“‘Europalia en hét cruciale jaar uit Indonesische geschiedenis’
Europalia richt de blik dit jaar op Indonesië. Dat is een moedige keuze, want de Zuidoost-Aziatische grootmacht wordt in de regel genegeerd, en niet alleen in culturele middens. De catalogus met tentoonstellingen, optredens en ontmoetingen oogt werkelijk indrukwekkend, maar valt ook op door de afwezigheid van één jaartal: 1965.
1965 was voor Indonesië een levensgevaarlijk jaar. A Year of Living Dangerously, zoals de Hollywoodfilm over dat chaotische en gewelddadige jaar in Indonesië heette, genoemd naar de regeringstoespraak van president Soekarno in 1965 met als titel Tahun vivere pericolosamente.
AK Rockefeller (CC BY-ND 2.0)
Vivere Pericolosamente
‘Geloof me’, schreef Friedrich Nietzsche in De vrolijke wetenschap, ‘het geheim om maximaal te genieten van het leven en er de grootste vruchtbaarheid aan te onttrekken, ligt in het leven van een gevaarlijk leven.’
Dat laatste werd later het motto van Mussolini’s zwarthemden: Vivere pericolosamente! En nog eens wat jaren later werd het thema aan de andere kant van het politieke spectrum opgepikt door de Indonesische president Soekarno, die zijn toespraak op onafhankelijkheidsdag 1964, waarin hij zijn linkse, communistische positie in de wereldpolitiek duidelijk verwoordde, de titel gaf Tahun vivere pericolosamente.
En dat werd dan vertaald als A year of Living Dangerously -in de jaren tachtig de titel van een Hollywoodfilm over dat turbulente jaar 1965-1966 in Indonesië.
30 september 1965 is voor Indonesië wat 5 april 1994 is voor Rwanda (het begin van de genocide) of 1953 voor Iran (de CIA/MI5 staatsgreep tegen Mossadeqh). Het is de datum die maar niet voorbij wil gaan. Op 30 september 1965 barstten de oplopende spanningen tussen president Soekarno, de communistische partij en een deel van de legertop in de jonge natie Indonesië uit in dramatisch geweld. Zes generaals werden vermoord omdat ze -volgens de officiële versie- een staatsgreep wilden plegen.
iedereen die ervan verdacht of beschuldigd kon worden te sympathiseren met de communisten liep gevaar
Die mislukte poging van de communistische partij om het leger onder Soekarno onder haar invloed te krijgen leidde tot een succesvolle tegencoup die in 1966 Soeharto aan de macht zou brengen. Die gewelddadige machtswissel resulteerde in meer dan een half miljoen doden -iedereen die ervan verdacht of beschuldigd kon worden te sympathiseren met de communisten liep gevaar-, honderdduizenden politieke gevangen en een veelvoud aan familieleden en kennissen van die gevangenen die een leven lang uitgesloten werden van overheidsbanen of werk als bijvoorbeeld journalistiek: dat waren de onmiddellijke gevolgen van 30 september 1965.
‘De slachtpartij veegde een hele generatie sociaal geëngageerde activisten weg en rukte de wortels uit waarop zij opnieuw hadden kunnen groeien. Ze knakte de ontwikkeling van het politiek debat en maakte Indonesische burgers achterdochtig voor politiek engagement’, schrijft journaliste Elisabeth Pisani in haar boek Indonesia etc. De lange nasleep van het geweld van 1965 kreeg de vorm van een steeds corrupter wordende dictatuur die pas in 1998 het veld moest ruimen voor meer democratisch en een beetje minder corrupt bestuur.
Hoe gevoelig 1965 een halve eeuw later blijft, werd nog eens duidelijk onderlijnd door een initiatief van generaal Gato Nurmantyo, opperbevelhebber van het Indonesische leger vorige week. Hij vaardigde een bevel uit dat het leger er alles aan moest doen om te voorkomen dat de documentaire The Act of Killing getoond zou worden op 30 september. Die documentaire registreert het getuigenis van enkele Indonesiërs die in 1965 met veel overtuiging deelnamen aan de communistenjacht en de moordpartijen, en daar tot vandaag trots op blijven. Generaal Nurmatyo vindt die documentaire anti-nationaal en raadt daarom eerder de vertoning aan van Pengkhianatan G30S/PKI, een propagandafilm die de staatsgreep en de slachtpartijen voorstelt als een noodzakelijke verdediging tegen een communistische machtsovername. Die film werd onder de dictatuur van Soeharto van 1984 tot 1998 elk jaar getrouw vertoond op de staatstelevisie op 30 september.
