Weigeren consumptiepatronen te omarmen, is een veto tegen het systeem
“‘Dit is doemdenken: de huidige groei-economie bekijken als enig denkbare model’
Tine Hens was dinsdagavond in de Vooruit één van de ‘inspirerende denkers’ op de viering van tien jaar ecologische denktank Oikos. Haar voorbereiding werd achteraf een commentaar, over doemdenken, de wankele macht van de consument en het geloof in de lange termijn.
CC0
Twee weken geleden had ik het bijzondere genoegen een voordracht bij te wonen over het klimaat. De spreker had het erover dat het probleem zo groot en alomvattend is dat mensen zoals u en ik onmogelijk het verschil kunnen maken. Als we al iets nuttigs wilden doen, dan was het goed om geld te geven aan fondsen voor innovatief onderzoek. Hij moedigde dat aan.
Maar wie iets zo groots en alomvattends als de klimaatcrisis doeltreffend wil aanpakken, die moet niet afkomen met individuele gedragswijzigingen. Niet vliegen, wel fietsen of geen vlees eten: dat stond misschien mooi in ons deugddagboek en we konden er ons ego mee strelen door te denken dat we nu beter zijn dan al die vliegende, vleesetende en autorijdende anderen. Maar het klimaat schiet er niets mee op.
Het heeft geen zin, betoogde de spreker, de klimaatcrisis tegen te gaan met maatregelen die de zo spectaculair opgebouwde welvaart zouden afbreken. Trouwens, hoe hooghartig was het te spreken over een krimp van de economie als in andere landen mensen niet eens een spaarlamp hebben? Nee, als we de klimaatcrisis ernstig nemen, dan zetten we volop in op oplossingen die wel werken.
Op kernenergie, intensieve landbouw en Carbon Capture Systems dus – wat er concreet op neerkomt dat we de broeikasgassen die we eerst in de atmosfeer lozen, er daarna weer proberen uit weg te zuigen. En in het ergste geval: geo-engineering – waarbij we twaalf vliegtuigen permanent in de lucht houden om zwaveldeeltjes te verspreiden en dit tot het einde der tijden. Dat laatste is letterlijk te nemen.
Zijn boodschap had evengoed kunnen luiden: laat ons heerlijk verder doen zoals we bezig zijn. De wereld gaat vooruit – hij had allerlei cijfers die dat moesten aantonen – en wie dat niet zag, was een doemdenker.
Iemand wees hem erop dat er andere cijfers zijn die hij niet toonde. Over de ineenstorting van biodiversiteit, insectensterfte, toename van obesitas, toename van depressie, van burnout, … De opsomming was te lang voor het vragenrondje.
Tja, haalde hij de schouders op. Wat ik net zei. Doemdenker.
Het systeem is goed. We moeten het gewoon wat verbeteren. Efficiëntie opkrikken. Verder ontkoppelen. Maar vooral blijven groeien. Een beetje wat we al jaren proberen met de uitstoot van auto’s.
Homo Economicus? Of Homo SUV?
Laten we even een omweg maken langs het autosalon. Je weet dat er auto’s getoond worden op de Heysel als de files op de Brusselse ring langer zijn dan normaal op een zonnige dag. Mensen schuiven aan in hun auto’s, om aan te schuiven voor een parkeerplaats, om aan te schuiven rond de nieuwste modellen in autoland.
De Heysel is perfect bereikbaar met het openbaar vervoer. Er is een metrohalte, een bushalte, een tramhalte. Het is een mobipunt avant la lettre. Toch komt het gros van de bezoekers met de auto.
De Heysel is perfect bereikbaar met het openbaar vervoer. Toch komt het gros van de bezoekers met de auto.
Sommigen beweren dat klimaatbeleid niet mag verbieden of verplichten. Het zou volstaan mensen te verleiden. Als er alternatieven zijn, dan hebben ze de vrije keuze en dan zal de Homo Economicus – rationeel en kostenefficiënt – helemaal vanzelf kiezen voor wat het beste is voor hen en misschien wel voor de samenleving.
De lange files van en naar het autosalon bewijzen dat er meer nodig is dan dat. We zijn niet alleen rationele mensen die reageren op economische prikkels. We zijn ook sociaal. We zijn gewoontedieren. Kuddedieren. Maar ook: we kunnen ons aanpassen als het echt moet.
Dat kan je allemaal vaststellen op zo’n autosalon.
