Oud-hoofdredacteur Gie Goris blikt terug op 20 jaar MO*
Het wonderlijke, maar waargebeurde verhaal van MO*
MO* is een uniek mediaverhaal, maar zijn ontstaansgeschiedenis werd nog nooit helemaal verteld. Jago Kosolosky, hoofdredacteur sinds 2020, vroeg aan zijn voorganger Gie Goris om in zijn archieven en oude notities te duiken. Dat levert een wonderlijk, maar waargebeurd verhaal op.
Inhoudstafel
De grote dag
De deur die dicht ging, en weer open
Groen licht
Door de hel (maar naar de hemel)
Een versnelling hoger
Lancering
Zevenmijlslaarzen
‘Alternatieve media moeten zich niet laten opsluiten in de verdomhoekjes die de industrie voor hen reserveert’, zei Noam Chomsky in een van mijn eerste interviews via e-mail. Het was 1998. Vijftien jaar later klopte Rob Wijnberg, intussen wereldberoemd als hoofdredacteur van De Correspondent, op dezelfde nagel in De Nieuwsfabriek. ‘Ideeën, argumenten en perspectieven die nog niet gemeengoed zijn, die bestaande vooroordelen ontkrachten en lang gekoesterde opvattingen betwisten, hebben veel meer uitleg en aanloop – en dus meer tijd en ruimte – nodig om geloofwaardig te kunnen worden overgebracht.’
Tussen beide uitspraken in ontstond in Vlaanderen een “alternatief medium” dat ‘bestaande vooroordelen ontkracht en perspectieven biedt die nog niet gemeengoed zijn’: MO*. Dat we met MO* een uniek en succesvol mediaverhaal schrijven, is in Vlaanderen wel bekend. Maar het verhaal achter het ontstaan van MO* is nog nooit helemaal verteld. Jago Kosolosky, hoofdredacteur sinds 2020, vroeg me eens in mijn archieven en oude notities te duiken. Dat levert het onderstaande wonderlijke, maar waargebeurde verhaal op.
1. De grote dag
27 februari 2003 was de grote dag. In de namiddag nodigden we de collega’s van de media uit voor een persconferentie, ’s avonds was er een feestje met enkele toespraken en wat drank in de Brusselse Hallepoort. De staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking was er, de captains van de Vlaamse ngo-industrie, een aantal proffen internationale politiek en journalisten, vrienden, vriendinnen, onbekenden en nieuwsgierigen.
Het magazine waarmee we uitpakten, kreeg eindelijk zijn echte naam – we hadden maandenlang met de orwelliaanse afkorting MOMAG gewerkt, nu mocht het kind eindelijk gewoon MO* heten. ‘MO* mikt op het denkende deel van de bevolking. Lezers die het verschil kunnen maken tussen instinct en interesse, tussen gepakt en gegrepen worden’, schreef ik in het allereerste voorwoord, stelde ik ferm op de persconferentie en declameerde ik opnieuw in de Hallepoort.
‘MO* bekijkt de wereld niet als voorwendsel om allerlei smeuïge en onfrisse verhalen te vertellen, maar als de plek waar meer dan zes miljard mensen menswaardige levens proberen uit te bouwen. Als we de dromen en verhalen, de strijd en de zorgen van al die medewereldburgers ernstig willen nemen, dan is respect belangrijker dan makkelijk scoren. Dan is correcte informatie een noodzaak.’
‘MO* doorprikt de illusie dat alles van belang plaatsvindt in airconditioned vergaderzalen waar witte mannen onder elkaar uitmaken wat belangrijk is, en wie niet.’
Nu ik toch aan het citeren ben, nog een paar regels uit datzelfde voorwoord, want nu ik het herlees blijkt er aan de richting van het redactioneel manifest gedurende bijna twee decennia erg weinig veranderd:
‘MO* gelooft dat er behoefte is aan andere informatie, met de nadruk zowel op andere als op informatie. De berichtgeving over de wereld lijdt momenteel onder het pensée unique van de neoliberale globalisering. Daarin is geen ruimte voor het onbestuurbare rumoer van groepen, bewegingen, volkeren en individuen die de extase over de Nieuwe Wereld – ook wel vrije markt genoemd – niet delen.’
‘Mensen zijn het beu altijd dezelfde kost voorgeschoteld te krijgen, ook al wordt de verpakking na marktonderzoek geregeld aangepast. Zij willen andere kost, nieuwe verhalen, verrassende perspectieven. En dat willen ze in de vorm van betrouwbare informatie. Niet nog eens een emmertje luchtigheid bij in de zee van faits divers en freakshows. Niet nog eens het nummertje waarbij alle nieuws eerst in het bad van het entertainment moet.’
‘De groep mensen die het bad mét de inhoud willen weggooien, groeit. En dat is een kwalijke zaak. Voor al die mensen – voor u, dus – brengt MO* nieuws dat elders niet beschikbaar is, op een manier die stilaan zeldzaam wordt: toegankelijk, met respect, ter zake, en vooral mondiaal…’
‘Tegelijk doorprikt MO* de illusie dat alles van belang plaatsvindt in airconditioned vergaderzalen waar witte mannen onder elkaar uitmaken wat belangrijk is, en wie niet. Echt andere informatie over de wereld bevat een grote dosis nieuws uit de marge. Dat betekent: heel veel aandacht voor wat de uitgeslotenen zelf doen, denken en willen.’
De lancering van MO* was ambitieus én zette het project meteen op het goede spoor, met het kompas gericht op de juiste bestemming, inhoudelijk zowel als wat betreft het bereik en de prioriteiten.
Daar deden een paar minpuntjes die dag niets aan af. Er was weinig interesse van de geschreven pers voor het nieuwe MO*. Een grote spiegel viel in de Hallepoort aan gruzelementen. De speciaal vervaardigde T-shirts gingen bij alle medewerkers onderaan in de kast wegens te ruim, te grijs, te lange mouwen. En een bezoekende hoofdredactrice uit Nederland moest een beroep doen op takeldiensten, omdat de banden van haar wagen lekgestoken waren. Welkom in de stad waar mondiaal nieuws gewoon alledaagse realiteit is.
