Amin Maalouf: ‘Het Westen wil de wereld beschaven én domineren. Dat is onmogelijk’
De wereld is losgeslagen van zijn ankerpunten, stelt de in Parijs wonende Libanese auteur Amin Maalouf. De grote beschavingen zijn volgens hem niet meer in staat om mensen en maatschappijen op een humane wijze te laten functioneren, net nu de behoefte daaraan zo groot is.
Amin Maalouf is wereldberoemd in de Franstalige en Arabischsprekende wereld, maar ook in Vlaanderen zijn boeken zoals Ro_vers, christenhonden, vrouwenschenners: de kruistochten in Arabische kronieken_ en Moordende identiteiten klassiek geworden.
Eind juni vertrok Maalouf naar een eiland om aan een volgend boek te beginnen. Hij was echter bereid om dat creatieve werk een halve dag uit te stellen voor een uitgebreid gesprek met MO* over de actuele mondiale uitdagingen – het onderwerp van Le Dérèglement du monde, een essay waarvan de Nederlandse vertaling in 2010 verschijnt.
Als alles loopt als gepland, wordt literaire afzondering overigens een schaars goed voor Amin Maalouf. Hij wordt in oktober immers meer dan waarschijnlijk de nieuwe voorzitter van PEN International, de organisatie die opkomt voor vrijheid van meningsuiting en de rechten van bedreigde schrijvers.
In zijn stijlvolle Parijse appartement heerst de rust die hoort bij gedegen denk- en schrijfwerk. Amin Maalouf offreert koffie –‘Turkse of Europese?’– vooraleer hij in zijn uiterst Franse fauteuil gaat zitten, klaar om in lange volzinnen uit te leggen wat er zoal misgaat met de wereld vandaag. De vroegere wereld, waarin de belangrijkste tegenstellingen ideologisch waren en het debat onophoudelijk woedde, heeft volgens hem plaatsgemaakt voor een wereld waarin de belangrijkste tegenstellingen op identiteit gebaseerd zijn en waar nauwelijks nog plaats is voor debat.
In Le Dérèglement du monde, net als in oudere boeken als Moordende identiteiten en Oorsprong, legt hij heel sterk de nadruk op de negatieve impact van het communautaire denken –een klemtoon die zowel voor België als voor Libanon een bijzondere weerklank heeft.
Amin Maalouf: In Libanon heeft het communautarisme de voorbije decennia geleid tot gewelddadige conflicten, wat gelukkig niet het geval is voor België. De communautaire problemen van Libanon zijn gesitueerd binnen een uiterst moeilijke, explosieve regionale context, terwijl de buurlanden van België op dit moment allemaal lidstaten zijn van dezelfde Europese Unie, waarbinnen en waarmee ze grotendeels dezelfde ambities nastreven. Bovendien zijn de Libanese gemeenschappen gebaseerd op de religie waartoe ze zich bekennen, in een tijd waarin religieuze spanningen een stuk gewelddadiger zijn dan tegenstellingen gebaseerd op taal.
Hoe verklaart u het groeiende belang van politiek-religieuze identiteiten?
Amin Maalouf: Daarvoor moet je terug naar de recente geschiedenis. Zowel in Polen als in Afghanistan werd in de late jaren zeventig massaal gemobiliseerd tegen het communisme op basis van religie. In beide landen hebben de politiek-relgieuze krachten de strijd met het atheïstische communisme gewonnen. Het verschil was dat de Polen na hun overwinning verwelkomd werden in het Europese huis, waar ze hun religieuze identiteit niet meer nodig hadden om zich te affirmeren of om vooruit te komen, waardoor dat aspect zijn mobilisatiekracht snel verloor.
De Afghanen daarentegen voelden zich volkomen alleen, gedumpt nadat ze hun historische rol –de Sovjetunie pijn doen– volbracht hadden. Er was geen islamitisch model of regionaal project, er was geen enkel “huis” waar de Afghanen naartoe konden. De consequentie daarvan was een regressie met allerlei ongezonde en pathologische ontwikkelingen, zoals het ontstaan van de taliban.
Zijn alle poginen om een eigen model op te bouwen in de Arabische en de islamitische wereld dan mislukt?
Amin Maalouf: Ja, en de verantwoordelijkheid daarvoor ligt zowel in die landen zelf als in het Westen. Iran is wat dat betreft een goed voorbeeld. De eerste moderniseringsrevolutie in dat land, begin vorige eeuw, werd gesmoord door de twee grootmachten van die tijd, Rusland en Groot-Brittannië. De pogingen tot modernisering onder Reza Sjah –de vader van de laatste sjah– mislukten door toedoen van het conservatieve verzet in de samenleving en zijn eigen fouten. En dan was er de poging van Mossadeq, die in de jaren vijftig een eerlijke en legitieme poging deed om de olierijkdom aan te wenden voor de nationale ontwikkeling.
