Roma gedwongen om continu rond te trekken
Uw zigeunerwielen van mijn gazon
Tine Danckaers
01 april 2014
Door het tekort aan woonwagenterreinen en een steeds strengere regelgeving binnen stedenbouw en ruimtelijke ordening in Vlaanderen, vinden woonwagenbewoners – vooral Rom – geen vaste stek meer. Ze zijn gedwongen om continu rond te trekken.
‘Lieve Cindy,
ik vind het heel jammer dat je niet meer in onze klas bent.
Dus hoop ik dat jouw opa een plekje dicht bij onze school vindt
want dan kan je terugkomen.
Noor’
Cindy’s ogen stralen als ze samen met de coördinator van Freinetschool Triangel in Booischot het boekje doorneemt dat haar klasgenootjes voor haar maakten.
Cindy is negen, Rom en woonwagenbewoner. Dat laatste betekent dat ze volgens het Vlaamse integratiedecreet als volgt wordt omschreven: ‘Iemand die legaal in België verblijft en woont in een woonwagen of waarvan de ouders in een woonwagen woonden.’ Alleen blijkt dat ‘legaal wonen’ steeds moeilijker te worden. Woonwagenbewoners stuiten steeds meer op onbegrip voor hun leefwijze, “niet aangepast aan het Vlaanderen van vandaag”.
Samen met haar familie woont Cindy in een stacaravan op de Klutsbeemd, een lapje grond in het landelijke Booischot. Dit jaar liep ze voor het eerst school, waar ze op korte tijd Nederlands leerde en grote sprongen vooruit maakte. Op 20 maart echter liet haar opa, die haar opvoedt sinds ze nog een ukje was, weten dat ze niet meer naar school zal gaan. Zijn familie kreeg het bevel om het privéterrein waar ze wonen te ontruimen. Reden: er is geen vergunning om woonwagens te plaatsen.
De Rom in Booischot moeten hun terrein verlaten.
© Tine Danckaers
Verzoek tot afbraak
Drie jaar geleden kocht Cindy’s opa Roland Modest het terrein op de Klutsbeemd om er zich met zijn twee zonen te vestigen. De zes percelen van het terrein waren intussen meer dan dertig jaar in gebruik als “weekendgrond”. Wat Modest naar eigen zeggen niet wist, was dat de vorige eigenaars in 1980 en 2003 al processen-verbaal hadden gekregen omdat ze geen vergunning hadden.
‘We kochten het omdat we dachten dat we hier met de ganse familie rustig zouden zitten’, zegt Modest. Rondtrekken was niet meer aan hem besteed, voegt hij eraan toe. ‘Voor mijn vrouw is dat heel moeilijk omdat ze zwaar lijdt aan reuma en artritis.’
Modest begrijpt het niet. ‘Plots, nu wij hier komen, moet dit lapje grond hersteld worden als waardevol agrarisch gebied. We moeten alles afbreken, ook wat hier al stond en lag toen we het kochten: van stacaravans tot dikke betonnen vloeren. Zo’n afbraak kost ons een bom geld, en dat hebben we zomaar niet. En die stacaravans krijgen we ook niet zo gauw verkocht.’
De hort op
Een alternatieve plek waar Roland Modest en zonen zich voorlopig als woonwagenbewoners met de ganse familie langdurig kunnen vestigen, hebben ze nog niet gevonden. En dus moeten ze de hort op.
Door een rampzalig tekort aan vergunde terreinen waar ze langere tijd mogen verblijven, kunnen ze nu enkel terecht op doortrekkersterreinen. Daar mogen ze echter maar veertien dagen blijven, een weinig duurzaam alternatief dus.
In Vlaanderen verblijven naar schatting 450 gezinnen op ongeveer vijftig private terreinen.
De Modesten zijn niet alleen. Nu al trekken woonwagenbewoners die elders in Vlaanderen hun onvergunde privé-grond moesten verlaten van het ene doortrekkersterrein naar het andere.
In het geval van de familie Modest in Booischot is dat een streep door de onderwijskansen van de Cindy en de andere kinderen. Bovendien is een van de andere kleinkinderen, een negenjarig meisje, net geopereerd aan een zware hersentumor, en moet ze nog geruime tijd een zware medische therapie ondergaan.
Gedoogbeleid voorbij
In Vlaanderen verblijven naar schatting 450 gezinnen op ongeveer vijftig private terreinen, meestal in familiaal verband. Slechts drie van die terreinen beschikken over een stedenbouwkundige vergunning. Bij gebrek aan opties kopen mensen dus perceelgronden die niet onder de juiste bestemmingscategorie – wonen – vallen.