2. De deur die dicht ging, en weer open
Dat we op 27 februari 2003 het eerste nummer van een nieuw mondiaal magazine konden presenteren, was allesbehalve evident. Elke begindatum is een arbitraire keuze, natuurlijk. Maar om het overzichtelijk te houden, kan je wel zeggen dat een eerste aanzet voor het nieuwe magazine gegeven werd op de vijfde verdieping van het 11.11.11-gebouw in de Vlasfabriekstraat, op 26 april 2001.
De redacties van De Wereld Morgen – niet de opiniesite die in 2011 gelanceerd werd als opvolger van Indymedia, maar het maandblad dat sinds de jaren 1970 uitgegeven werd door het NCOS, zoals 11.11.11 toen heette – en Wereldwijd magazine hadden een vergadering samengeroepen met de grootste ngo’s om het over hun beider of gezamenlijke toekomst te hebben.
De context was duidelijk: beide magazines kampten met dalende abonneecijfers, wat zeker voor Wereldwijd levensbedreigend werd. Was er nog wel vraag naar zulke media? Was er nog nood aan twee magazines, waarvan eentje ooit voortgekomen was uit de katholieke en missionaire beweging, het andere uit de prille derdewereldbeweging?
Als de Noord-Zuidbeweging relevant wou zijn in deze turbulente nieuwe eeuw, moest ze nu vernieuwen en vervellen, terugkeren tot een strijdbare beweging en gebruikmaken van het momentum.
Wereldwijd had in 1999 een ingrijpende herstructurering doorgemaakt, met enkele ontslagen, de verkoop van het indrukwekkende pand in de Arthur Goemaerelei in Antwerpen en een verhuis naar het Internationaal Huis in de Brusselse Hoogstraat. Het derdewereldblad was omgebouwd tot een tweemaandelijks magazine met een mondiale klemtoon. Maar niets kon de inkomstengrafiek ombuigen.
De Wereld Morgen zat volop in een inhoudelijke heroriëntering, waarbij “de beweging” beslist had dat het magazine veel meer de agenda van de ngo’s moest gaan volgen. Alleen bestond er binnen de redactie grote twijfel of dat wel tot meer lezers en meer impact, laat staan tot betere journalistiek zou leiden.
Zowel Stef Boogaerts, die toen hoofdredacteur van De Wereld Morgen was, als ikzelf liepen in de voorafgaande maanden rondjes bij de grote ngo’s om te zoeken naar meer ruggensteun voor de vernieuwende projecten die we voor ogen hadden. Toen we dat van elkaar vaststelden, besloten we de krachten te bundelen, die ngo’s rond de tafel te brengen, en samen te zoeken naar echt leefbare toekomstperspectieven.
Maar het werd niks, die kille voorjaarsdag. Vanuit Wereldwijd hadden we misschien onderschat hoe groot het wantrouwen tegen een katholieke organisatie was. Vanuit De Wereld Morgen hadden ze te weinig rekening gehouden met het feit dat de raad van bestuur van NCOS nog maar onlangs knopen doorgehakt had, en dat er dus weinig appetijt was voor heel nieuwe avonturen. Terug naar af.
Na ruggespraak met enkele ngo’s (Broederlijk Delen, Vredeseilanden, Welzijnszorg en Wereldsolidariteit) besloot de raad van bestuur van Wereldwijd Mediahuis een formele vraag te bezorgen aan het bestuur van 11.11.11, om een ernstig gesprek over samengaan van de beide bladen toch te overwegen. Die vraag werd op 12 september 2001 positief beantwoord en de datum voor het overleg werd vastgelegd op 25 september.
Intussen was de Noord-Zuidbeweging bezig met het afwerken van een eigen vernieuwingsproces. Gestimuleerd door de antiglobaliseringsprotesten in Seattle, Turijn en eigen land wou de Noord-Zuidbeweging zichzelf heruitvinden en van relevantie en impact verzekeren. Het was een langlopend proces dat niet simpelweg gericht was op een nieuw verhaal voor bestaande manieren van werken, maar op fundamentele bezinning en structurele verandering van de eigen werking.
Dat was nodig, want er zat sleet op de aantrekkings- en mobilisatiekracht van de klassieke ngo’s, terwijl in Porto Alegre in januari 2001 de eerste samenkomst plaatsvond van wat een écht nieuwe beweging voor internationale solidariteit beloofde te worden: het Wereld Sociaal Forum.
Van 21 tot 23 september 2001 verzamelden een paar honderd medewerkers en vrijwilligers van de Vlaamse Noord-Zuidbewegingen voor een vernieuwingsweekend aan zee. Het belang van het radicaal herdenken van wereldburgerschap en internationale solidariteit kreeg veertien dagen voor de Grote Tent-samenkomst een extra injectie urgentie door de aanslagen op New York en Washington. De wereldhandel lag al onder vuur, het financiële kapitalisme had in 1998 in Zuidoost-Azië bewezen dat het zich als een roofdier gedroeg, en nu werden alle ogen op internationale terrorisme en de daaropvolgende ‘war on terror’ gevestigd.
Als de Noord-Zuidbeweging relevant wou zijn in deze turbulente nieuwe eeuw, moest ze nu vernieuwen en vervellen, terugkeren tot een strijdbare beweging en gebruikmaken van het momentum. Het weekend leverde veel flappen en groot enthousiasme op, maar alles bij elkaar weinig concrete voorstellen. Tussen droom en daad staan vaak institutionele belangen en budgettaire beperkingen.
Toch is het daar dat de deur geopend werd voor wat later MO* zou worden.
© MO*
3. Groen licht
Op dinsdagochtend 29 oktober was het uitzicht over de Schelde en de oude haven indrukwekkend vanuit het kantoor van de ceo van SD Worx, Jan Van den Nieuwenhuizen. Jan was destijds lid van de raad van bestuur van Wereldwijd Mediahuis, en was samen met Jan Aertsen (Vredeseilanden en Dagelijks Bestuur 11.11.11) en de hoofdredacteurs van De Wereld Morgen en Wereldwijd magazine gevraagd een nota voor te bereiden over het nieuwe, gezamenlijke informatie-initiatief.
Dat was het positieve resultaat van het overleg van 25 september, dat nog in volle weekendeuforie baadde. In mijn notities van die ochtend staat: ‘Koffie, broodjes en consensus.’
