Was België betrokken bij illegale CIA-operaties om terreurverdachten te ontvoeren? Het onderzoek naar die vraag ontaardde in een waar welles-nietessteekspel tussen de federale en Vlaamse regering, de Staatsveiligheid, het Comité I, ngo’s en de media.
Zijn er CIA-vluchten gepasseerd in België? Zo ja, hadden ze terreurverdachten aan boord? En vooral: hoe heeft de Belgische overheid die vragen onderzocht?
‘België stelde zijn luchthavens en luchtruim ter beschikking voor vluchten gelinkt aan extraordinary rendition-operaties van de CIA. Tussen eind 2001 en 31 december 2005 heeft het CIA-vliegtuig N829MG en N1HC vier tussenstops gemaakt op de luchthavens van Antwerpen en Brussel.’ Dat schrijft het Open Society Justice Initiative in het nieuwe rapport Globalizing Torture: CIA Secret Detention and Extraordinary Rendition.
Het nieuws werd op woensdag 6 februari door verschillende Belgische media opgepikt. Eigenlijk gaat het om informatie die reeds lang bekend was.
Toenmalig premier Guy Verhofstadt stelt in De Standaard dat hij zich niet kan herinneren wat hij destijds heeft verklaard en of hij op de hoogte was van de vracht die de CIA-vluchten aan boord hadden.
Nochtans is de manier waarop het dossier in 2005 en 2006 door de overheid is onderzocht bijzonder veelzeggend. Een reconstructie.
November 2005
Zowat een half jaar nadat in het Europees Parlement de eerste vragen zijn gesteld over extraordinary rendition, schiet de federale regering in actie. Het Directoraat-generaal voor de luchtvaart onderzoekt of CIA-vluchten in België zijn gepasseerd. Op basis van dat onderzoek verklaren de federale minister van Mobiliteit Renaat Landuyt en zijn collega van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht dat de voorgaande vijf jaar geen CIA-toestellen zijn geland op Belgische luchthavens.
8 december 2005
De Senaat geeft het Comité I de opdracht een onderzoek in te stellen naar CIA-vluchten in België.
15 februari 2006
De Nederlandse krant NRC Handelsblad meldt dat een Gulfstream III met registratienummer N829MG en later N259SK in juli 2002 langs de luchthaven van Deurne is gepasseerd. De Gulfstream III is een toestel van een privémaatschappij die regelmatig chartervluchten uitvoert in opdracht van de CIA. Het toestel is onder meer ingezet om de Syrisch-Canadese terrorismeverdachte Maher Arar van de VS naar Jordanië over te brengen.
17 februari 2006
Kris Peeters, Vlaams minister bevoegd voor de regionale luchthavens, bevestigt het bericht van NRC Handelsblad. De Gulfstream III zou op 20 juli 2002 van Deurne naar het Nederlandse Schiphol zijn gevlogen. Of het die dag om een CIA-vlucht ging, blijft onzeker. Peeters: ‘Wie er toen aan boord was, dat weten we niet.’ Federaal minister van Mobiliteit Landuyt reageert later dat het ‘onduidelijk’ is of het vliegtuig met registratienummer N829MG op de landingslijst staat.
23 februari 2006
De deadline van de Raad van Europa verstrijkt. De Raad had al zijn lidstaten gevraagd om een gedetailleerde vragenlijst in te vullen over CIA-gevangenissen en het geheime vervoer van terreurverdachten. Vijf lidstaten, waaronder België, stuurden de antwoorden niet op tijd op. Het zegt veel over de prioriteit die de overheid aan het dossier geeft.
24 februari 2006
‘Na de laatste berichten over CIA-vluchten heeft de federale regering de betrokken diensten gevraagd nog eens alle informatie opnieuw te bekijken. Zowel de civiele als de militaire vluchtbewegingen zijn zeer grondig gecontroleerd, zonder enig resultaat. Daar is de premier formeel in’, zegt Didier Seeuws, woordvoerder van eerste minister Guy Verhofstadt. Federaal minister van Mobiliteit Landuyt bevestigt dat: ‘Alle vliegtuigen die waar dan ook in verband worden gebracht met de zogenaamde CIA-vluchten in België, zijn gecontroleerd. Wij hebben geen weet van Belgische betrokkenheid bij wat dan ook. Maar ik sluit vooralsnog niet uit dat er ook bij ons CIA-vluchten geweest zijn.’
6 maart 2006
Senaatsvoorzitster Anne-Marie Lizin verschijnt voor de CIA-onderzoekscommissie van het Europees Parlement. Op de vraag of de Belgische inlichtingendiensten de activiteiten van de CIA op Belgisch grondgebied controleren, antwoordt Lizin to the point: ‘Er heerst een vertrouwensrelatie, waarbij er zelden of nooit vragen gesteld worden.’