‘De onvergunde privé-terreinen met woonwagens, die jarenlang zijn gedoogd, werden de voorbije twee jaar veel strenger gecontroleerd op bouwmisdrijven. Steeds vaker worden pv’s opgesteld voor privé-terreinen waar woonwagens staan, omdat de vergunningen ontbreken om woonwagens te plaatsen en het terrein in te richten.’ Dat zegt Dirk Beersmans, die voor het expertisecentrum Kruispunt Migratie-Integratie de ontwikkelingen en ondersteuning van het woonwagenwerk in Vlaanderen opvolgt.
Bij een bouwmisdrijf kregen al een aantal woonwagenbewoners een stakingsbevel tot gebruik van de grond. Dat gebeurde onder meer in Heist-op-den-Berg, Bornem, Erpe-Mere, Wommelgem en Beringen.
In Wetteren en Kampenhout werden terreinen ontruimd op politiebevel en in Asse-Zellik werden twee terreinen openbaar verkocht als gevolg van een dwangsom wegens niet tijdig ontruimen. Wie het stakingsbevel niet opvolgt, riskeert een administratieve boete van maar liefst 5000 euro. Geld dat veel mensen niet zomaar kunnen ophoesten.
Familiebanden
Woonwagenbewoners krijgen de keuze tussen een klassieke oplossing of géén oplossing.
Oplossingen op maat zijn, met respect voor specifieke woonvormen, zijn dringend nodig, vinden organisaties die werken met woonwagenbewoners. ‘Een deel van de woonwagenbewoners verdwijnt druppelsgewijs in de reguliere huisvesting’, zegt Dirk Beersmans. ‘Dus ja, er is wel een tendens dat woonwagenbewoners “vaster” gaan wonen. Maar een groep, zeker de Rom, blijft vasthouden aan een levenswijze die verbonden is aan het wonen in familiaal verband. Keuzes om anders te gaan wonen worden afgewogen tegen financiële gevolgen, het behoud van de onderlinge sociale ondersteuning, en de mogelijkheid tot flexibiliteit en mobiliteit.’
De familieband is met stip de belangrijkste pijler in het leven van de Rom. En dat is een drempel om aangepaste woongelegenheid te vinden. ‘Een aantal gezinnen zou een noodwoning kunnen betrekken maar dat betekent dat ze hun familie moeten verlaten, en dat is zelden een optie.’
Ook de familie Modest kreeg de mogelijkheid voorgeschoteld om zich in te schrijven voor sociale huisvesting. ‘We kregen het aanbod om één sociale woning te betrekken, bij wijze van transitie. Maar dat is te weinig. We weigeren uit elkaar te gaan’, zegt Roland Modest.
Ook voor zijn zoon – de vader van het zieke meisje – is het geen optie om van de familie te scheiden en met zijn zieke dochter voorlopig in een huis te gaan wonen. ‘Natuurlijk is ze doodziek maar juist nu hebben we de familie meer dan ooit nodig. We doen alles samen, we kunnen niet zonder elkaar. En daar valt niet aan te tornen’, klinkt het.
Patstelling
‘Klassieke huisvesting is dus zeker niet dé oplossing voor iedereen. Het legt beperkingen op aan de leefwijze en tradities van een groep mensen die decennia mobiliteit en samenwonen hebben aangegrepen als mechanisme tegen armoede, discriminatie en zelfs vervolgingen’, legt Beersmans uit.
‘Wonen in woonwagens druist echter in tegen de traditionele visie van ons stedenbouwkundig beleid. Je zit dus met een patstelling: mensen krijgen de keuze tussen een klassieke oplossing of geen oplossing. Creativiteit is nodig.’
© Tine Danckaers
Recht op onderwijs
Intussen zitten de kleinkinderen van Modest niet meer op de schoolbanken. De teller van het moeizame proces om hen in de schoolbanken te krijgen, staat daarmee weer op nul. Duurzame banden zijn immers moeilijker op te bouwen met rondtrekkenden.
Patrick Leunens, coördinator van de freinetschool Triangel waar Cindy school liep, geloofde nochtans in het project. ‘Het ergste is dat hier de kansen van een kind als Cindy worden ontnomen. Cindy ging graag naar school, deed het echt goed. We vinden dit heel hard om zien, en we staan machteloos.’
Voorlopig ontbreekt de tussenoplossing. Volgens het Europees sociaal recht moeten lidstaten nochtans rekening houden met de kwetsbaarheden en cultuur van minderheden zoals woonwagenbewoners.
De integriteit van het gezinsleven moet voorop staan, en het woonbeleid moet voldoende aanbod voorzien voor de specifieke woonvorm van woonwagenbewoners. Zo moeten overheden binnen de ruimtelijke ordening, maar ook bij stedenbouwkundige beslissingen, de nodige maatregelen nemen om dit recht op een specifieke levenswijze te vrijwaren.