‘Eén informatief magazine vanuit de derdewereldbeweging was een duidelijke vraag tijdens het vernieuwingsweekend eind september 2001’, schreef het werkgroepje van vier in een nota voor het nieuwe overleg tussen 11.11.11 en Wereldwijd Mediahuis, dat op de agenda stond voor 13 november 2001. ‘Daarop inspelen is dan ook een duidelijk signaal van alle betrokken organisaties aan de brede achterban dat het menens is met die vernieuwing en met de beloofde en verwachte vormen van creatieve samenwerking.’
De nota gaf meteen de marsrichting aan: ‘Dit informatieve project is niet het (eveneens gesuggereerde) communicatiekanaal van de beweging, en het heeft niet de bedoeling een gezamenlijk bewegingsblad te zijn. De informatieve taak is een gezamenlijke opdracht, waar het best met een aantal actoren samen aan gewerkt wordt. Het is wellicht beter om dit niet te zien als een koepeltaak, omdat dit aanleiding zou kunnen geven tot een onvruchtbare afweging van belangen en machtsverhoudingen, wat voor redactioneel werk een oneigenlijke afweging zou zijn.’
De nota van zes pagina’s ging al in detail in op zowel structurele, zakelijke als redactionele vragen. Kort samengevat: het gaat niet alleen om twee magazines, maar om twee “uitgeverijen” die samen moeten gaan; ‘het samengaan van de twee uitgeverijen moet leiden tot een kostenreductie: ofwel realiseert men eenzelfde oplage en eenzelfde kwaliteit met minder kosten, ofwel een hogere oplage met een hogere kwaliteit tegen gelijke kosten’; om redactionele onafhankelijkheid en geloofwaardigheid te garanderen, wordt dit het best vormgegeven vanuit een autonome organisatie in plaats van als een afdeling van de koepel; en in een eerste redactionele opzet wordt gesteld dat het nieuwe magazine ‘minder actuele nieuwsfeiten en meer achtergronden bij de actualiteit’ moet brengen. ‘Dit gebeurt op een heldere, vlotte, toegankelijke en journalistiek correcte en hoogstaande manier. Perspectief van het magazine is wereldwijd (excusez le mot)’.
De nota vraagt uitdrukkelijk groen licht voor een verder proces en voorziet, als dat akkoord er komt, een dik jaar om de hele transitie te realiseren: ‘Bedoeling is alleszins om in januari 2003 naar buiten te komen met het nieuwe project.’
Het groene licht werd gegeven, en de deadline maar licht overschreden: eind februari kwamen we naar buiten met het nieuwe project. Al klinkt die samenvatting veel eenvoudiger dan het traject dat tussen november 2001 en februari 2003 afgelegd werd.
20 mei 2006, Gent. Redactie-denkdag in de tuin van John Vandaele. Van links naar rechts: John Vandaele, Jan Lamers, Isabelle Rossaert (eindredactie), Gie Goris, Els De Mol, Kristof Clerix, Alma De Walsche, Sara Frederix, Jan Buelinckx en Tine Danckaers | © Gie Goris
4. Door de hel (maar naar de hemel)
Om het in wielertermen uit te drukken: de rit naar de lancering van MO* was eerder Parijs-Roubaix dan een saaie Tourrit van Châtelaillon-Plage naar Poitiers. We hadden af te rekenen met heel wat kasseistroken, platte banden, waaiervorming en ijskoude regen. Maar een beetje Flandrien laat zich daar niet door afschrikken.
Een van de steile hellingen die genomen moesten worden, was de heikele vraag over autonomie: moest het nieuwe initiatief een eigen vzw worden, of werd het beter een initiatief van de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbewegingen (11.11.11)?
De dag na de eensgezindheid op het Antwerpse kantoor van Van den Nieuwenhuizen had ik, na de Conference on Globalisation die Guy Verhofstadt organiseerde aan de UGent, een lange cafébabbel met Jozef De Witte, directeur van 11.11.11. In mijn notities lees ik: ‘Nog koffie, koekjes en wat minder consensus.’
Niet dat de fundamentele keuze – samen vooruit, op weg naar een hedendaags mondiaal informatie-initiatief – nog ter discussie stond. Jozef stelde die avond duidelijk: ‘Dit mag niet mislukken. Er zijn zeer grote verwachtingen gegroeid tijdens het vernieuwingsweekend en veel mensen kijken uit naar dit project om te zien of de ambities van dat weekend ook gerealiseerd zullen worden.’
Maar over de zelfstandigheid van dat initiatief waren we het, in de beste verstandhouding, nog oneens. Er zou nog vaak over gepalaverd worden. Ik vind bijvoorbeeld een verslagje terug van een overleg tussen Jozef en Jan, op 4 december. De verschillende standpunten worden verduidelijkt, maar je voelt dat ze in wezen hetzelfde willen realiseren: een rendabele uitgeverij, met transparante rekeningen en een heldere, autonome opdracht.
De vraag hoe we de uitgesproken pluralistische opstelling van De Wereld Morgen gingen verzoenen met de christelijke, en in oorsprong duidelijk katholiek-missionaire achtergrond van Wereldwijd magazine was ook goed voor een stevige windstoot. Binnen 11.11.11 was er duidelijk scepsis, bij sommigen misschien wel wantrouwen tegen het binnenhalen van dat missionaire verleden. Bij Wereldwijd magazine was er dan weer de voorspelbare angst van het verlies aan identiteit en spiritualiteit.
We hadden bij aanvang dan wel ferm gesteld dat ‘de ideologische verschillen tussen De Wereld Morgen en Wereldwijd magazine (met name confessionaliteit / pluralisme) in de praktijk nauwelijks nog waarneembaar’ waren, toch moest deze klip omzichtig genomen worden.
In een speciale nota daarover verwees ik om te beginnen naar de opdrachtstelling die de algemene vergadering van Wereldwijd magazine in 2000 goedkeurde: ‘De omgeving waarbinnen Wereldwijd Mediahuis anno 2000 werkt, is een radicaal ontkerkelijkt Vlaanderen waarin een sterk hernieuwde religieuze interesse leeft. Dit sluit aan bij de keuze van Wereldwijd magazine om informatie te geven over de bezieling en de zingevingssystemen die bepalend zijn voor de manier waarop mensen over geluk denken en voor de manier waarop ze hun leven begrijpen of eraan willen werken. De huidige behoefte aan spiritualiteit is groot, maar het referentiekader van jongere generaties gaat niet meer uit van kennis van christelijke geloofsinhouden of -praktijken. De aanpak van Wereldwijd Mediahuis moet daar noodzakelijk rekening mee houden.’
