woorden de deuren van de Arabische burgers van Israël voorbij, nochtans 21 procent van de bevolking.

Sommige burgers zijn toch gelijker dan andere.

Gelijke kansen lijken in Israël beter te werken in brochures dan in werkelijkheid. Begin mei 2017 keurde een Israëlisch ministercomité een controversiële voorlopige wet goed om het Arabisch als officiële taal af te schaffen. Die wet is bedoeld om Israëls toekomst als ‘nationaal thuis van de Joodse mensen’ veilig te stellen, schrijft de Israëlische liberale krant Haaretz. De wet maakt ook duidelijk dat de Palestijnen met Israëlisch staatsburgerschap, één op de vijf burgers dus, hun taal en cultuur maar beter in de kast stoppen.

© Tine Danckaers

De Arabische wijk in Oost-Jeruzalem. In het onderwijs leren Arabische Israëli’s dat ze het Joodse karakter van hun land moeten leren aanvaarden.

© Tine Danckaers​

Ook uit andere wetten spreekt dat Israël de Palestijnen duldt, maar dat ze zich niet al te Palestijns moeten gedragen. Zo is er de Nakba-wet, gericht tegen kritiek op het Joodse ontstaansverhaal van Israël. Er is de immuniteitswet, die de politieke immuniteit van specifiek de Arabische parlementsleden bedreigt.

In het gesegregeerde onderwijs krijgen Palestijnse scholen minder subsidies dan Joodse scholen, en plek om te bouwen, krijgen Palestijnen nauwelijks. Discriminatie troef dus, zeggen de Palestijnen.

Uit een onderzoek van het Pew Research Center (2016) blijkt dat 79 procent van de Arabische burgers zegt dat er in Israël veel discriminatie tegen moslims is, terwijl 74 procent van de Joodse burgers het tegendeel beweert.

Ken je geschiedenis

© Tine Danckaers

Op de Israëlische onafhankelijkheidsdag herdenken de Palestijnen de Nakba of catastrofe van 1948

© Tine Danckaers​

In de havenstad Haifa, een van de gemengde steden, richt Baladna zich op het versterken van het democratische bewustzijn bij Palestijnen. Deze Palestijns-Israëlische jongerenorganisatie wil de Palestijnse identiteit aanscherpen. Want jongeren groeien op als Arabische burgers, islamitisch of christelijk, in een staat die gericht is op het Joods-zijn, waar de Palestijnse geschiedenis uit het collectieve geheugen is geknipt.

Vooral het omgaan, of eigenlijk het niet omgaan, met de geschiedenis van 1948 vormt een uitdaging in Israël. Terwijl de Joodse inwoners 1948 vieren als het stichtingsjaar van hun huidige staat, rouwen de Palestijnen om de Nakba, ‘de catastrofe’ of de uitdrijving van hun grootouders. Het was ook het moment waarop de Palestijnse beschaving voor een stuk werd weggeveegd. ‘De Palestijnse bevolking was een onderschat probleem binnen het zionisme’, zegt Nadim Nasjif van Baladna. ‘We zijn een “fout” in het zionistische verhaal: we hadden er niet moeten zijn. En dus was het voor de Israëlische regering zaak om die vergissing aan te pakken, via controle, eerst door achttien jaar militair bewind tegenover de Palestijnen in Israël, daarna via onderwijs en beeldvorming.’

‘We leren onze eigen geschiedenis niet, maar een geschiedenis waarin we alleen voorkomen als toevallige bewoners van dit Joodse thuisland.’

‘In het onderwijs leren we dat we het Joodse karakter van de staat moeten aanvaarden, dat we “Arabische Israëli’s” zijn. Van Palestijnen wordt niet gesproken. Die nieuwe identiteit is bedoeld om ons los te koppelen van onze Palestijnse identiteit. We leren onze eigen geschiedenis niet, maar een geschiedenis waarin we enkel voorkomen als toevallige bewoners van dit Joodse thuisland, een verhaal van kolonisatie die tot vandaag blijft plaatsvinden.’

