De Nijl is niet van iedereen

Nieuws

De Nijl is niet van iedereen

Dieter Telemans

21 juni 2006

De Nijl is van levensbelang voor 160 miljoen mensen in de tien Nijlstaten. Egypte, bijvoorbeeld, heeft bijna geen enkele andere waterbron. Negentig procent van de bevolking woont er in de smalle vruchtbare Nijlvallei. In Ethiopië kunnen de boeren, als gevolg van een akkoord uit 1929, geen gebruik maken van het Nijlwater om hun landbouw te verbeteren. 'Elke boer wordt geboren met evenveel recht op water als op moedermelk', zegt een Egyptisch gezegde. En de boeren in Ethiopië dan?

Wie uitkijkt over het uitgestrekte Tanameer in het noordwesten van Ethiopië, begrijpt niet dat dat land telkens geassocieerd wordt met hongersnood en droogte. Het Tanameer is de bron van de Blauwe Nijl. 86 procent van het Nijlwater in Egypte is uit dit meer afkomstig. Met zo’n watervoorraad is het mogelijk om een groot deel van de hoogvlakten van Ethiopië permanent te irrigeren. Maar zelfs op een paar tientallen meters van het meer ligt de grond er kurkdroog bij. Het stof waait hoog op wanneer de boeren hun akkers ploegen. Door de klimaatverandering en de ontbossing is er minder dan ooit garantie op gunstige regenseizoenen. Alleen al in dit gebied hebben meer dan twee miljoen landbouwers voedselhulp nodig om te overleven. In 2005 kreeg Ethiopië 600.000 ton voedselhulp, goed voor zo’n 200 miljoen euro.
Het Nijlwater, dat majestueus maar werkeloos door Ethiopië stroomt, wordt honderden kilometers stroomafwaarts wel gebruikt voor grootse waterprojecten. Aan het kunstmatige Nassermeer in Egypte werd onlangs het Mubarak Pumping Station ingehuldigd. Dat is ‘s werelds krachtigste waterpompstation met een capaciteit van 1,2 miljoen m3/u. Deze pomp moet een tiende van het Nijlwater, via het Sheikh Zayed kanaal, naar de Nieuwe Vallei in de Westelijke Woestijn pompen. De bedoeling is om biologische groenten te kweken voor ondermeer consumenten in Saudi-Arabië en Europa. Het project is nog in aanbouw maar de verwachtingen zijn enorm. President Mubarak gelooft dat zijn “nieuwe piramide” een half miljoen hectaren woestijngrond zal irrigeren. Meer dan twee miljoen jobs zullen worden gecreëerd en miljoenen Egyptenaren zullen zich in twee nieuwe steden vestigen. De pers heeft het over “het parallelle Egypte”.
Sceptici vragen zich af of het wel mogelijk is om de warmste en meest afgelegen streek van Egypte om te toveren tot een groene oase. En zal de watervoorziening in het noorden daardoor niet droog vallen? Sommigen vrezen dat het project een witte olifant is: een dure, maar nutteloze investering. Dat werd echter ook beweerd van de Hoge Dam op de Nijl, die uiteindelijk een groeitijger blijkt te zijn. Voor de dam ligt het Nassermeer, dat met zijn 6000 vierkante meter ‘s werelds grootste waterreservoir is. Dankzij de dam wordt Egypte gespaard van overstromingen en droogten. Het aantal oogsten in de Nijlvallei is door een permanente irrigatie verdubbeld of zelfs verdrievoudigd. De hydro-elektrische turbines van de Hoge Dam hebben de industriële capaciteit van Egypte met 30 procent verhoogd. En ook de visserij en het toerisme floreren op het Nassermeer.
Het Nassermeer ligt echter in een gebied waar de temperatuur makkelijk boven de 40°C klimt. Gigantische hoeveelheden water verdampen daardoor. Het water van de Blauwe Nijl opslaan in de diepe ravijnen die de Blauwe Nijl in de Ethiopische hoogvlakte heeft gegraven, aan de hand van een reeks bescheiden dammen, zou ongetwijfeld een zuiniger alternatief zijn. Alleen strookt dat niet met Egyptes strategische belangen.