Opnieuw werd dat gedwarsboomd door de grootmachten, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Die geschiedenis van Iran heeft de geloofwaardigheid van het Westen gekelderd. Niet alleen door zijn betrokkenheid bij staatsgrepen en repressieve dynastieke regimes, maar ook doordat het Westen de reële pogingen tot modernisering niet consequent steunde.
Turkije werpt zich op als een voorbeeld dat het wel kan
Amin Maalouf: Turkije is het moslimland dat wellicht de coherentste en diepgaandste modernisering heeft doorgemaakt. Dat is niet helemaal zonder problemen gegaan, natuurlijk. Op de puinen van een wereldrijk heeft Atatürk geprobeerd een natiestaat te stichten naar bestaande Europese voorbeelden, en daarbij heeft hij bevolkingsgroepen die niet geheel tot die natiestaat behoorden –etnische, culturele, nationale en religieuze minderheden– gemarginaliseerd.
De oorspronkelijke ambitie van de hele onderneming was de natuurlijke integratie in Europa, maar dat is mislukt, omdat het gevoel dat “zij” anders zijn dan “wij” in Europa dominant bleef. Ik besef wel dat de toetreding van Turkije tot de EU andere koek is dan de toetreding van pakweg Malta of Litouwen. Als het ooit zo ver komt, dan is er sprake van een groot historisch compromis tussen twee grote beschavingen. In elk geval toont ook het Turkse voorbeeld aan dat het aartsmoeilijk is voor islamitische landen om te moderniseren zonder te botsen op de interne, conservatieve krachten én tegelijk op het verzet of de afwijzing van de westerse landen.
Waarom steunt het Westen de modernisering niet die het nochtans overal predikt?
Amin Maalouf: Er is van oudsher een strikte scheiding tussen de principes die het Westen thuis toepast en de principes die elders gehanteerd worden. Europeanen kunnen zonder problemen voorvechters zijn van democratie, vrijheid van meningsuiting en gelijkheid tussen individuen, en zich compleet tegenovergesteld gedragen zodra ze de Middellandse Zee overgestoken zijn. Praat maar eens over democratie in landen als Irak of Afghanistan, en binnen de kortste keren is er wel iemand die je apart neemt en uitlegt dat je ernstig moet blijven, dat de mensen er niet klaar voor zijn, dat het allemaal nog veel tijd zal vergen… Dat discours deed het al goed tijdens de dagen van de kolonisatie, en het blijkt nog steeds te werken.
Al te vaak krijgen mensen die in een nieuw land arriveren het gevoel dat hun taal volkomen genegeerd wordt, dat hun cultuur onbestaande is, dat niemand ooit gehoord heeft van de schrijvers, kunstenaars en denkers van hun land van oorsprong.
Hebt u een verklaring voor die schijnbare schizofrenie?
Amin Maalouf: Het Westen zit voortdurend gevangen tussen twee volkomen tegengestelde ambities. Men wil de rest van de wereld “beschaven” en tegelijk domineren. Dat zijn twee zaken die onmogelijk te combineren vallen. Wie de ander meer waardigheid, vorming en vrijheid wil geven, loopt het risico dat die ander zich niet langer zal laten onderwerpen. De opdeling tussen westerlingen die in welvaart leven en inheemsen die moeten overleven zonder zelfs de noodzakelijkste minima, is niet verenigbaar met de westerse waarden. En dus worden die waarden opzijgeschoven. Met alle langetermijngevolgen van dien.
Moet het Westen consequent modernisering steunen of moet het de culturele verschillen respecteren – in de westerse samenlevingen, en zeker in de landen in het Zuiden zelf?
Amin Maalouf: Je zult mij in elk geval niet horen pleiten voor “het respecteren van culturele verschillen”. Het idee om mensen op te sluiten in hun culturele verschillen vind ik even onaanvaardbaar als gedwongen assimilatie. Ik pleit voor de vrijheid en de mogelijkheid voor iedereen om zijn of haar eigen keuzes te maken. Iedereen moet vrij en sereen kunnen leven zonder dat iemand anders hem of haar een identiteit oplegt of verbiedt.
Modernisering betekende voor Atatürk dat de Turken hun traditionele, islamitische klederdracht niet langer mochten dragen.
Amin Maalouf: Ik wil anno 2009 niet oordelen over de edicten van Atatürk of tsaar Peter de Grote over het al dan niet scheren van baarden. Moderniseren door mensen te verplichten zich op deze of gene manier te kleden is niet meer van deze tijd, dat is evident. Wat wel werkt, is het creëren van een serene en open omgeving die mensen de kans biedt ten volle hun diversiteit en hun culturele identiteit te beleven, en die voorkomt dat mensen zich in zichzelf en in hun –eventueel ingebeelde– tradities terugtrekken.