De standhouders waren blij, ja, opgelucht over de opkomst. De sector had vooraf laten weten dat ze wat bevreesd was. Het imago van de auto lag langs alle kanten onder vuur. Hij mocht dan wel ons verlangen naar persoonlijke vrijheid vervullen, tijdens dat vervullen stootte hij behoorlijk wat fijnstof, CO2 en NOx (stikstofdioxide, red.) uit. Natuurlijk keurde de sector dat niet goed. Maar ja, iedereen elektrisch, dat was toch ook niet ideaal. Die batterijen, die stroom. Helemaal proper was het niet.
Het was het schoolvoorbeeld van de ecologische patstelling. Welke auto is nu de betere auto?
Misschien was het ook het schoolvoorbeeld van de verkeerde vraagstelling.
Gelukkig was er een pientere journalist van de openbare omroep die de twijfel voor eens en voor altijd zou wegnemen. Hij boekte een testrit met een elektrische wagen, een diesel, een benzinewagen en een hybride. ‘Wat is de properste wagen?’, kondigde hij zijn verder niet representatieve experiment aan.
‘Geen wagen’, schreef ik op Twitter.
De properste wagen is geen wagen.
Mijn tijdlijn schreeuwde en tierde het uit zoals enkel blanke mannen van middelbare leeftijd dat kunnen als ze zich onrechtvaardig behandeld voelen. Dat gebeurt wel vaker de laatste tijd.
Geen auto. https://t.co/d2maDECMcE
— Tine Hens (@MissTie) January 10, 2020
Verboden te verbieden
‘We mogen niets meer’, antwoordde een bekend liberaal politicus.
‘Ze pakken ons alles af’, jammerde een liberaal die het volk vertegenwoordigt in het Vlaamse parlement.
‘Altijd maar verbieden, verbieden.’
‘Zo maak je de economie kapot!’
Die laatste vond ik de interessantste. Door geen wagen te kopen, zou ik de economie vernietigen. Ah ja, legde het heerschap uit, blij met de aandacht, als we geen auto’s meer kopen, ze enkel delen, dan valt de productie stil, moeten de fabrieken dicht, stort de economie in, schiet de werkloosheid de hoogte in, en is de wereld om zeep.
Het is vreemd dat we ons makkelijker kunnen inbeelden dat de wereld vergaat dan dat we ons een economie zonder groei kunnen inbeelden.
Het is vreemd dat we ons makkelijker kunnen inbeelden dat de wereld vergaat dan dat we ons een economie zonder groei kunnen inbeelden.
Er is maar een soort economie mogelijk en dat is de economie zoals ze is. Over doemdenken gesproken.
Weigeren als bewuste keuze
Even later las ik een tekst van klimaatactiviste en academica Isabelle Letellier. Ze ontleedde de schijnbare tegenstelling tussen individuele acties en systeemverandering. Beide zijn nodig, argumenteerde ze.
‘De weigering vanzelfsprekende consumptiegewoontes- en verplichtingen te omarmen, is een weigering van het systeem. Weigeren is een dagelijkse keuze tegen het systeem. Het is alledaags activisme, het is goed en nodig.’
Eenvoudig is het allesbehalve. Probeer het maar eens. Plasticvrij kopen in een wereld vol plastics. Maar er bestaat zoiets als de olievlek. We zijn sociale wezens. Wat we doen, beïnvloedt anderen. ‘Be loud about it.’
Niet vanuit de valse verwachting dat we kunnen stemmen met ons kasticket. Want dat is misschien het grootste en kwalijkste misverstand rond kleine acties. Dat het bedrijven zou aanzetten, vanuit een omgekeerd trickle down effect, om duurzaam te worden. Laat je niets wijsmaken. Als consument zal je het productieproces niet zo veranderen dat het binnen de natuurlijke grenzen van de planeet past, daarvoor heb je wetten en regels nodig. Om vanuit de basis invloed te krijgen op de top, volstaat je boodschappenlijstje niet.
Het is eerder een manier om houvast te krijgen op een contradictorische werkelijkheid waarbij boeken over plasticvrij leven in plastic verpakt worden. Die folie eraf scheuren, werkt bevrijdend.
Het prikkelt de fantasie en maakt andere werelden denkbaar.
Het betere model
Als de verandering te complex is om voor te stellen, dan houden we vast aan het bekende en vertrouwde, ook al weten we dat wat we normaal vinden, disfunctioneel is.