7 maart 2006
‘De Belgische inlichtingendiensten verklaren dat ze nooit verzocht zijn geweest om een onderzoek over dit onderwerp in te stellen’, schrijft het Comité I in zijn vertrouwelijk toezichtsonderzoek, dat het aan de regering overhandigt. De woordvoerder van Guy Verhofstadt spreekt dat tegen: de regering zou de inlichtingendiensten wel degelijk opdracht hebben gegeven om een onderzoek naar de kwestie op te starten.
Het Comité I beschrijft in zijn voorlopig rapport hoe de Staatsveiligheid heeft ‘onderzocht’ of CIA-vliegtuigen zijn geland in België. Volgens het Comité I heeft de Staatsveiligheid alleen maar wat kranten gelezen over de kwestie en een telefoontje gepleegd. Op 25 november 2005 telefoneerde toenmalig hoofd Koen Dassen persoonlijk met de CIA om vragen te stellen over CIA-vluchten. ‘No comment’, was het antwoord. Dassen zou dezelfde dag ook nog hebben samengezeten met de CIA, maar over die vergadering is zeer weinig bekend. Zelfs minister van Justitie Laurette Onkelinx was er niet van op de hoogte.
9 maart 2006
De krant Le Soir herhaalt nogmaals dat op 17 en 20 juli 2002 een Gulfstream III in Deurne is geland. De krant linkt het toestel aan de geheime activiteiten van de CIA. Le Soir meldt ook dat Cynthia D. Logan, een van de CIA-agenten die door het Italiaanse gerecht in verdenking is gesteld voor de ontvoering van Abu Omar in Milaan, in 2003 twee keer in België heeft verbleven.
Zowel in de Kamer als in de Senaat vuren parlementsleden vragen af over de CIA-kwestie en de mist die erover is gespuid. Minister van Justitie Onkelinx verklaart dat ze de Staatsveiligheid wél heeft ingeschakeld om de zaak te onderzoeken en dat de dienst haar op 1 december 2005 een geheim rapport had bezorgd. Volgens staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging Vincent Van Quickenborne heeft de overheid de Staatsveiligheid, de ADIV en het Directoraat-generaal voor de luchtvaart eind december 2005 bijkomende vragen gesteld. ‘In het antwoord van de drie diensten aan de leden van het Ministerieel Comité stond alleen dat er chartervluchten van de CIA op het Belgische grondgebied waren geland’, aldus Q. Veelzeggend voegde hij eraan toe: ‘Op diplomatiek vlak is het delicaat om buitenlandse inlichtingendiensten over een dergelijke kwestie om opheldering te vragen wanneer men niet over concrete gegevens beschikt.’ Aangezien niemand buitenlandse geheime diensten controleert, is het natuurlijk moeilijk om over concrete gegevens te beschikken.
5 april 2006
Amnesty International meldt in zijn rapport Onder de radar nogmaals dat de Gulfstream III in de luchthaven van Deurne is geland.
2 mei 2006
Het Comité I legt een aanvullend rapport over de kwestie voor aan de Senaat. ‘De registratienummers van vliegtuigen die in België zijn geland of het Belgische luchtruim hebben gebruikt, kunnen wel degelijk gekoppeld worden aan toestellen die door de CIA worden gebruikt’, aldus het Comité I. ‘Maar een onderzoek van de Staatsveiligheid heeft geen enkel element opgeleverd dat aantoont dat die vliegtuigen inderdaad zijn gecharterd door de CIA of bij activiteiten zijn betrokken die het humanitair recht overtreden.’
6 juni 2006
De begeleidingscommissie van het Comité I is niet tevreden met de informatie die is bijeengesprokkeld en geeft het Comité I de opdracht om nogmaals een bijkomend rapport op te stellen.
12 juni 2006
Giovanni Claudio Fava, rapporteur van de tijdelijke commissie van het Europees Parlement die de activiteiten van de CIA in Europa onderzoekt, maakt bekend dat tussen 2001 en 2006 toestellen die regelmatig door de CIA gecharterd worden vier keer in België zijn geland. Het gaat om de reeds bekende Gulfstream III met registratienummer N829MG, die in juli 2002 twee keer in Deurne is gesignaleerd. Verder verwijst Fava naar een Gulfstream V met registratienummer N1HC, die op 5 december 2004 op Zaventem is geland. Het toestel kwam vanuit het Amerikaanse Philadelphia en vertrok de volgende dag naar Tulsa in de VS. Hetzelfde toestel streek volgens Fava op 8 februari 2006 nogmaals neer in Zaventem. Het kwam via Rotterdam uit New York en vertrok op 9 februari via Rotterdam naar Zürich. De reactie van Didier Seeuws, woordvoerder van premier Verhofstadt: ‘Er is geen enkel element waaruit blijkt dat de vier verdachte vluchten die België hebben aangedaan, ook CIA-vluchten geweest zouden zijn.’