Ik sloot af met wat nautische beeldspraak (aansluitend bij de beelden die Walter Aelvoet in 1969 bij de lancering van Wereldwijd, en Mark Fillet in 1979, bij de tiende verjaardag, gebruikten): ‘Anno 2001 is de keuze voor een gezamenlijk project op basis van een pluralistische opstelling wellicht niet eens een stormachtige keuze. De weerkaarten zijn goed gelezen, het kompas wordt op een duidelijke bestemming gezet en als de stuurlui niet aan wal blijven, kan een gezamenlijk gekozen koers gevaren worden.’
Rond de jaarwisseling begint het project wat stoom te verliezen. Het management van Wereldwijd magazine krijgt veel te weinig zicht op de echte kostenstructuur van De Wereld Morgen en zijn uitgavenbeleid, er valt al eens een communicatiesteek, de twijfels over de opdracht groeien: moet de nieuwe organisatie wel een documentatiecentrum hebben (zoals uitgebouwd en onderhouden door Wereldwijd magazine én ook door 11.11.11)? Moet ze wel romans en boeken uitgeven? Wordt er niet te veel hooi op de vork genomen met wellicht te weinig middelen om het allemaal waar te maken?
En ook de fundamentele twijfel steekt opnieuw de kop op: is het wel de juiste keuze om te investeren in een eigen medium, terwijl de ngo’s met die gebundelde middelen binnen de mainstreammedia al veel redactionele aandacht zouden kunnen krijgen?
Ook de twee betrokken redacties worstelen met het opzet. ‘Wat ons nadien steeds meer is beginnen te dagen’, schrijft De Wereld Morgen-hoofdredacteur Stef Bogaerts na een overleg in april 2002, ‘… is het gebrek aan ambitie wat de kwaliteit van het blad betreft.’ In een nota voor Wereldwijd magazine vul ik dat aan met: ‘Eenzelfde reflectie was er ook in de Hoogstraat: we hebben wel heel wat waarover we het eens zijn – en dat is ongelooflijk positief – maar we hebben nog geen idee van wat we nu echt met het magazine willen doen, waarom mensen het zullen lezen, kopen, verspreiden…’
In het voorjaar van 2002 worden daarom een boel externen aangesproken om feedback te geven. We betrekken mensen van reclamebureaus, gewaardeerde journalisten, uitgevers allerhande, betrokken ngo-mensen … En intussen wordt het overleg tussen de twee redacties intenser en ambitieuzer.
Tegen de zomer van 2002 wordt een zakelijk directeur aangesteld om het haperende project een nieuwe duw in de rug te geven. Peter Landsheere – die uiteindelijk maar een half jaar bleef – moest op de eerste plaats zorgen voor een businessplan en uitzoeken of samenwerking met een commerciële uitgever mogelijk was. Daarmee moest de zorg om de langetermijnkosten van het nieuwe initiatief aangepakt worden, maar ook de ongerustheid over het bereik dat gerealiseerd zou worden.
De initiatiefnemers uit de brede Noord-Zuidbeweging hadden weinig appetijt om te preken voor eigen parochie. Been there, done that. Er moest en zou een doorbraak gerealiseerd worden richting man/vrouw in de straat.
Dat betekent niet dat er gebogen werd voor het dictaat van de markt of de gemiddelde lezer. Een beginselverklaring van 11 juni sloot af met dit veelzeggende citaat van Subcomandante Marcos van de Mexicaanse Zapatisten: ‘Mensen moeten niet alleen weten wat er elk moment overal ter wereld gebeurt, ze moeten vooral in staat gesteld worden het te begrijpen en er lessen uit trekken. De onafhankelijke media zijn geen verantwoording verschuldigd aan de mediaconglomeraten en hebben dus een levenstaak, een politiek project: de waarheid aan het licht te brengen. Dit wordt steeds belangrijker in het globaliseringsproces. De waarheid wordt een verzetsnetwerk tegen de leugens.’
Op basis van een project dat in grote lijnen rond een onafhankelijk magazine geconstrueerd werd, hadden we in de loop van de zomer gesprekken met Altiora en de toenmalige VUM, vingen we bot bij Van Thillo, klopten we aan bij Roularta en werden we warm onthaald bij Patio (de ‘magazine-poot’ van de Regionale Uitgeversgroep, voorheen Concentra).
Het Roularta-voorstel was onweerstaanbaar door de enorme oplage en daardoor ook de zekerheid dat het magazine bij lezend Vlaanderen in de brievenbus zou belanden.
Uiteindelijk kon Landsheere twee aantrekkelijke voorstellen op de tafel van de stuurgroep leggen: Patio wou het toekomstige magazine als een onafhankelijk en kritisch blad op de markt brengen en lanceren met guerrillamarketing, zoals ze daarvoor MaoMagazine en Deng hadden gepositioneerd: massaal verspreiden via goed gekozen publieksplekken en na een jaar converteren in betalende abonnementen. Roularta stelde voor om een onafhankelijk gemaakt maandblad toe te voegen aan het abonnement van Knack. Kosten voor de (autonome) redactie, opmaak én druk waren voor de nog op te richten vzw, maar de oplage zou meteen boven de 100.000 liggen. En de advertentie-inkomsten, die fors ingeschat werden, zouden we delen.
Eerlijk gezegd had niemand erop gerekend dat het rondje langs de uitgevers iets zou opleveren. Maar met twee formele voorstellen kon nu niemand nog terug. Het Patio-voorstel was aantrekkelijk omdat het gedurfd, opvallend en onafhankelijk was. Maar er waren heel grote vragen bij de haalbaarheid (waren Mao en Deng ook niet roemloos ten onder gegaan, ondanks hun combinatie van botte satire, onderzoeksjournalistiek en scherpe pennen?) en bij het bereik. Het Roularta-voorstel was onweerstaanbaar door de enorme oplage en daardoor ook de zekerheid dat het magazine bij lezend Vlaanderen in de brievenbus zou belanden. Dé vraag was: zullen we erin slagen om ook gelezen te worden door die honderdduizenden bereikte mensen?