Het verschil in de manier waarop Ethiopië en Egypte met het Nijlwater omgaan, gaat terug op een waterakkoord uit de koloniale tijd. In 1929 sloten Egypte en Groot-Brittannië (dat Oeganda, Tanzania, Kenia en Soedan representeerde) een waterakkoord, waarin overeengekomen werd dat geen enkel land Nijlprojecten mag uitvoeren waardoor het watervolume in Egypte afneemt. Daarnaast verkreeg Egypte het recht onderzoek en inspecties uit te voeren in het volledige gebied aan de Nijl. Het land van de farao’s ziet elke verandering in dit akkoord als een strategische bedreiging.
Maar de bevolkingsexplosie, armoede en droogtes in de zuidelijke Nijlstaten maken een herziening van het koloniale pact noodzakelijk. In Ethiopië is vandaag slechts drie procent van de landbouwoppervlakte geïrrigeerd en de overheid wil dat dringend opdrijven. Ethiopië heeft ook al een hydro-elektrische dam gebouwd op de Blauwe Nijl vlakbij het Tanameer.
Ook Kenia, Tanzania en Oeganda lappen de postkoloniale beperkingen steeds meer aan hun laars. Kenia gaf al te kennen dat het zich wil terugtrekken uit het verdrag van 1929. Een oorlogsdaad, zo stelde Egypte. Oeganda droomt van hydro-elektrische projecten aan de Witte Nijl en Soedan, waar Egypte in 1959 een akkoord mee heeft ondertekend, heeft grootse plannen met ondermeer een artificieel meer. In Tanzania loopt een “drinkwaterproject” dat Egypte oogluikend toestaat om een echt conflict te voorkomen. In werkelijkheid gaat het om een irrigatieproject dat het hoofd moet bieden aan droogtes, bodemerosie en woestijnvorming. Wereldwijd wordt het overgrote gedeelte van het water opgeslorpt door landbouw. In Afrika gaat zelfs 86 procent van het water naar irrigatie. Vaak gaat het om primitieve irrigatiesystemen waarbij veel water wordt verspild door verdamping en grondverstopping. Er bestaan nochtans modernere irrigatietechnieken, zoals druppelirrigatie.
Egyptes extreme afhankelijkheid van de Nijl deed president Sadat in 1979 verklaren dat ‘enkel een waterkwestie Egypte nog tot een oorlog kan voeren’. Boutros Ghali, ooit Egyptes minister van Buitenlandse Zaken en secretaris-generaal van de VN, voorspelde in 1988 dat ‘de volgende oorlog in onze regio over water zal gaan, niet over politiek’. Ook huidig president Mubarak heeft al gedreigd zijn machtige leger in te zetten tegen Ethiopië. De zuidelijke Nijlstaten willen zich echter niet langer meer laten intimideren.
Gelukkig zijn de verschillende partijen nog bereid met elkaar te praten. In februari 1999 onderschreven tien betrokken landen het Nile Basin Initiative (NBI). Deelnemende landen zijn: Burundi, Democratische republiek Congo, Egypte, Ethiopië, Eritrea, Kenia, Oeganda, Rwanda, Soedan en Tanzania. De dialoog zou ‘het nieuwe geschenk van de Nijl’ zijn, beloofden ze elkaar. Ze zouden samenwerken rond waterbeheer en -voorziening, en organiseren tot op vandaag bijeenkomsten. Begin mei kwamen de verantwoordelijke ministers uit de tien lidstaten voor de veertiende keer samen, in de Burundese hoofdstad Bujumbura. Bovenaan de agenda stond de verdeling van hydro-elektriciteit onder de verschillende actoren. Patrick Kahangire, directeur van het NBI, pleit er voor de opgewekte elektriciteit zo veel mogelijk uit te wisselen tussen verschillende Nijllanden. Op die manier hoopt hij van de Nijl een bron van wederzijdse afhankelijkheid en samenwerking te maken, in plaats van groeiende spanning.
Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos
Reageer via info@mo.be