Waarom zouden we aanvaarden dat een economie nu eenmaal natuurlijke schoonheid moet vernietigen om te werken? Dat vervuiling erbij hoort, dat we die in het beste geval kunnen verminderen? Of nog beter: dat ze zich Kuznetscurve-gewijs vanzelf oplost door te verhuizen naar streken met minder regels waardoor ze niet meer helemaal ons probleem is.
Is niet het betere economische model het model dat welzijn voor iedereen verzoent met herstel van wat verloren ging? Is dat niet de definitie van vooruitgang? En is krampachtig vastklampen aan het bekende niet eerder het recept van achteruitgang?
Ik vermoed dat in deze zaal iedereen volmondig ‘ja’ zal knikken op die vraag. Wat doet u anders op het feestcongres van Oikos, de ecologische denktank? Maar als ik in deze zaal kijk, zie ik ook wie er niet is. Die afwezigheid is volgens mij de grootste uitdaging.
De afwezigen hebben gelijk
Hoe bereik je met een verhaal over het goede leven mensen voor wie het leven een permanent gevecht is met onbetaalde rekeningen, schommelende energiefacturen, tochtige ramen en goedkoop voedsel waarvan ze ook wel weten dat er een onzichtbaar prijskaartje aan vasthangt?
Ik citeer even uit de bijdrage van Michel Debruyn aan het boek Klimaat en sociale rechtvaardigheid dat die andere denktank, Minerva, verleden jaar publiceerde.
‘Vaak horen we dat mensen in armoede niet om duurzaamheid geven, dat ze elk proberen te overleven en dat het daarbij blijft. Dat klopt niet. Wij weten waartoe het groeimodel leidt, want wij dragen er de gevolgen van en lijden eronder… Men beschouwt ons slechts als mensen die niets bijbrengen en die de samenleving veel geld kosten.’
Er is een nieuw verbond nodig. Een verbond met iedereen die zelfs niet in het bootje zit maar zich aan de rand vastklampt.
Boodschappen als niet vliegen, geen vlees eten, delen in plaats van hebben, blijven boven je hoofd zweven als het leven een strijd is.
Boodschappen als niet vliegen, geen vlees eten, delen in plaats van hebben, blijven boven je hoofd zweven als het leven een strijd is. Het is makkelijk minderen als je ervoor kiest. Het is vreselijk om te minderen als je geen andere keuze hebt.
We zeggen graag en vaak dat mensen in armoede, de zwakkeren in de samenleving, de kwetsbaren in het Zuiden de eerste slachtoffers zijn van de klimaatverandering. Het is de kern van klimaatonrechtvaardigheid. Wie het minst heeft bijgedragen aan het probleem, wordt het hardst geconfronteerd met de gevolgen.
De reportage over armoede en klimaat die ik vorig jaar voor MO* schreef, heeft me daarbij de ogen geopend. Zaken waarvan je gemakshalve aanneemt dat ze het systeem veranderen, de mogelijkheden van mensen verruimen en het in zich dragen om mens en natuur te herstellen – denk aan autodelen, repair cafés of energiecoöperaties — zijn geen vanzelfsprekendheden. Hoe maak je mensen die het economisch moeilijk hebben warm voor een andere economie waar ze op termijn wel de vruchten van zullen plukken?
Hoe leg je het verhaal verstaanbaar uit?
Hoe zorg je ervoor dat men er enthousiast van wordt?
Hoe sterk je hen zodat ze ervan overtuigd geraken dat wat we doen wel degelijk belangrijk is?
Volhouden is anders dan geduldig wachten
Het zijn vragen waar ik geen antwoord op heb, maar waar ik naar wil zoeken. Ik denk hierbij graag aan wat Dirk Van Duppen liet optekenen in Zo verliep de tijd die me toegemeten was, het boekje dat zijn leven samenvat. Als hij als arts werkt in het vluchtelingenkamp van Sabra en Shatilla in Beiroet, vraagt hij aan een jonge, plaatselijke dokter Ali Abu Toq hoe hij het volhoudt.
Toq vertelt het verhaal van de sinaasappelboom. Het duurt zeven jaar voordat hij vruchten draagt. Als je dit weet, dan heb je het geduld om te wachten. Als je het niet weet, dan wind je je op en raak je gefrustreerd.
Volhouden betekent dat je overtuigd bent van de uiteindelijke overwinning en er rekening mee houdt dat je de dag van die overwinning misschien niet meer meemaakt. Het betekent ook dat iedere mens telt en het verschil kan maken.
Dat is, volgens mij, het perfect tegengestelde van doemdenken.