Begin september werd de knoop doorgehakt op een vergadering waar onkarakteristiek harde woorden vielen. Het werd Roularta. Interessant detail: het voorstel dat Roularta-ceo Rik De Nolf – beter bekend als ‘mijnheer Rik’ – op papier zette, was 1 A4’tje lang. Het houdt twintig jaar later nog altijd stand. In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister.
Met die keuze werd meteen ook gekozen voor een opzet dat in maandbladvorm gerealiseerd zou worden. Tijdens de zomer was eerder gespeeld met het idee om een dun maandblad voor een groot publiek te maken, gekoppeld aan een serie diepgravende dossiers voor een beperkter publiek. Daarnaast bleven we hopen op de uitgave van romans en cahiers, naast het uitbouwen van een website en e-zines.
De kans die Roularta bood, zou echter het hele voorziene budget nodig hebben. En dus sneuvelde het dossier-idee. Werden de romans afgestoten. Moest de uitbouw van een website wachten.
April 2010. Kirsten Behets (stagiaire) , Jan Buelinckx, Stefaan Anrys, Gie Goris,Tine Danckaers, John Vandaele. | © Brecht Goris
5. Een versnelling hoger
Midden 2002 werd de timing voor het nieuwe magazine plots verdaagd van begin naar eind 2003. Dat was vervelend voor de werknemers van zowel Wereldwijd magazine als De Wereld Morgen, want ze moesten al sinds september 2001 blijven werken met heel onzekere perspectieven: wie zou kunnen blijven, wie zou moeten gaan, wat wordt de taakomschrijving, welke budgetten zijn er …?
Het was voor iedereen dan ook goed nieuws toen de stuurgroep na de Roularta-doorbraak besliste om opnieuw een versnelling hoger te schakelen. Doelstelling werd: het eerste exemplaar van het nieuwe magazine moet er liggen in maart 2003. Dus moesten ook de resterende knopen versneld doorgehakt worden: de naam, de opdracht, de redactie, de organisatie …
De eerste stap richting een nieuwe toekomst was de keuze voor een hoofdredacteur. De stuurgroep besliste die vacature niet open te zetten, maar zowel de hoofdredacteur van De Wereld Morgen (Stef Boogaerts) als van Wereldwijd magazine (Gie Goris) uit te nodigen. Tegen half september was deze klip genomen en kon ik voortaan optreden als de nieuwe hoofdredacteur. Jammer voor Stef Boogaerts: we hadden het voorbije jaar goed samengewerkt aan dit nieuwe project.
Uit mijn sollicitatiebrief misschien alleen dit citaat: ‘Ik denk dat ik in staat ben het nieuwe informatieve project te belichamen, op voorwaarde dat dit project de duidelijke opdracht meekrijgt om een dissidente informatieve stem over globalisering te vestigen in Vlaanderen. Indien het daarentegen de bedoeling zou zijn om de informatie over de strijd en de dromen, de verwachtingen en de onzekerheden van mensen over de hele wereld te mainstreamen (geruststellender te maken), dan kan ik dat opzet niet belichamen en dus ook niet leiden en motiveren.’
In het weekend van 5 en 6 oktober verscheen dan de vacature voor redacteurs voor het nieuwe magazine in de krant. Dat betekende voor alle journalisten en medewerkers van de bestaande bladen dat ze mee in het bad moesten met iedereen in de buitenwereld. De stuurgroep berekende dat er budget was voor 3 voltijdse journalisten. In totaal solliciteerden niet minder dan 430 mensen. Van hen werden er 18 uitgenodigd voor een schriftelijke proef en kwamen er op 14 november uiteindelijk 8 op gesprek.
Piet Piryns (Knack), Veerle Vivijs (Erasmus Hogeschool journalistieke opleiding) en Jan Wyckaert (Vredeseilanden) beleefden samen met de kersverse hoofdredacteur een adembenemende namiddag en avond (met dank ook aan Jim Baeten voor catering en portiersdiensten), die ze konden afronden met een ongelooflijke eerste redactieploeg: John Vandaele, Alma De Walsche, Kristof Clerix, Sara Frederix en Tine Danckaers. Dankzij de vraag van elke geselecteerde journalist om deeltijds te kunnen werken, konden 5 journalisten (6, als we de hoofdredacteur erbij tellen) aan de slag. De stuurgroep bevestigde deze keuze en de betrokkenen kregen het heuglijke nieuws op 17 november. Die ploeg werd later uitgebreid met een administratieve kracht (Stijn Vandenbosch) en een communicatiemedewerker (Sam Janssen).
Intussen had op zaterdag 19 oktober een groep van 13 mensen met heel diverse expertises een dag lang vergaderd in het Gemeenschapscentrum van Watermaal-Bosvoorde. Opdracht: formuleer een missie voor het nieuwe magazine (rekening houdend met de opdrachtgevers uit de Noord-Zuidbeweging, de context van de andersglobaliseringsbeweging en de lezers van Knack). Het is die dag dat definitief vastgelegd werd dat het magazine níét afgerekend zou worden op (ik citeer een letterlijk gebruikt voorbeeld) een stijgend aantal fairtradeconsumenten, maar op zijn eigen bereik en de appreciatie voor de betrouwbaarheid, toegankelijkheid en relevantie van de geboden informatie.
Met andere woorden: het nieuwe magazine – die dag nog MoMag – moest niet realiseren wat de Noord-Zuidbeweging nastreefde, maar moest eigen, journalistieke doelstellingen realiseren.
Dit waren de kernzinnen van het document waarmee daarna de redactie aan de slag moest: ‘Momag is het Nederlandstalige referentiemagazine voor wie in Vlaanderen betrouwbare informatie wil over de globaliserende wereld, en over de mensen die zich verzetten tegen de negatieve gevolgen van de globalisering. Momag biedt op diverse manieren de informatie die nodig is om de mondiale actualiteit te begrijpen (en dus ook om op een geïnformeerde manier te handelen). Momag is een magazine dat een alternatief biedt voor de commerciële media (‘‘de mediasmoel van de anderewereldbeweging’’). Momag wil gezien, gelezen en geapprecieerd worden.’
