Rwanda geeft Busanverklaring een 7
Selma Zijlstra
01 december 2011
‘Ontwikkelingslanden besteden meer tijd en energie aan procedures en verantwoordingssystemen voor donoren en een alsmaar stijgend aantal niet-statelijke actoren, dan dat ze bezig zijn met echt ontwikkelingswerk. We moeten eindeloos antwoord geven op vragen waar eigenlijk geen bevredigend antwoord voor bestaat.’ Een daverend applaus uit de zaal volgt. Paul Kagame, president van Rwanda en sterke voorvechter voor zeggenschap van ontwikkelingslanden, spreekt tijdens de tweede dag van de hulptop in Busan.
‘Het is niet te betwisten dat de hulpeffectiviteitprincipes zoals eigenaarschap en aansluiting bij nationale beleidsprioriteiten van ontwikkelingslanden, belangrijk zijn,’ zegt Kagame. ‘Maar er zijn nog structurele barrières die verhinderen om datgene te bereiken, wat eigenlijk vanzelfsprekend is. We hebben bijvoorbeeld in Parijs en Accra besloten dat hulp via de systemen van ontwikkelingslanden gekanaliseerd moet worden, zodat nationale capaciteit kan worden versterkt om ontwikkelingsplannen uit te voeren. In de praktijk duurt de status quo nog steeds voort. Donoren bieden nog steeds weerstand om hun hulp via nationale systemen te geven. Het is donoren niet aan te rekenen dat zij landensystemen niet gebruiken als ze zwak zijn, of niet functioneren, maar waarom bouwen ze ze dan niet op?’
Doordat donoren hun eigen systemen en procedures gebruiken en niet werken met budgetten of dienstverleningssytemen zoals die in het ontwikkelingsland bestaan, lukt het ontwikkelingslanden niet meer om hun eigen inkomsten te beheren. Dit kan de relatie tussen regeringen en haar burgers verslechteren, volgens Kagame. Ook vindt hij dat er te veel eisen worden gesteld aan ontwikkelingslanden om zichzelf te verantwoorden, maar verantwoorden donoren zich zelf onvoldoende.
Tijdens een persconferentie later op de dag was Kagames toon minder streng geworden tegenover donoren. ‘Het is belangrijk om te luisteren naar de uitleg van donoren. Ze hebben beloofd om er harder aan te gaan werken. Voor mij is dat fair en een belangrijke stap vooruit. Het heeft geen zin om een sfeer van wantrouwen te creëren. Deze conferentie is in goed vertrouwen gedaan.’
Kagame zou de huidige concept verklaring een bescheiden 6 of 7 geven. ‘Men was echt betrokken hoe we de dingen konden verbeteren.’
Conceptverklaring
In Busan vindt de vierde conferentie over hulpeffectiviteit plaats. 2500 delegaties uit donorlanden, partnerlanden, het maatschappelijk middenveld en multilaterale organisaties zijn drie dagen lang bijeen om over de effectiviteit van de hulp te praten. In een representatieve groep van zogenaamde sherpa’s, met onder andere Rwanda, dat Afrika vertegenwoordigt, Groot Brittannië, de Wereldbank, Better Aid en Frankrijk, is er al maanden vergaderd over een conceptverklaring.
Rwanda stelde zich erg sterk op tijdens deze onderhandelingen. Zo pleitte Rwanda ervoor om de nationale systemen van landen als default optie te gebruiken, wat betekent dat die optie altijd moet gebruikt worden, tenzij het echt niet anders kan. Voor veel donoren ging dit te ver. Toch is het Rwanda gelukt om dit erin te krijgen.
Hulp ontbinden
Ook wilde Rwanda dat voor 2015 alle hulp ongebonden is, hetgeen vele donoren niet konden bekrachtigen. Gebonden hulp betekent dat ontwikkelingsprojecten rechtstreeks door bedrijven van donoren worden uitgevoerd, hetgeen het onmogelijk maakt voor ontwikkelingslanden om te concurreren. Hillary Clinton, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, dikte dit punt nog eens sterk aan tijdens haar speech. De Verenigde Staten zou haar best doen hulp te ontbinden, maar verder dan dat kan het niet gaan. Het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking zou anders minder worden, zo verdedigde ze zich. Het is Rwanda niet gelukt de harde deadline voor het ontbinden van de hulp erdoorheen te krijgen. Wel staat er in het document dat pogingen van donoren om hulp te ontbinden zullen worden versneld en plannen op dit gebied in 2012 bekeken zullen worden.
Selma Zijlstra brengt verslag uit vanop de Hulpconferentie in Busan met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.