‘In schoolboeken leren kinderen en jongeren niet over Palestijnen, tenzij het over terrorisme gaat. Er wordt systematisch neerbuigend gepraat over Arabieren: onderontwikkelde boeren, armen en terroristen’, zegt ook hoogleraar en linguïste Noerit Peled, die onderzoek deed naar beeldvorming over Palestijnen. ‘Ik onderzocht zoveel boeken en ik vond nergens een afbeelding of een verwijzing naar een normale, opgeleide Palestijn. Nergens. Dat is racistisch en problematisch in hoe wij de Palestijnse burgers van Israël zien.’

En ook Palestijnen leren dat dus zo, want hoewel ze naar Palestijnse scholen gaan, is het curriculum het product van de Joodse staat. Dat curriculum geldt in de vier types van het Israëlisch onderwijs: staatsreligieus, staatsseculier, charedi (of Joods-orthodox) en Arabisch. ‘Leerkrachten worden echt gescreend door de staat. Wie lesgeeft in een Arabische school, waar Hebreeuws overigens verplicht is, moet binnen de lijnen kleuren’, zegt Nasjif. ‘Doe je dat niet, dan mag je er zeker van zijn dat je even later oog in oog zit met de Staatsveiligheid. Gevolg: ook al zouden we willen, op onze scholen vind je de Palestijnse geschiedenis niet terug.’

Jongeren zoeken hun identiteit dus buiten de muren van de school. ‘Maar ook dat is niet zo eenvoudig. Het is een complex gegeven: terwijl je opgroeit, leer en spreek je Hebreeuws. Later betaal je belastingen in een Israëlisch systeem, dat je minder kansen biedt, je beschouwt als tweederangsburger, in een samenleving waarin je elkaar niet opzoekt.’

Co-existentie, waar dan?

‘Het progressieve Haifa, de derde grootste stad van Israël, is bekend om de vreedzame co-existentie van de hier wonende Joden en Arabieren, die een kwart van de bevolking uitmaken.’ Dat lees ik in mijn Nederlandse reisgids (2015). Ik leg het citaat meermaals voor aan Palestijnen die ik in Haifa ontmoet. Het leidt minstens tot opgetrokken wenkbrauwen. ‘Haifa is inderdaad meer vrijgevochten en relaxter dan andere gemengde steden’, klinkt het. ‘De tegenstellingen zijn hier minder scherp, maar we leven naast en niet met elkaar.’ Volgens onderzoek van het Pew onderzoekscentrum is 1 procent van de Palestijnse Israëlische burgers en 2 procent van de Israëlische Joden getrouwd met een partner van een andere religie. Dat is in Haifa niet anders, verzekeren mensen me.

Dat zegt ook Myssana Morany, advocate bij het mensenrechtencentrum Adalah. ‘Er zijn gemengde steden zoals Haifa en Jaffa of Acre. Maar ook hier is er segregatie, leven mensen in hun eigen wijken.’ En natuurlijk zijn er gemengde Hand-in-handscholen, die streven naar wederzijdse integratie. Er zijn eveneens culturele initiatieven waar Joodse en Palestijnse Israëli’s creativiteit en producties delen, zoals de rappers van System Ali of het Jaffa Theater, waar Palestijnen en Joden samen op de planken staan. Maar talrijk zijn zulke initiatieven niet.

‘Als je onder co-existentie verstaat dat Israëli’s bij de Palestijnen in Wadi Nisnas hummus en falafal gaan eten, dan kan je “ja” aanvinken’, zegt Bilal Dirbas, oprichter van Bilaaks, een organisatie die alternatieve rondleidingen in Israël, Palestijnse Gebieden en de Golanhoogte aanbiedt. Tijdens zijn rondleiding in Haifa verwijst Dirbas naar het jaarlijkse cultuurfestival dat in de Palestijnse wijk Wadi Nisnas wordt gehouden. Het is een jaarlijkse schertsvertoning, klinkt het. ‘Hoe geloofwaardig is dit als je weet dat het stadsbestuur er alles aan doet om de Palestijnse geschiedenis uit te wissen?’