De zoektocht naar een naam was al maanden aan de gang. Een mailgroepje van creatieve breinen had alle muren van de kamer afgetast en belandde tegen november 2002 bij enkele laatste ideeën, die met enige vormgeving rondgestuurd werden (huisvlijt, weliswaar): Mondiaal Magazine (met de dubbele M als logo), de WERELD (met een meridiaan door “wereld”, afgewerkt met het °teken waarmee we destijds ook Wereldwijd vormgaven), MOMAG en mundo (mondiaal magazine). Het is als reactie op die mail, dat het idee MO* (*mondiaal magazine) ontstond. Iedereen was meteen enthousiast, inclusief de kersverse redactie en de Roularta-mensen die we mee in het gesprek betrokken.
Conform de wending die het hele project genomen had, moest ook gezorgd worden voor institutionele autonomie. Geëngageerd communicatie-expert Jan van den Bergh werd voorzitter (eerst van de stuurgroep, daarna van de vzw) en Chris Aertsen kwam als deeltijds afgevaardigd bestuurder Peter Landsheere vervangen. Op 19 december werd de vzw Wereldmediahuis formeel boven de doopvont gehouden, zodat de journalisten – die voor korte tijd in dienst gegaan waren bij 11.11.11 – meteen overgezet konden worden naar hun eigenlijke werkgever vanaf januari 2003.
Het enige minpuntje bij de snelheid die onderhand gehaald werd, was dat de pas opgerichte vzw enkel leden uit de Noord-Zuidbeweging telde. Het was nochtans uitdrukkelijk de bedoeling om ook vakbonden, milieuorganisaties, vrouwenbewegingen en antiracisme- of diversiteitsorganisaties mee te nemen. MO* moest immers geen nieuw Noord-Zuidblad worden, maar een mondiaal magazine dat de evoluties van vandaag en de uitdagingen van morgen centraal stelde. Daarbij was de betrokkenheid van iedereen met een wereldwijde blik of praktijk gewenst. Maar de ngo’s wisten hoe traag de molen soms draait: ze hadden er zelf bijna anderhalf jaar over gedaan eer ze klaar waren om zich te engageren. Zoveel tijd was er nu niet meer, maar we geloofden dat het daarna snel zou gaan met die uitbreiding.
Op 25 november, een week na de goednieuwsbrief, kwam de redactie voor een eerste keer samen. Opdracht: 64 lege bladzijden structureren tot een boeiend maandblad waarmee we in de Vlaamse mediamarkt het verschil zouden maken. Het feit dat we met een oplage van meer dan 100.000 exemplaren terecht zouden komen bij lezers van allerlei gezindten en overtuigingen was voor de kersverse redactie een extra impuls om een blad te bedenken dat zou overtuigen door zijn originaliteit en betrouwbaarheid. Een eigen stem en smoel hoefden niet in de weg te staan van journalistieke rigueur; een groot bereik zou ons niet beletten tegen de stroom in te roeien.
Intussen werden ook al gesprekken opgestart tussen de nieuwe vzw Wereldmediahuis en het Vlaamse kantoor van het mondiale persagentschap IPS. Binnen de opdracht die de stuurgroep voor de redactie uittekende, was eigenlijk alleen plaats voor het nieuwe magazine. Als mediamakers wisten we echter al dat er geen toekomst was voor een papieren medium zonder levendige website en digitale verspreiding.
Wereldwijd had al sinds 1999 een wekelijkse uitgave online (Wereldwijd mail, met 2500 abonnees) en IPS Vlaanderen had een e-zine dat in eerste instantie bedoeld was om Vlaamse ambtenaren up-to-date te houden over brede ontwikkelingsthema’s. We besloten die twee zaken samen te voegen tot een nieuw e-zineaanbod voor een ruimer publiek, waarin de nieuwsberichten van IPS centraal stonden en de link met het magazineaanbod van MO* toegevoegd werd. Dat was het begin van een samenwerking die jaren zou standhouden en een tijdlang zou leiden tot gedeelde kantoren en gezamenlijk werk aan websites.
De MO*crew in 2017: (van l naar r) Bernard Sintobin, Arne Gillis, Kilian de Jager, Tine Danckaers, Stefaan Anrys, Tine Hens, John Vandaele, Samira Bendadi, Floris Van Cauwelaert, Pieter Stockmans, Jan Buelinckx | © Brecht Goris
6. Lancering!
Het hectische werk aan concept, vormgeving, invulling, voorstelling en verspreiding werd binnen de krappe timing afgewerkt en op 27 februari 2002 kon het nieuwe magazine dan ook formeel gelanceerd worden.
Dit is wat we zelf de wereld instuurden: ‘Een nieuw nieuwsmagazine op de Vlaamse markt brengen is geen sinecure. Ambitieus in bereik: 400.000 lezers halen met informatie die elders als ‘‘ver van mijn bed’’ voorgesteld wordt, is niet vanzelfsprekend. De wereld is het centrale onderwerp in dit magazine, dat daarmee ingaat tegen de tendens om minder aan buitenlandberichtgeving te doen (en binnen de buitenlandberichtgeving steeds minder ‘‘mondiaal’’ te werken en steeds meer Europees).’
‘Bovendien wil het magazine eerder inzicht geven in onderliggende tendensen en langetermijnbewegingen dan te surfen op de golven van geweld, rampen of schandalen. De opstelling is: kijken naar de wereld vanuit het perspectief en met de vragen van de mensen en groepen die gemarginaliseerd worden (door de huidige globalisering, of door de consequenties van eeuwenoude machtsstructuren). Doorbreekt het pensée unique (de commerciële logica) van de mainstreammedia. Door deze dissidente opstelling maakt het magazine deel uit van de brede andersglobaliseringsstroming.’
In De Journalist verscheen een uitgebreid stuk voor de eigenlijke lancering. Veerle Hillaert schreef daarin: ‘Bij het bekijken van een aantal voorstellen voor covers, word ik geraakt door de schoonheid van de beelden. Ze zijn sprekend. Het zou me dan ook sterk verwonderen als dit blad onopgemerkt bij het oude papier terecht zou komen.’ Dat was uiteraard de hoop en de ambitie, maar het was geen zekerheid.
Daarom deden we meteen op het tweede nummer een ‘vu-lu’-onderzoek, zowel bij Knack-abonnees als bij de eigen MO*abonnees. We werden gewaarschuwd dat zo’n onderzoek pas leerzaam werd door het geregeld te herhalen en dat de cijfers niets zouden bewijzen, maar misschien wel een en ander zouden signaleren. Wat leerden we: dat MO* er vanaf de start in slaagde om een groot deel van de Knack-lezers te overtuigen het blad te lezen; dat de covers meer aandacht verdienden; dat vorm en verpakking op een aantal punten sterker moesten; dat het geheel opvallend goed gewaardeerd werd.
