De macht van de cabinetards
“‘Joachim wie? Wie heeft hem verkozen?’
Walter Zinzen is niet te spreken over de benoeming van Joachim Pohlmann tot kabinetschef cultuur bij Vlaams minister-president Jan Jambon. ‘Iedereen schijnt het normaal te vinden dat een kabinetschef politieke macht uitoefent. Wel, vrienden, het is niet normaal. Het is zelfs hoogst abnormaal.’
Walter Zinzen
© Brecht Goris
De particratie blijft haar antidemocratische tentakels maar uitspreiden. Een nieuw treurig hoogtepunt is de benoeming van een zekere meneer Pohlmann tot kabinetschef cultuur bij minister-president Jambon.
Volgens alle media is hij het die nu het cultuurbeleid van de Vlaamse regering gaat bepalen. Je wrijft je ogen uit als je zo iets leest. Iedereen schijnt het normaal te vinden dat een kabinetschef politieke macht uitoefent. Wel, vrienden, het is niet normaal. Het is zelfs hoogst abnormaal.
Wat is het democratisch mandaat van welke kabinetschef dan ook om welk beleidsdomein dan ook beslissend te beïnvloeden? Wie heeft hem/haar verkozen? Niet de kiezer, in ieder geval. Vaak is het de minister, maar als het om echt belangrijke posten gaat, is het de partijvoorzitter. In dit geval mogen we zeggen: Bart De Wever en Jan Jambon samen.
Wat is het democratisch mandaat van welke kabinetschef dan ook om welk beleidsdomein dan ook beslissend te beïnvloeden?
In dit land is het al vele decennia een verderfelijke gewoonte dat ministers zich omringen met medewerkers, die ze kabinetsleden of cabinetards noemen. Het gebeurt zelden dat hun namen publiekelijk bekend zijn. Joachim Pohlmann is in dit opzicht een uitzondering.
In het verborgene van hun kabinet werken deze lieden koninklijke besluiten, decreten of zelfs hele wetsvoorstellen uit, die nadien aan het parlement ter stemming worden voorgelegd als zijnde afkomstig van de betrokken minister. Het spreekt vanzelf dat de meerderheid deze kabinettenarbeid kritiekloos goedkeurt, zoals het past in een particratie.
Toen er na de affaire-Dutroux iets ontstond dat Nieuwe Politieke Cultuur werd genoemd, heette het dat het aantal kabinetsleden zou worden verminderd. Met name de Vlaamse regering onder Kris Peeters zou er werk van maken. Die vermindering werd voorgesteld als een besparing. Maar het tegendeel gebeurde: in alle regeringen die dit land rijk is, groeide het aantal cabinetards aanzienlijk.
Nu zou je er enig begrip voor kunnen hebben dat ministers zich laten omringen door deskundigen. Een minister is ook maar een mens, en bijgevolg niet alwetend. Zeker nu een heleboel bevoegdheden , die weinig tot niets met elkaar te maken hebben, aan één en dezelfde persoon worden toebedeeld, lijkt het normaal dat specialisten de minister adviseren.
Neem bijvoorbeeld onze minister van Onderwijs, Ben Weyts. Weinigen zullen hem als een genie beschouwen . Toch is hij ook minister van Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand. Niemand kan in al deze domeinen tegelijk gespecialiseerd zijn. Is het dan niet begrijpelijk dat hij niet minder dan 24 “medewerkers” heeft, weliswaar chauffeur en kok inbegrepen?
Of onze minister-president Jan Jambon, die niet alleen tevens Vlaams minister van Buitenlandse Zaken is, maar ook minister van Cultuur, ICT en Facilitair Management? Ook voor de heer Jambon heeft een etmaal maar 24 uur, en toch weet hij niet waar eerst te beginnen. Kijk maar eens waar hij allemaal moet mee bezig zijn. Het staat letterlijk op zijn website :
het beleidsveld Ondersteuning van de Vlaamse Regering
het beleidsdomein internationaal Vlaanderen, met uitzondering van het beleidsveld Toerisme
het beleidsveld Cultuur
het beleidsveld Rampenschade
het beleidsveld Digitalisering
de facilities en de IC
Waarom zouden we er dan over vallen dat hij een aparte kabinetschef voor cultuur heeft en, waarom niet, ook één voor Buitenlandse Zaken en één voor ICT en facilitair management? En dat die kabinetschefs, al evenmin supermensen, op hun beurt beschikken over een hele reeks medewerkers?
