‘Boko Haram brandde ons hele dorp plat’ en andere pakkende getuigenissen uit Niger

Reportage

Hadjara zag haar dorp platgebrand worden door Boko Haram

‘Boko Haram brandde ons hele dorp plat’ en andere pakkende getuigenissen uit Niger

‘Boko Haram brandde ons hele dorp plat’ en andere pakkende getuigenissen uit Niger
‘Boko Haram brandde ons hele dorp plat’ en andere pakkende getuigenissen uit Niger

Niger is een van de minst ontwikkelde landen ter wereld, aldus de Verenigde Naties. Ook wordt het land al enkele jaren geteisterd door terreurgroepering Boko Haram. Wat is er precies aan de hand in Niger? Hoe reageert de bevolking op de situatie? Onze reporter Charlotte zocht het voor ons uit en kwam terug uit Niger met enkele pakkende getuigenissen.

Hadjara (45 jaar)

‘Er waren veel Boko Haram-strijders. Zoveel als er hier vliegen zijn’, herinnert de 45-jarige Hadjara zich terwijl ze een resem vliegen wegwuift. Ze praat over 25 april 2015. Die ochtend valt Boko Haram haar dorp aan. Ze kan vluchten met haar twee kinderen en haar buurmeisjes. Haar man en de ouders van de buurmeisjes zijn nog steeds spoorloos.

Tot eind april 2015 woont Hadjara samen met haar man en twee van haar kinderen, Fati (14) en Ibrahim (3), op het eiland Karamga dat zich op het Tsjaadmeer bevindt. Haar oudere kinderen wonen met hun eigen gezin in andere dorpen. Naast Hadjara woont een gezin met twee dochtertjes: Aicha (10) en Saida (6).

Maar bijna twee jaar geleden, op de ochtend van 25 april, steekt de extremistische groep Boko Haram het dorp in brand. In de chaos die daarop volgt, slaat Hadjara met haar eigen kinderen en de twee buurmeisjes op de vlucht.

Grensgebied

Op dat moment terroriseert Boko Haram meerdere eilanden van het Tsjaadmeer. Het meer is moerassig waardoor de strijders zich er gemakkelijk in kunnen verstoppen. Bovendien is het strategisch gelegen: de grenzen tussen Niger, Nigeria en Tsjaad komen er samen. Dat er niet veel verder ook militaire operaties plaatsvinden, lijkt Boko Haram niet af te schrikken. Alleszins niet hard genoeg om te stoppen met het aanvallen van dorpen voor levensmiddelen en medicatie.

Dat er niet veel verder ook militaire operaties plaatsvinden, lijkt Boko Haram niet af te schrikken.

Het is niet de eerste keer dat Hadjara en haar gezin vluchten voor Boko Haram. Aanvankelijk verhuisden ze van Niger naar Nigeria, zoals velen uit de regio, omdat het er economisch interessanter was. Maar Boko Haram teistert al verscheidene jaren het grensgebied tussen Niger en Nigeria, waardoor door Hadjara en haar gezin zich genoodzaakt zien om terug te keren naar Niger.

Het brengt hen in Karamga, op dat moment nog een veilig dorp, ver genoeg van Boko Haram. Maar het duurt niet lang voordat de extremistische groep de grens oversteekt om ook in Niger terreur te zaaien. Al snel is Karamga aan de beurt. ‘Nu is het helemaal platgebrand. Toen we uit het dorp vluchtten lagen er langs de weg ook uitgebrande lijken’, vertelt Hadjara.

Spoorloze familieleden

Na de aanval op Karamga vlucht Hadjara met haar dochters en de buurmeisjes te voet naar N’Guini, zo’n veertig kilometer verderop. ‘Daar woonden enkele bekenden en we hadden met het dorp afgesproken daarnaartoe te gaan bij een eventuele aanval van Boko Haram. We wisten dat het zou gebeuren, we wisten alleen niet wanneer.’

Het duurt twee dagen en twee nachten voordat ze er eindelijk aankomen. Maar de ouders van buurmeisjes Aicha en Saida zijn nergens te bespeuren. Ook de man van Hadjara is niet te vinden.