In 1948 werd een groot deel van de 70.000 Palestijnen uit het Arabische Haifa ontheemd nadat Joodse troepen de stad “schoonmaakten”. De overblijvende Palestijnen werden door Joodse milities gedwongen om naar elders te verhuizen.

Dirbas leidt me langs Palestijnse huizen die de staat opvorderde onder de zogenaamde Afwezigenwet, langs prachtige oude islamitische grafzerken geprangd tussen nieuwe wegen en wijken in opbouw, langs kerken en moskeeën die gesloten werden, maar behouden als “heilige plaatsen”. Veel spiritualiteit straalt van die religieuze gebouwen echter niet af. Dit zijn fossielen uit een niet gewenst Israëlisch verleden in een nieuwe hightechomgeving ingepalmd door regeringsgebouwen. En er komt nog meer, Haifa moet het Barcelona van Israël worden. Tegen 2025 wil de stad de hipste plek van Israël zijn en tienduizenden nieuwe – Joodse – inwoners aantrekken. Dat zal gebeuren door een nieuwe verbinding aan te leggen tussen de zee en het stadscentrum, lees: door Beneden-Haifa, de Palestijnse wijken.

Het Arabische Haifa werd na 1948 langzaam vernietigd, zoveel maakt de rondleiding en ook onderzoek van de Israëlische historicus Ilan Pappé duidelijk. Dirbas wijst me nadrukkelijk op het belang van 1948, toen een groot deel van de 70.000 Palestijnen ontheemd werd nadat Joodse troepen de stad “schoonmaakten”. De overblijvende 30.000 Palestijnen, ook de Palestijnse elite die op de Karmelberg woonde, werden door Joodse milities gedwongen om naar Wadi Nisnas of elders naar de benedenstad te verhuizen.

Vandaag dreigt wat nog rest van het Palestijnse karakter van een andere bekende Palestijnse wijk, Wadi al-Salib, met de grond gelijk gemaakt te worden. Al jaar en dag liggen hier plannen klaar om er een Joodse kunstenaarswijk van te maken.

‘Onze lucht is Palestijns’

In een oud kraakpand in een achterafsteegje ligt wellicht een van de bekendste hipsterplekken van Haifa, Kabareet. In deze Palestijnse cultuurclub is het motto: wat we zelf doen, doen we onafhankelijker. Kabareet werd nog geen twee jaar geleden opgericht door jonge Haifanen, en is een nieuw kloppend hart voor al wie Palestijns, cultureel en progressief is. Maar het wordt evengoed door Joodse culturo’s bezocht. Iedereen is welkom, maar de boodschap is wel: de producties zijn Palestijns.

‘Jongeren hebben recht op een verleden, maar ook op een toekomst waarin ze hun eigen identiteit en niet die van vorige generaties kunnen ontplooien.’

‘We consumeerden Israël van jongs af. Ik had er nooit zo bij stilgestaan dat ik meende dat zelfs de lucht die ik inademde Israëlisch was, terwijl ze evengoed Palestijns kon zijn. Die passieve consumptie waren we beu, we willen actieve producenten van Palestijnse cultuur zijn’, zegt medestichter Ayed Fadel. ‘Zeven jaar geleden kwamen we, nadat ieder van ons naar het buitenland uitgevlogen was voor studies, met een aantal vrienden opnieuw samen in Haifa. Het eerste wat ik dacht, na mijn verblijf in New York, was: wat Palestijns is, is saai. We waren letterlijk blijven steken in de jaren negentig. Daar moest verandering in komen. We begonnen raves te organiseren, boekten muziek- en dansoptredens, deden tentoonstellingen, en sinds anderhalf jaar hebben we een vaste stek met een hippe bar.’