Wel, beste MO*lezer, het antwoord is simpel : ministers hebben helemaal geen kabinetten nodig. Voor alle beleidsdomeinen waarvoor ze verantwoordelijk zijn , bestaat een administratie. Die zit vol met bekwame en toegewijde ambtenaren.
Bij ons is het parlement een applausmachine , althans bij de fracties die de regeringscoalitie steunen.
In Nederland bestaan kabinetten niet. Welke kleur de ministers ook hebben, ze kunnen allemaal rekenen op de loyaliteit van hun ambtenarenkorps om hun politieke beslissingen uit te voeren. Zelfs de woordvoerders van de departementen blijven op post, hoe de nieuwe regering ook is samengesteld. Die woordvoerders geven, indien nodig, toelichting bij de genomen beslissingen en laten zich daarbij niet leiden door hun eigen politieke overtuiging.
Is een nieuwe minister nog niet helemaal vertrouwd met zijn beleidsdomein dan roept hij zijn ambtenaren bijeen. Die lichten hem/haar in, wijzen op de wolfijzers en schietgeweren, kortom adviseren hem /haar. De minister beslist nadien in volle vrijheid maar moet zich verantwoorden voor het parlement. Zo hoort dat in een parlementaire democratie. Bij ons is het parlement een applausmachine , althans bij de fracties die de regeringscoalitie steunen.
Belgische ministers vertrouwen hun administratie niet. Ze denken dat daar mensen in zitten die een andere politieke kleur hebben dan de hunne en dat die bijgevolg niet loyaal zijn. Daarom willen ze kabinetten , ze willen omringd zijn door partij- en geestesgenoten, lieden die hen naar de mond praten en hen niet tegenspreken. Het landsbelang kan ze gestolen worden. Daarbovenop proberen ze in de administratie hun eigen mannetjes en vrouwtjes te parachuteren, een manier van doen die als de ziekte van de politieke benoemingen bekend staat.
En toch , en toch. Straks 20 jaar geleden voerde de voormalige socialist Luc Van den Bossche zijn Copernicusplan in. Als minister van Ambtenarenzaken wou hij een einde maken aan die politieke benoemingen. Voortaan zouden ambtenaren gerekruteerd worden op basis van hun competentie en niet meer op basis van hun politieke kleur. Daarvoor zou Selor zorgen, een instituut dat examens zou afnemen van mensen, die solliciteren voor een baan bij de overheid. Fantastisch toch?
Neen dus. Voor de overheidsbedrijven (Proximus, NMBS, Post) werd al snel een andere regeling bedacht. Daar zou voor de topbenoemingen de Raad van Bestuur bevoegd worden. Niet meer de bevoegde minister dus, toch een vooruitgang? Had gekund, ware het niet dat die Raden van Bestuur politiek zijn samengesteld. De voorzitter bij Proximus bijvoorbeeld is de gewezen minister van Justitie Stefaan De Clerck. Toen er een paar jaar geleden nieuwe bazen werden gezocht bij het spoor en Proximus bestond een minister het om te verklaren dat hij het beter wist dan Selor.
Dat we geregeerd worden door mensen, die aan geen enkele verkiezing hebben deelgenomen, moeten we aanvaarden in naam van de democratie.
Wie denkt in ernst dat de opvolger van mevrouw Leroy dit keer wel uitsluitend op zijn verdiensten is benoemd? Wie schiet niet in de lach als men ons probeert wijs te maken dat de nieuwe Postbaas zonder enige politieke druk is benoemd?
Ondertussen floreren de kabinetten als nooit te voren. De kabinetschefs verzekeren hun toekomst door deel te nemen aan de examens van Selor voor leidende functies bij de administratie. Omdat ze over meer ervaring en kennis beschikken dan de andere kandidaten komen ze er steevast als meest geschikte uit. Hoe sluw is dat? Politiek benoemd via een objectief examen!
Het ziet er dus naar uit dat meneer Pohlmann zijn slooparbeid in het “beleidsveld cultuur” nog vele jaren zal kunnen voortzetten, ook als de N-VA al lang uit de regering zal verdwenen zijn. Dat zal gebeuren “en stoemelings” , de kiezer zal er niets van merken.
Wie daar kritiek op heeft wordt weggezet als een linkse druiloor. Want de politiek “heeft het primaat”. Dat we geregeerd worden door mensen, die aan geen enkele verkiezing hebben deelgenomen, moeten we aanvaarden in naam van de democratie. Of, zoals Bert Bultink, de hoofdredacteur van Knack , het verwoordde : ‘Bij het nieuwe trotse Vlaanderen hoort ook het kaltstellen van critici.’