Een week later zijn de ouders en Hadjara’s echtgenoot nog steeds spoorloos. De moedige vrouw besluit dat ze het best naar Diffa, de hoofdstad van de Zuid-Oostelijke regio in Niger, kunnen gaan. Een camionette brengt het nieuw samengesteld gezin er naartoe.

‘Ik beschouw ze al mijn dochters’

We zijn anderhalf jaar verder en het gezin woont nog steeds in een vluchtelingenkamp in Diffa. ‘In het begin vroegen Aicha en Saida waar hun familie was. Maar geleidelijk aan vroegen ze er minder naar. Ik beschouw ze als mijn eigen dochters’, vertelt ze. Saida glimlacht zacht.

‘Ze moorden, zetten dorpen in brand en nemen dan de overschot mee. Ik snap niet wat ze willen bereiken.’

Op dit moment zorgt Hadjara voor vijf mensen: haar twee eigen kinderen, de buurmeisjes en haar moeder. Tweemaal per maand komt er een sociaal werker van het Direction Régional de la Protection de l’Enfant (DRPE) langs. Verder voorzien Unicef en het International Rescue Committee (IRC) levensmiddelen en Non-Food items. Aicha en Saida nemen regelmatig deel aan activiteiten van SOS Kinderdorpen die zowel recreatief als psycho-sociaal zijn.

Dat helpt echt, zegt Hadjara dankbaar, maar het leven in een vluchtelingenkamp blijft natuurlijk moeilijk. ‘Toch liever dit dan leven met de constante dreiging van Boko Haram’, legt ze uit. ‘Ze moorden, zetten dorpen in brand en nemen dan de overschot mee. Ik snap niet wat ze willen bereiken.’

‘Het straatleven leek zo mooi, zo perfect’

Zeinabou (19 jaar)

‘Vier van mijn vrienden zijn op straat gestorven. Drie door het geweld, eentje aan een overdosis pijnstillers in combinatie met wijn.’ Zeinabou vertelt het rustig op een trapje in de Nigerese stad Zinder. Ze lijkt gelukkig dat ze eindelijk haar verhaal kan delen. Zeinabou zat in een straatgroep of een Palais des Jeunes. In de grote steden van Niger komen zo’n groepen vaak voor.

© Frank de Jongh

Kinderen op straat in het dorp Toumour.

© Frank de Jongh​

Op haar tiende sluit Zeinabou zich aan bij een van de vele Palais des Jeunes: straatgroepen die bestaan uit tieners. Tot dan zat ze op school, maar ze wilt liever bij haar vrienden op straat zijn. ‘Het leven op straat trok me aan. De vrijheid, geen ouders, het ontbreken van sociale wetten’, legt Zeinabou uit. ‘Een vriendin die wat ouder was, stopte me soms wat geld toe en vertelde me dan over het leven daar. Het leek zo mooi, zo perfect.’

Haar ouders zijn woedend wanneer Zeinabou met school stopt, maar zij is ervan overtuigd dat ze meer op straat zal leren dan op school. Haar vader heeft drie vrouwen en twintig kinderen, er tussenuit glippen is dus — ondanks de eerdere protesten van haar ouders — niet zo moeilijk. Als lid van de straatbende slaapt ze afwisselend bij vrienden of thuis. Wat haar het beste uitkomt.

Dievegge

Omdat ze de jongste van haar groep is, krijgt ze de rol van dievegge toegedeeld. Ze is klein en ziet er onschuldig genoeg uit om te stelen. In het Paleis des Jeunes krijgt iedereen een rol en iedereen voert die zonder protesteren uit. Zij ook. Onder die druk heeft ze ook van haar ouders gestolen.

Omdat ze de jongste van haar groep is, krijgt ze de rol van dievegge toegedeeld. Ze is klein en ziet er onschuldig genoeg uit om te stelen.