MO* was goed begonnen, en dat was half gewonnen.
7. Zevenmijlslaarzen
Het succes van MO* bij lezers, politici en opiniemakers, Noord-Zuidorganisaties en media zorgde ervoor dat de oorspronkelijke overeenkomst met Roularta (getekend voor twee jaar) in 2004 meteen op tafel lag voor verlenging. Iedereen leek op het eerste gezicht tevreden, maar de advertentie-inkomsten vielen véél lager uit dan voorzien: voor MO* zat er nauwelijks een kwart in van het gebudgetteerde bedrag. Bovendien kannibaliseerde de verspreiding naar Knack-abonnees de eigen abonnementen sneller dan gedacht, wat nog eens een hap uit het jaarbudget nam.
Affiche van tien jaar MO*. | © MO*
Chris Aertsen deed een simpel voorstel bij de bespreking, die we voerden met Dirk Vandekerckhove als magazine-uitgever: als Roularta nu eens 1 euro per lezer en geleverde jaargang (voor 600 bladzijden hoogwaardige journalistiek) zou betalen aan vzw Wereldmediahuis, dan was dat budgettair gat meteen gedicht. De schoonheid van een helder voorstel kwam echter niet over en in Roeselare bleek men alvast één woordje Russisch te spreken. Ondanks dat strenge njet konden we toch, en sindsdien telkens opnieuw, een nieuwe meerjarenovereenkomst afsluiten.
Ook in 2004 verliet Jozef De Witte 11.11.11 en het duurde een heel jaar voordat er een echt nieuwe directeur aangesteld werd. Tegen de tijd dat Bogdan Van den Berghe zijn intrek nam op de vierde verdieping van de Vlasfabriekstraat, was de koepel in de raad van bestuur van Wereldmediahuis niet langer vertegenwoordigd door zijn directeur. Maar Van den Berghe wou wél wegen op het beleid, niet wat journalistiek betreft, wel wat uitgaven en personeel betreft.
Dat leidde tegen eind 2005, en zeker begin 2006, tot een heus conflict tussen de directeur van de grootste “aandeelhouder” of financier van MO* en de afgevaardigd bestuurder, Chris Aertsen. Dat gebeurde net op het moment dat we ook een nieuwe voorzitter moesten zoeken (Jan Van den Bergh verhuisde naar China om daar zijn communicatievaardigheden uit te proberen op de ontploffende markt). Het resultaat was het vertrek van Chris Aertsen en de komst van Bogdan Van den Berghe in de raad van bestuur.
In 2007 werd Frank Beke de nieuwe voorzitter, nadat hij afscheid genomen had van de actieve politiek. De nieuwe afgevaardigd bestuurder werd Jan Lamers, voorheen commercieel directeur van de (Financieel-Economische) Tijd.
‘Met diverse journalistieke middelen maakt MO* de veranderende wereld begrijpbaar, ervaarbaar en hanteerbaar.’
In 2008 dienden Wereldmediahuis en IPS-Vlaanderen een eerste meerjarenplan in bij de Vlaamse minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Daarmee konden zowel het magazinewerk en het persbureau structureel beter gefinancierd worden, en werd bovendien een begin gemaakt aan een echte digitale strategie voor MO*. Want dat de opdracht zoals Jozef De Witte die in 2003 op de persconferentie formuleerde – het magazine, het magazine en het magazine – niet houdbaar was, was al vanaf dag één duidelijk.
Trouwens, die andere opdracht – het uitgeven van verdiepende achtergrondcahiers over Noord-Zuidverhoudingen – kreeg al in 2006 een nieuwe en digitale vorm. In plaats van vier boekjes per jaar schakelden we over op een achttal monografieën (MO*papers) die als pdf’s online verschenen.
Eind 2012 organiseerden we een bijzonder succesvolle viering van ons tienjarige bestaan, aangekondigd als het Feest van de Hoop. Een vol Kaaitheater luisterde naar onze speciale gasten (Izzeldine Abuelaish, Chido Govera en P. V. Rajagopal). Het was een boost voor de hele organisatie om zo’n mooi moment, met zoveel energie te kunnen meemaken.
Het zou duren tot 2014 voor we fundamenteel nieuwe keuzes zouden maken. En daarvoor namen we een lange aanloop, want we begonnen met een reflectietweedaagse in de zomer van 2011, waarop de redactie haar eigen SWOT-analyse maakte. Het was de bedoeling om dezelfde oefening te doen met de ngo’s die lid waren van de vzw, maar eind 2011 was dat nog niet gelukt. De redactie ging in 2012 wel door met haar reflectie, ondersteund door Content Republic (dezelfde Dirk Vandekerckhove die we kenden van bij Roularta) en een rist experts die vrijwillig kwamen meedenken.
Begin 2012 vroeg 11.11.11 ook een heroverweging van de rol die MO* speelde op het vlak van mondiaal debat in Vlaanderen (met een viertal grote MO*lezingen en meer dan 50 debatten overal te lande die gebrand werden als MO*debat, was die rol aanzienlijk geworden). De Koepel van Noord-Zuidbewegingen wou echter zelf een vooraanstaande rol gaan spelen in dat debatlandschap en drong daarom aan op een hernieuwde focus op het journalistieke werk van MO*. Intussen legde afgevaardigd bestuurder Jan Lamers ook zijn financiële meerjarenprojecties op de bestuurstafel, en die zagen er niet zo goed uit.
Dat alles resulteerde in een omstandige nota van 29 bladzijden die ik in de kerstvakantie van 2012 voltikte, en die begin 2013 op de bestuurstafel kwam. Bottomline van het voorstel: we moesten meer online doen met de redactie, en onderzoeken of we op middellange termijn niet moesten overschakelen op een kwartaalblad in plaats van een maandblad. Dat betekende dat we eerder meer middelen nodig hadden dan zouden besparen, en dus moesten er nieuwe leden bijkomen – want op dat vlak was het succes de voorbije tien jaren erg matig geweest, ondanks de enthousiaste aankondigingen in 2003.