15 juni 2006
Op een mondelinge vraag van senator Hugo Vandenberghe verklaart minister van Mobiliteit Renaat Landuyt dat de Belgische overheid op de hoogte is van ‘de bewegingen met de Gulfstream III- en Gulfstream V-toestellen. Volgens de Staatsveilig- heid kan op basis van de gegevens niet besloten worden dat het gaat over door de CIA georganiseerde vluchten waarbij personen illegaal zouden worden vervoerd.’ Landuyt spreekt van zes vluchten: de Gulfstream III van Presidential Air Corporation is op 15 juli 2002 in Deurne geland en twee dagen later weer vertrokken. Op 20 juli 2002 is hetzelfde toestel in Deurne geland en vertrokken. Verder is een Gulfstream V van United States Steel op 5 december 2004 van Philadelphia naar Zaventem gevlogen en een dag later van Zaventem naar Tulsa.
6 juli 2006
In plenaire zitting bespreekt de senaat het derde rapport van het Comité I over CIA-vluchten. Het parlementaire controleorgaan is niet mals voor de Staatsveiligheid en de ADIV, die naar eigen zeggen niets wisten en niets vonden over CIA-vluchten in België. Beide diensten hebben ‘onjuiste informatie gegeven’, gaven ‘geen blijk van belangstelling voor de beweerde feiten’, en kunnen ‘niet op een geloofwaardige manier volhouden dat ze onbevoegd zijn voor deze aangelegenheden’. Het Comité I schrijft onder meer dat de Staatsveiligheid oordeelde dat het ‘onbegonnen werk was’ om alle vluchtbewegingen begeleid door Belgocontrol te checken op bepaalde toestellen. Pas vanaf maart 2006 heeft de Staatsveiligheid een grondig onderzoek gevoerd naar twee toestellen die geland zijn op Belgisch grondgebied. Wat de vier passages van de Gulfstream III in Deurne in juli 2002 betreft, meldt de Staatsveiligheid dat op twee vluchten een Amerikaanse zakenfamilie uit de auto-industrie meevloog en de andere twee vluchten kaderden in een privébezoek van een familie die in de Lage Landen een aantal maneges heeft bezocht. Geen CIA-vluchten dus. Over de Gulfstream V geeft de Staatsveiligheid geen verdere informatie.
Ook minister van Defensie André Flahaut krijgt een veeg uit de pan omdat hij een gepland bezoek van de begeleidingscommissie van het Comité I aan het Air Traffic Control Center van de Belgische luchtmacht in Semmerzake uiteindelijk had geweigerd.
Over de kern van de zaak – of CIA-vluchten met terrorismeverdachten aan boord in België gepasseerd zijn – brengt ook het derde Comité I-rapport geen duidelijkheid: ‘De begeleidingscommissie heeft niet kunnen vaststellen dat dergelijke schendingen van de grondrechten op het Belgisch grondgebied zouden zijn gebeurd. Op basis van de verslagen van het Comité I en gelet op de verklaringen van de diensten die zij heeft gehoord, is de kans klein dat België betrokken is. Aangezien de diensten die door de begeleidingscommissie zijn gehoord over geen enkele informatie beschikten, kan deze echter evenmin uitsluiten dat dergelijke vluchten op Belgisch grondgebied hebben plaatsgehad. Evenmin kan uitgesloten worden dat er Belgische diensten op de hoogte zijn van dergelijke vluchten.’
23 augustus 2006
Weekblad Knack pakt uit met officiële Amerikaanse luchtvaartdata, verkregen via de onderzoekgroep TransArms, waaruit blijkt dat ‘nog minstens 25 andere mogelijke verdachte vluchten’ in België gepasseerd zijn. Het gaat om vluchten van ‘privéjets die in andere landen mogelijk bij CIA-transporten waren betrokken.’ Knack verwijst ook naar talrijke vluchten van luchtvaartmaatschappij Kalitta Air, die meerdere keren per week op Zaventem en Bierset landt. Volgens Amnesty International doet de CIA regelmatig een beroep op de diensten van Kalitta Air.
Bron: Vrij Spel. Buitenlandse geheime diensten in België, Kristof Clerix, Manteau 2006.