Het loopt volledig mis wanneer ze, aangezet door haar straatgroep, van een bevriende rijke familie steelt. Wanneer de familie de diefstal ontdekt, wordt het Zeinabou er meteen van beschuldigd. ‘Ik werd geslagen totdat ik bekende’, vertelt ze terwijl ze haar mouw oprolt om de littekens te laten zien. ‘Het geld had ik al aan mijn vrienden gegeven en ik moest het hen doen teruggeven.’ Maar die hebben dat geld al lang uitgegeven. ‘Niet lang daarna is de politie gekomen en werden ik en de rest van mijn straatgroep meegenomen voor verhoor.’

Zeinabou is op dat moment nog geen vijftien jaar en kan daarom volgens de Nigerese wet niet tot een gevangenisstraf veroordeeld worden. Ze komt er met een serieuze waarschuwing vanaf. ‘De agenten lieten me de koran zien. Ze vertelden me dat als ik het nog eens zou doen, het heilige boek ervoor zou zorgen dat ik zou sterven.’

‘Zonder opleiding heb ik geen toekomst’

Haar straatvrienden zijn woedend. Zeinabou stapt uiteindelijk uit de groep en gaat opnieuw thuis wonen. De overgang gaat niet vlot: haar ouders weten goed genoeg wat Zeinabou de afgelopen jaren heeft uitgespookt. ‘Ik mocht niet meer naar buiten. Elke keer dat ik het huis probeerde uit te glippen, sloegen ze me’, vertelt ze. ‘Elke keer sloegen ze me. En het was rond die tijd dat ik besefte dat ik geen toekomst zou hebben zonder opleiding. Veel te laat natuurlijk’, zucht ze.

Het schooltje van Saafia

Saafia stichtte zo’n drie jaar geleden in Zinder een school op voor meisjes als Zeinabou om hen een onafhankelijkere toekomst geven.

Drie jaar later staat Zeinabou toch dicht bij het behalen van een diploma. Dat is te danken aan Saafia. Zij stichtte zo’n drie jaar geleden in Zinder een school op voor meisjes als Zeinabou. Op die manier wil ze hen weghouden van Palais des Jeunes-groepen en hen een onafhankelijkere toekomst geven. Iedereen vanaf veertien jaar is welkom en verlaat het schooltje na drie jaar met een diploma op zak. De meisjes kunnen zich specialiseren in stikken, breien of koken.

‘Een vriendin vertelde me over de school. Ik sprak er meteen over met mijn vader en die kon me zonder problemen inschrijven.’ Zeinabou koos ervoor om te specialiseren in koken. Nigerees koken kan ze al erg goed, vindt ze. Maar de lessen gaan verder. ‘Ook blank koken heb ik geleerd’, zegt ze lachend. ‘Balletjes in tomatensaus en zelfs frietjes.’

‘Terreur maakt mensen inventief’

Boulla (37 jaar)

Dat de Boko Haram-strijders mensen uit hun nabije omgeving zijn, daar zijn zowat alle vluchtelingen het over eens. ‘Je kan hier niet zomaar terreur zaaien vanop je motor zonder dat je de weg kent’, klinkt het in Bosso.

© Frank de Jongh

Sinds de aanval van Boko Haram zijn Nigerese soldaten aanwezig in de stad.

© Frank de Jongh​

Bosso werd in juni vorig jaar brutaal aangevallen door de terreurorganisatie. In de ooit opkomende stad blijven er maar zo’n 10.000 van de 35.000 inwoners over. De rest is vermoord of gevlucht.

Op 3 juni 2016 om 18 uur maakt de stad Bosso in Zuid-Oost Niger zich klaar om een heilig ritueel van de Ramadan uit te voeren. Dat is het moment waarop de extremistische groep Boko Haram, die trouw aan de Islamitische Staat gezworen heeft, toeslaat. De mannen dringen de stad binnen via de Komadougou, de rivier die Niger scheidt van Nigeria. Sommige van hen zitten op de motor, andere zijn te voet.

‘Hij reed dwars door de stad en leek zijn weg te kennen. Het moet iemand van hier geweest zijn. Dat kan niet anders.’

‘We hebben ons eerst thuis verstopt. Ik, mijn man en onze drie kinderen. Toen zag ik een van hen op de motor’, vertelt de 37-jarige Boulla. ‘Hij reed dwars door de stad en leek zijn weg te kennen. Het moet iemand van hier geweest zijn. Dat kan niet anders. Ik had geen tijd om te zien of hij gewapend was.’

