Sojaplantages slokken kleine boerderijen in Brazilië op
Mario Osava
02 augustus 2011
Kleine boeren strijden voor land in de westelijke staat Mato Grosso, de grootste sojaproducent van Brazilië. "Te midden van uitgestrekte sojaplantages is er geen plaats meer voor familieboerderijen", verklaart een voorvechter van landhervorming.
De Braziliaan Walter Moura herstelt van een schotwonde in zijn schouder, de derde aanslag op zijn leven al. Het is slechts een deel van de tol die boeren moeten betalen bij hun gevecht voor land in Mato Grosso. “Ze hebben onze vrienden vermoord”, zegt Moura, activist en voorzitter van een lokale vakbond voor landarbeiders in de stad Guarantã do Norte.
Moura arriveerde hier dertig jaar geleden. Zijn familie was op zoek naar goedkoop land in westen of het noorden van Brazilië. Ze werden net als miljoenen arme boeren uit het zuiden door de overheid aangemoedigd om zich te vestigen op ontbost gebied in het Amazonewoud. Vandaag verkoopt hij inheemse vruchten en produceert hij zuivelproducten.
Verstedelijking
Guarantã do Norte werd nog niet overspoeld door soja. Maar het werd wel onder de voet gelopen door de veeteelt, de belangrijkste motor achter ontbossing en gewelddadige landconflicten in Brazilië. Het gebied begint de gevolgen van de sojamonocultuur te voelen omdat de stad aan de BR-163 ligt, een weg waarlangs de gewassen uit het gebied worden te vervoeren.
Ongeveer 380 km ten zuiden van Guarantã do Norte ligt de stad Lucas do Rio Verde, te midden van enorm uitgestrekte sojaplantages. “Er is geen plaats meer familieboerderijen”, zegt Nilfo Wandscheer, tot juli het hoofd van een lokale vakbond die landarbeiders en kleine boeren verenigt. In het noorden van Mato Grosso “komen alle burgemeesters uit de landbouwindustrie en staat het beleid in dienst van deze industrie”, stelt hij.
Rond de stad zijn er nog maar zo’n 120 kleine groentekwekers. Vele zijn gedoemd om te verdwijnen door de voortschrijdende verstedelijking. Het aantal inwoners van de stad zal de komende 20 jaar tijd naar schatting aangroeien van 45.500 tot 300.000, aldus schepen van Landbouw en Milieu, Edu Pascoski.
Logistiek knooppunt
Grote graanverwerkingsfabrieken hebben van Lucas do Rio Verde al een centrum voor landbouwindustrie gemaakt. Binnen enkele jaren als de spoorlijn er ligt, zal de stad ook een logistiek knooppunt zijn. De lijn is een prioriteit voor de regering omdat het een alternatief zal bieden om de oogsten van Mato Grosso weg te voeren. Nu leggen ze in vrachtwagens duizenden kilometers af om havens aan de Atlantische Oceaan te bereiken.
Maar “het verharden van de BR-163 en de aanleg van de spoorlijn zal enkel de belangen van grootschalige landbouwindustrie dienen”, meent João Paulo Felix, voorzitter van een lokale vakbond in Nova Mutum. De stad wordt net als Lucas do Rio Verde omringd door sojavelden en enorme silo’s van multinationals als Cargill en Bunge. “Kleine boeren hebben lokale wegen nodig”, stelt hij.
Wettelijk moet de Braziliaanse overheid 30 procent van het voedsel in schoolcafetaria’s aankopen van familiale boerderijen. Maar de lokale landbouwgemeenschappen kunnen daar niet van profiteren, “omdat de vervoerskosten te hoog zijn”, hekelt Felix.
Bovendien zullen de grote wegen en spoorlijnen de prijs van landbouwgrond in Mato Grosso nog opdrijven. “Land zal even duur worden als goud” en zo nog verder buiten het bereik van kleine boeren liggen, zegt Jarlene Pires, leider van een grote groep families die sinds 2001 land bezetten in Marcelandia, nabij Guarantã do Norte. Ze liggen zwaar onder vuur van de vermeende eigenaar, die hen van de grond wil verdrijven.
Lokale gezondheidsinstanties maken het de boeren ook lastig, klaagt Felix. In Nova Mutum geldt dat varkensvlees moet worden verwerkt op minstens 1000 meter van de varkensstal. “Maar mijn boerderij is maar 400 meter lang”, verklaart hij.