De discussie over de toekomst, die het hele jaar 2013 doorging, concentreerde zich op het businessmodel van MO* (inkomsten uit subsidies, abonnementen en ledenbijdragen, uitgaven overwegend voor journalisten in vaste dienst), op de verhouding online-print (moet er nog wel een eigen papieren magazine zijn, was plots de vraag) en op de meerwaarde van een onafhankelijk magazine voor de investerende organisaties. Het bestuur vroeg ons om te onderzoeken of het mogelijk was om het distributiemodel voor papier (groot bereik dankzij samenwerking met Knack) ook op te zetten voor online.
Na de zomer van 2013 bereikten we duidelijke conclusies: de MO*redactie behoudt haar autonomie en realiseert voortaan op de eerste plaats een relevante website (opnieuw met nadruk op achtergrond en duiding bij mondiale trends) en schakelt meteen over van maandblad op kwartaalblad. De dringende nood aan meer en diversere inkomsten wordt een prioriteit voor het zakelijk beleid, en het bestuur vraagt cijfermatige (bereik)ambities die kort opgevolgd kunnen worden. De Online First-strategie was geboren en de bereik- en waarderingscijfers van de volgende jaren bevestigden de waarde en de wijsheid van die keuze – het kwartaalblad bleek nog meer mensen te bereiken dan het maandblad daarvoor.
Rechts: Gie Goris, hoofdredacteur MO* van 2002 - 2020. Links: Jago Kosolosky, hoofdredacteur 2020 - 2024 | © MO*
De opdracht om meer organisaties te overtuigen lid te worden, en dus structureel bij te dragen tot MO*, kwam niet echt van de grond – al waren er een paar successen. Het was pas toen er in 2017 echt gehakt werd in de subsidie-inkomsten, tegelijk door Vlaanderen en door de federale overheid, dat we erin slaagden een echte ommekeer te realiseren. Bernard Sintobin, sinds 2016 zakelijk leider, overtuigde het bestuur van een rustige en overdachte aanpak van de financiële problemen en zou mét succes een dubbelspoor ontwikkelen: meer lidorganisaties én op structurele basis individuele bijdragen verzamelen (de intussen beroemde en gewaardeerde proMO*s).
Wat zouden wij weten over Goma, Kandahar of San Cristobal de las Casas, als er niemand ter plaatse aan berichtgeving zou doen?
De zomer van 2018 vatten we opnieuw aan met een fundamentele reflectie. Op een van onze halfjaarlijkse ‘denkdagen’ plaatste ik één vraag bovenaan op de agenda: welk verhaal vertellen we met MO*? De vaststelling was immers dat de mondiale context 15 jaar na het begin van MO* grondig gewijzigd was, en dat dus ook onze opdracht misschien herbekeken moest worden. Lily Deforce, die intussen voorzitter was van de vzw, pikte die vraagstelling meteen op en maakte er een proces van voor het bestuur en de intussen uitgebreide groep lidorganisaties.
Het resultaat, dat scherp gesteld en bekrachtigd werd tijdens de algemene vergaderingen van 2019, kreeg de titel Quality First, een duidelijke verwijzing naar het visiedocument van 2013, én een bevestiging van de unieke positie en meerwaarde van MO* in het medialandschap.
Twee sleutelparagrafen uit dat document: ‘MO* is een journalistiek mediaproject over mondiale tendensen en lokale realiteiten overal ter wereld, gericht op een ruim en geïnteresseerd publiek. Met diverse journalistieke middelen maakt MO* de veranderende wereld begrijpbaar, ervaarbaar en hanteerbaar’ en ‘Met haar journalistieke werk wil de redactie bijdragen tot een wereld waarin menselijke waardigheid en rechtvaardigheid voor iedereen, solidariteit met kwetsbaren en verdrukten, en een duurzame omgang met de planeet gerealiseerd worden.’
Niet alleen de bevestiging en actualisering van de opzet waar we bijna twintig jaar geleden aan begonnen, was hartverwarmend. Ook de eenstemmigheid en de overtuiging waarmee de intussen 21 lidorganisaties deze nieuwe visie, missie en aanpak goedkeurden, was heerlijk.
Met die Quality First-strategie kon Wereldmediahuis vzw dan ook toppers aantrekken om tegelijk de hoofdredacteur en de zakelijk leider, die beiden half 2020 met pensioen gingen, te vervangen. Het vervolg van het verhaal wordt u verteld door Jago Kosolosky en Frank Van Damme, door Lily Deforce en door de redactie uiteraard. Want wat ik in 2012 zei op het einde van mijn toespraak in het Kaaitheater, naar aanleiding van ons tienjarige bestaan, blijft gelden. Ook nu we onze twintigste verjaardag vieren:
Affiche twintig jaar MO*. | © MO*
‘Wannes Van de Velde stelde, lucide als altijd, vast dat ‘ne zanger een groep’ is. ‘Zonder de stem van miljoenen muzikanten zou het allang gedaan zijn met al die mooie liedjes’, zong hij. Hetzelfde geldt voor een journalist. Zonder het werk van de ontelbare voorgangers en collega’s, die vaak in veel moeilijkere omstandigheden werken, bestond het beroep wellicht niet meer. Wat zouden wij weten over Goma, Kandahar of San Cristobal de las Casas, als er niemand ter plaatse aan berichtgeving zou doen?
Die journalist als groep slaat vandaag op de eerste plaats op de redactie, die elke individuele journalist moet helpen om zijn ambities hoog genoeg te stellen en tegelijk de deontologie strikt te bewaken, die elkeen toelaat zich te specialiseren en tegelijk voldoende rond te lopen in straten en op pleinen, in de wandelgangen en op internetfora.
Maar tijd kan alleen maar onder collega’s gedeeld worden, als die door anderen gecreëerd wordt. Iemand moet de lonen en facturen betalen, iemand moet ervoor zorgen dat lezers, kijkers, luisteraars of gebruikers de weg naar de geproduceerde informatie vinden. Hoezeer ik ook pleit voor media die de journalistiek en meer bepaald de journalisten centraal stellen, zonder de omkaderende diensten, investeerders en partners allerhande redden we het niet.
‘Een liedje zing je nooit ofte nimmer alleen. Zonder al de anderen zou het gewoon niet gaan.’ Daar kunnen we alleen maar aan toevoegen: ‘et pour les journalistes: la même chose.’