Het gezin van Boulla vlucht die nacht de stad uit, en met hen het gros van de inwoners van Bosso. Van de ene op de andere dag blijven er in de stad van meer dan 30.000 inwoners enkel het vee, een vijftigtal veehouders en de prefect over. Die laatste heeft de autoriteiten op de hoogte gebracht en de hele nacht contact gehouden met Brigi Rafini, de Nigerese eerste minister.

‘Leven in een vluchtelingenkamp is moeilijk’

Alle andere inwoners zijn te voet naar Toumour, zo’n 25 km van Bosso, gewandeld. Er bestaat geen echte weg naar Toumour waardoor ze er lang over doen. Voorheen was Toumour een stadje van 3.000 inwoners. Nu is de bevolking vertienvoudigd. Negen op de tien inwoners zijn intern ontheemden. Ze komen van dorpen die tegen buurland Nigeria grenzen en moesten vluchten door de dreiging van Boko Haram.

Negen op de tien inwoners van Toumour zijn intern ontheemden.

Boulla, haar echtgenoot Omar en hun kinderen hebben zo’n drie maanden in Toumour gewoond. Toen besloten ze terug te keren naar Bosso. ‘Leven in een vluchtelingenkamp is moeilijk. We wilden opnieuw thuis zijn’, legt ze uit. Ook al is het er op dit moment ook niet helemaal ideaal. Er is immers nog steeds geen elektriciteit of telefoonverbinding, aldus de prefect van Bosso.

‘Toch is het hier veilig’, vindt Boulla. ‘Dat voelt toch zo aan door de aanwezigheid van het Nigerese en het Tsjaadse leger. Sinds zij hier zijn, voelen we ons minder bedreigd door Boko Haram.’

Terug aan het werk

Haar kinderen gaan sinds oktober — wanneer het Nigerese schooljaar officieel start — opnieuw naar school. Zelf werkt ze als directiesecretaresse op dezelfde school die ook door Unicef geholpen wordt met boeken en ander schoolmateriaal. Ook het gezondheidscentrum van de stad wordt door de kinderrechtenorganisatie gesteund.

Voor de aanval van Boko Haram was Boulla’s echtgenoot, Omar, boer. ‘Hij cultiveerde groenten niet ver van de Komadougou. Tomaten, maïs, alles’, vertelt Boulla. ‘Nu kan hij daar niet meer planten. Door Boko Haram is die plek te gevaarlijk geworden.’ Sommige stedelingen cultiveren hun planten verder weg van de Komadougou met behulp van irrigatietechnieken. ‘Op plaatsen waar voordien niets geplant werd, waar eigenlijk enkel droog zand lag, groeien nu vele pepers’, merkt Charlotte Aurnaud, communicatiespecialiste bij Unicef Niger, op. ‘Of hoe terreur mensen inventief maakt.’

‘Voor de aanval was Bosso een opkomende stad’

Op dit moment zijn er al zo’n 10.000 mensen teruggekeerd naar Bosso. Volgens de perfect zijn het vooral de mensen die in Bosso geboren zijn die terugkeren. Diegene die door Boko Haram vanuit Nigeria naar Bosso gevlucht waren, zoeken hun heil nu ergens anders, vermoedt hij.

Boulla hoopt dat nog meer mensen zullen terugkeren. ‘Pas wanneer er opnieuw veel mensen in Bosso wonen, zal alles zoals vroeger kunnen zijn, zal Bosso opnieuw bloeien. Voor de aanval was Bosso een opkomende stad’, legt ze uit.

‘Binnen een jaar zal Bosso opnieuw bloeien’, zegt Boulla stellig. Ze zwijgt even en voegt daaraantoe: ‘Hoop ik.’ Ze is in elk geval niet de enige in de stad die positief naar de toekomst kijkt. De Chef de Kanton van Bosso is alvast even optimistisch met zijn — hopelijk profetische — woorden: ‘Nu is het gedaan. Nu zal alles opnieuw beteren.’

© 2017 – StampMedia/Unicef – Charlotte Van Campenhout