Fadel noemt Kabareet een plek van vertrouwen voor jonge Palestijnen, die niet alleen het gevestigde institutionele eenheidsdenken in Israël uitdagen, maar ook hun eigen conservatieve samenleving. ‘Jongeren hebben recht op een verleden, maar ook op een toekomst waarin ze hun eigen identiteit en niet die van vorige generaties kunnen ontplooien’, aldus Fadel.

Nazareth: verdringend toerisme

Nog zo’n nieuwe plek waar Palestijnse productie en weerbaarheid samengaan is Liwan, een cultuurcentrum annex gastenverblijf in het mooie oude stadsgedeelte van Nazareth, zo’n 22 kilometer ten oosten van Haifa. Nazareth geldt als de Arabische hoofdstad van Israël, met meer dan 75.000 Palestijnen, zowel moslims als christenen. Maar ook in Nazareth moet de Palestijnse cultuur wijken, hier voor het op bedevaarders gerichte toerisme. Einde jaren negentig werd Nazareth, in de aanloop naar het millenniumjaar 2000 waarin de kerk haar tweeduizendste verjaardag vierde, een prioriteit voor het Israëlische toerisme. Er kwam pauselijk bezoek, en dus investeerde Israël in renovatie van de oude stad.

‘Maar daarvoor werd het handelscentrum in de oude stad wel vier jaar lang gesloten’, zegt Sally Cook, een van de drie beheerders van Liwan. ‘Heel wat Palestijnse hotels hier gingen daardoor over de kop. Gevolg is dat we door die investeringen hier, in de oude stad, ook gentrificatie zien. Toerisme is altijd een grote bron van inkomsten geweest voor Nazareth, maar het werd steeds duidelijker dat die inkomsten nagenoeg niet naar de lokale handelaars gingen. Dat willen we veranderen. We willen mensen hierheen halen, en ze ook meer bieden dan snelle toeristische consumptie.’ Liwan mikt op ontmoetingen: tussen toeristen en lokale Palestijnen, via boekpresentaties, tentoonstellingen, en gericht op producten die op en top Palestijns zijn, al dan niet uit de Bezette Gebieden. Het geheugen voeden en versterken, noemt Sally het.

Het is ook een van de uitgangspunten van haar echtgenoot, de Britse journalist en auteur Jonathan Cook, als hij alternatieve rondleidingen geeft in en rond Nazareth. Cook neemt zijn groepen, als het even kan, vaak mee naar de restanten van het Palestijnse dorp Safoeriya, vlak naast Nazareth. De bewoners werden er in 1948 weggejaagd, vluchtten naar Nazareth en vestigden zich daar vooral in de wijk Safafri. Ze zijn wat Israël noemt “hedendaagse afwezigen”. Cook, op zijn beurt, noemt het ‘een fantastische Orwelliaanse term waarmee Israël Palestijnse vluchtelingen omschrijft die na 1948 nog steeds in Israël wonen maar niet op hun eigen land’.

Wat rest van Safoeriya is bos, afgesloten door een strakke en hoge draadomheining. Hier kom je niet doorheen, wie de hekken over wil, mag bij de wet doodgeschoten worden. ‘Zie je die pijnbomen?’ vraagt Cook. ‘Pijnbomen zijn niet alleen een Europese boom, ze groeien vooral heel snel. De aanplanting is een bewuste tactiek om het verleden, de vernieling van het dorp, uit te gummen.’

Plannen zonder toekomstvisie

Het overvolle, volgebouwde Nazareth kan zelf allang niet meer uitbreiden. Dat is anders voor buurstad Nazareth Ilit of Boven-Nazareth, een Joodse stad die in 1957 werd gesticht. Ze werd een belangrijk economisch centrum van Galilea, of Noord-Israël, en diende volgens Israëlische planologen om een begin te maken met de verjoodsing van Galilea. In de jaren negentig behoorde de stad tot de snelst groeiende steden van Israël, onder meer door sterke immigratie uit Rusland.