Communautair denken maakt mensen defensief tegenover elkaar, terwijl integratie en samenleven uitgaan van een ontspannen omgeving waarin iedereen zichzelf kan zijn en ontwikkelen. Het gevecht voor een open samenleving is ook een gevecht om de hearts and minds van de samenleving. We moeten dat gevecht niet uit de weg gaan, we moeten dat winnen.
De groeiende diversiteit van Europa leidt niet meteen tot open samenleven, om het zacht uit te drukken.
Amin Maalouf: Ik pleit niet voor zogenaamde tolerantie of voor een droom van rimpelloze diversiteit, maar voor een rechtvaardige en consequente houding. Dat betekent dat migranten gestimuleerd worden om zich helemaal te integreren in het land waar zij zich vestigen, dat ze zich ook de cultuur en de waarden eigen maken. Maar tegelijk moet de onthalende samenleving die nieuwkomers hun culturele waardigheid gunnen.
Met andere woorden: iedereen moet kunnen leven zonder dat hij zijn of haar naam, identiteit, gezicht, kleur of taal moet verbergen. Mensen moeten niet alleen de mogelijkheid hebben de taal te leren van hun nieuwe land, ze moeten evengoed de mogelijkheid hebben de taal van herkomst te behouden, te cultiveren en door te geven aan hun kinderen.
Meertaligheid is een cruciale vaardigheid voor de toekomst?
Amin Maalouf: Ik geloof heel sterk in de kracht van meertaligheid. Ik droom van een wereld waarin mensen veel meer interesse opbrengen voor elkaars cultuur. Ook een immigrant moet kunnen voelen dat zijn cultuur van herkomst gerespecteerd wordt. En dat is geen passieve zaak. Het is daarom belangrijk dat mensen in het Noorden veel meer de talen van de mensen uit het Zuiden leren. Integratie is geen eenrichtingsverkeer.
Duitsers die Turks spreken, Britten die Bengaals leren, Fransen die Arabisch kennen: dat is ook een kwestie van respect. Al te vaak krijgen mensen die in een nieuw land arriveren het gevoel dat hun taal volkomen genegeerd wordt, dat hun cultuur onbestaande is, dat niemand ooit gehoord heeft van de schrijvers en kunstenaars en denkers van hun land van oorsprong. Wederzijdse inspanningen helpen migranten om in hun land van aankomst met opgeheven hoofd te leven, en pas als dat het geval is, kan er echt sprake zijn van harmonieus samenleven.
Soms beklemtonen minderheden hun eigenheid zo sterk dat ze zichzelf lijken uit te sluiten.
Amin Maalouf: Dat is een reëel risico. Om te voorkomen dat anti-integratiestemmen zich tot een dominante kracht binnen de migrantengemeenschappen ontwikkelen, moet de autochtone meerderheid stoppen met uitsluiting en discriminatie. Daarnaast moet de staat zich niet tot een immigrant richten via de omweg van degenen die zich opwerpen als zijn vertegenwoordigers. Voor migranten geldt wat ook voor andere burgers geldt: de enige echte vertegenwoordigers zijn de verkozen vertegenwoordigers.
Maar tussen de staat en de individuele burger bevindt zich het noodzakelijke netwerk van middenveldorganisaties, die opkomen voor de collectieve belangen van hun leden.
Amin Maalouf: Ik blijf erbij dat we moeten denken in termen van burgerschap. Alleen zo kunnen we garanderen dat elke persoon die zich bijvoorbeeld in Europa bevindt –allochtoon of autochtoon– als een volwaardige persoon beschouwd en behandeld wordt, zonder discriminatie. En alleen zo voorkom je de vorming van getto’s. De diversiteit van een land, een stad, een regio mag zich niet concentreren op één plek of in één instelling, maar moet overal, gespreid terug te vinden zijn. Een school met negentig procent migrantenkinderen is net zo onaanvaardbaar als een school waar migrantenkinderen niet eens de kans krijgen om hun taal van herkomst te studeren, als ze dat willen.
U wordt wellicht voorzitter van PEN International. Gelooft u dat schrijvers een bijzondere bijdrage leveren aan het welzijn van de samenleving?
Amin Maalouf: Schrijvers verwoorden alle mogelijke posities en overtuigingen die je in de wereld kunt vinden. Zij moeten dus niet proberen als samenhangend blok te ageren –dat lukt toch niet–, maar zij moeten zich wel inzetten voor een maatschappij waarin iedereen zich vrij kan uitdrukken. Als ze dat doen, dragen ze automatisch bij tot het welzijn van de samenleving.