Afrikaanse katoenboeren geen kans tegen westerse subsidies
Laura Decré
15 november 2010
The Great Cotton Stitch-Up, een ontluisterend rapport dat de Fairtrade Foundation vandaag lanceert, ‘onthult een van de grootste onrechtvaardigheden in de hedendaagse handel’, zegt Harriet Lamb, voorzitster van de organisatie.
De Fairtrade Foundation roept de Europese Unie en de Verenigde Staten op hun enorme subsidies voor de katoenteelt stop te zetten. Deze subsidies zorgen er immers voor dat katoenproducenten in West-Afrika elk jaar 250 miljoen dollar mislopen.
In 2001 al probeerde men internationale afspraken te maken in Doha (Qatar) om tot een eerlijkere handel te komen door internationale handelsbarrières op te heffen. Sinds het begin van de onderhandelingen hebben de VS en de EU samen 31.45 miljard dollar uitgegeven in de vorm van subsidies aan hun katoenboeren. Als we daar ook de subsidies van China en India bijtellen, komen we aan een bedrag van ongeveer 47 miljard dollar in amper negen jaar tijd.
Intussen hebben de boeren in West-Afrika, en dan voornamelijk in Benin, Burkina Faso, Tsjaad en Mali, de zogenaamde Cotton-4 (C-4), het steeds moeilijker om te concurreren met de zwaar gesubsidieerde prijzen van hun Westerse concurrenten. 10 miljoen boeren produceren het goedkoopste katoen ter wereld, maar, zoals Douda Samake, een Malinese boer die geciteerd wordt in het rapport, het zegt: ‘Malinese boeren kunnen niet genoeg produceren door de subsidies. Daarom verdienen ze amper genoeg om te overleven. Ze hebben veel schulden en veel boeren stoppen er mee. Dat maakt hen heel boos.’
Zowel de National Cotton Council, die de belangen van de Amerikaanse katoenboeren verdedigt, als de Europese Commissie menen dat de subsidies uiterst belangrijk zijn voor de Amerikaanse (vooral in een aantal zuiderse staten) als Griekse en Spaanse boeren. De gebieden waar zij aan het werk zijn behoren tot de armere streken in hun regio en de gesubsidieerde katoensector zorgen er voor belangrijke werkgelegenheid.
Toch is die armoede niet te vergelijken met de armoede in de C-4 landen. Deze landen, die tot de armste ter wereld behoren, zijn bovendien niet alleen uiterst geschikt om katoen te telen (onder andere omdat ze er gebruik kunnen maken van natuurlijke regenval in plaats van irrigatiesystemen), ze zijn er ook erg afhankelijk van de katoenexport in hun nationale economie.
Een ander argument tegen de stopzetting van subsidies is de eventuele hogere prijs voor kleding en andere producten die een hogere katoenprijs met zich mee zou brengen. Lamb meent echter dat dit niet klopt, omdat het aandeel van katoen in de totaalprijs die je betaalt voor bijvoorbeeld een T-shirt, zo klein is, dat het prijsverschil hoogstens een paar cent zal zijn.
‘Vooral de EU-subsidies, die met 2,51 dollar per pond katoen hoger liggen dan de actuele prijs van katoen op de markt, zijn te hoog’, aldus Lamb. Zij roept de EU dan ook op hun politiek van subsidies aan te passen. Het rapport verschijnt ook niet toevallig vandaag, twee dagen voor de Europese Commissie een aantal voorstellen zal doen om het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, dat de subsidies voor de landbouw uitdeelt, aan te passen. Voorlopig worden er echter geen aanpassingen verwacht voor de katoensector.
Op dit moment hoopt Fairtrade Foundation de EU toch te overtuigen van de intrinsieke oneerlijkheid van hun beleid. ‘Het huidige systeem van subsidies kan niet goed zijn en is zeker niet eerlijk’, schrijft Vince Cable, Brits staatssecretaris voor handel, in het voorwoord van het rapport. ‘De principes van eerlijke handel moeten geïntegreerd worden in de internationale handelssystemen.’