© Tine Danckaers

Wehbe Badame uit Nazareth: ‘Nederzettingen worden ook hier, in Israël zelf, gebouwd.

© Tine Danckaers​

Nazareth Ilit werd gebouwd op land van Palestijnen, in beslag genomen voor “publieke doeleinden”, en ondergebracht bij de Israëlische Landadministratie (ILA), die 93 procent van de Israëlische grond in handen heeft. Het principe was en is nog steeds: staatsgrond van de ILA kan niet verkocht, enkel gepacht worden. Maar door nieuwe amendementen werd het in 2009 mogelijk dat de ILA toch grond verkocht, aan uitsluitend Joodse ontwikkelaars. Regelrechte privatisering van gestolen vluchtelingengrond noemt Myssana Morany van Adalah dit. Het is een praktijk die in heel Israël plaatsvindt.

Geen enkele Palestijn met Israëlisch staatsburgerschap die ik ontmoet, gelooft nog in de tweestatenoplossing.

Wehbe Badarne van de Arabische arbeidersvakbond in Nazareth neemt me mee voor een “tour light” rond Nazareth Ilit. Hij wijst hoe Palestijnse dorpen ingesloten worden door nieuwe infrastructuur. Nieuwe wegen bijvoorbeeld lijnen de grenzen van de Palestijnse dorpen strak af, en blokkeren daarmee hun uitbreiding. ‘Een van de grootste problemen waar we mee kampen is tekort aan grond om nieuwe huizen te bouwen’, zegt Badarne. ‘Het is oud nieuws: Israël geeft geen vergunningen aan Palestijnen, Palestijnen worden meer dan twintig jaar wachten moe, en bouwen zonder vergunning. En zo hangt een constante dreiging van afbraak boven de hoofden van veel mensen.’

© Tine Danckaers

Palestijnse dorpen rond Nazareth worden ingesloten door nieuwe infrastructuurwerken

© Tine Danckaers​

Voor Badarneh staat de judaïsering van de Palestijnse ruimte in Israël, onder meer rond Nazareth, gelijk aan hedendaagse kolonisering. ‘Kolonisering blijft heus niet beperkt tot de Groene Lijn van 1967. Nederzettingen worden ook in Israël zelf gebouwd, alleen erkent de internationale gemeenschap deze Joodse inplantingen op Palestijnse grond niet als nederzettingen omdat het binnen de grenzen van Israël gebeurt. Maar stel je voor dat je buur, een Nederlander, jouw land zou afnemen, de olijfbomen zou omhakken en er grote groepen Nederlandse immigranten zou installeren. Hoe zou jij dat noemen?’

Waar het naartoe moet met de gedeelde toekomst weet hij niet. Dat weet niemand, zelfs Israël lijkt het niet te weten. Maar geen enkele Palestijn met Israëlisch staatsburgerschap die ik ontmoet, gelooft nog in twee staten. ‘Hoe zou ik dat nog kunnen? De tweestatenoplossing is ironisch voor elke Palestijn die op de Westelijke Jordaanoever woont en platgelopen wordt’, zegt Ayed Fadel me op een avond in Haifa. ‘En ook hier, in Haifa? Ze zouden ons eruitschoppen.’ Fadel gelooft zoals anderen in één staat waar strikte scheiding tussen staat en religie/etnie nodig is, waar identiteit gevormd wordt door “mondiaal denken” te omhelzen. Hoe en waar de weg daarheen moet worden aangelegd, is ook zo’n vraag waar niemand een antwoord op heeft. Maar dat het kan, gelooft iedereen: ‘Het is ook in Zuid-Afrika mogelijk gebleken.’

__Dit artikel werd geschreven voor het zomernummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!