De cinematografische ingreep van de opperbevelhebber is geen alleenstaand incident, meldt Human Rights Watch. Een maand geleden werd het leger ingezet tegen een vergadering waar gesproken werd over financiële compensatie voor nabestaanden van de slachtoffers van de slachtpartijen van 1965. En tijdens de screening van de mensenrechten in Indonesië (de Universal Periodic Review) in New York twee weken geleden verwierp Indonesië de suggestie om een diepgaand en transparant onderzoek in te stellen naar mensenrechtenschendingen uit het verleden.
AK Rockefeller (CC BY-ND 2.0)
‘Wat ik me vooral heb gerealiseerd is dat Indonesië een aantal uitzonderlijke tragedies heeft meegemaakt en toch alles heeft overleefd, en dat Indonesiërs geneigd zijn om te vergeten –of gedwongen zijn te vergeten, dat weet ik eigenlijk niet. Ze lijken niet veel waarde te hechten aan geschiedenis, en misschien willen ze gewoon vergeten’, schrijft Lintang Utara vanuit Jakarta aan haar Indonesische vader in Parijs. Het is een fragment uit de roman Naar huis van Leila S. Chudori. De roman draait om het wedervaren van een (fictieve) Indonesische journalist die eind september 1965 toevallig op een internationaal congres in Chili was en daardoor onmogelijk terug naar huis kon na de gebeurtenissen van 30 september.
Een aantal Indonesische auteurs komt in het kader van Europalia naar België om te praten over hun werk en over hedendaagse literatuur in Indonesië. Chudori is daar niet bij. Net zo min als Laksmi Pamuntjak die met Amba of de kleur van rood ook een 1965-roman afleverde twee jaar geleden. In Amba belandt het hoofdpersonage Bhisma samen met tienduizenden anderen als politiek gevangene op het eiland Boeroe, waar destijds ook de grootste Indonesische schrijver, Pramoedja Ananta Toer, vastgehouden werd.
Als Europese lezer krijg je door deze boeken niet alleen een inzicht in de pijnlijke en onverwerkte politieke geschiedenis van Indonesië
De twee romans zijn op drie manieren opvallend gelijklopend: ze gaan niet zozeer over 1965 maar over de impact van dat jaar op de levens van mensen vandaag; ze gaan minder over politiek dan over liefde –en over de invloed van politieke gebeurtenissen op relaties en liefdes; en ze maken beide gebruik van de legendes en mythische personages van de verhalen van de Mahabharata en de Ramayana zoals die verteld worden in het Indonesische wajang of schaduwpoppenspel. ‘Maar alle verhalen zijn bedacht’, schrijft Bhisma in een van zijn brieven aan zijn geliefde Amba, die hij echter nooit verstuurt. ‘Elk vertellen is opnieuw vertellen, en daarom verzonnen. Iedereen weet dat.’ De mythische verhalen uit de traditie krijgen met andere woorden wel een nieuw en conflictvol leven in de actualiteit, maar het is niet duidelijk of de verhalen waar zijn dan wel of de waarheid een verhaal is. Al zijn beide mogelijkheden voortdurend plausibel.
Als Europese lezer krijg je door deze boeken niet alleen een inzicht in de pijnlijke en onverwerkte politieke geschiedenis van Indonesië, maar ook in de culturele taal en waarden van het derde volkenrijkste land van Azië, tegelijk het land met de grootste moslimbevolking ter wereld. Het is overigens verfrissend dat die werkelijkheid zonder complexen benaderd wordt als een gewone, doordeweekse mensenwereld, waarin religieuze conflicten of dogma’s wel een secundaire rol spelen, maar waarin liefde, waarachtigheid en individuele identiteit veel belangrijker zijn. Dat geldt zowel voor Amba, die na bijna vijftig jaar op zoek gaat naar haar grote en onmogelijke liefde Bhisma op het eiland Boeroe waar hij bleef wonen na zijn vrijlating en er uiteindelijk vermoord werd –in de eerste opstoot van interreligieus geweld na de val van Soeharto-, als voor Lintang Utara, de Indonesisch-Franse dochter van balling Dimas Suryo.
AK Rockefeller (CC BY-ND 2.0).jpg
De afwezigheid van Chudori en Pamuntjak is, vrees ik, geen toeval. In het hele programmaboekje van Europalia Indonesia is geen spoor terug te vinden van de meest traumatische periode van de moderne geschiedenis van Indonesië. Op de bladzijden 28-29 van die catalogus staat een voorstelling van de tentoonstelling Power and other things, waarin 1965 een prominente plaats verdient_._
De omissie van interne machtsstrijd, met alle trauma’s en excessen die daarmee gepaard zijn gegaan, wordt verborgen achter de aandacht voor de koloniale bezetting en de nationalistische strijd daartegen
Enzovoort
De other things uit de titel Power and other things verwijst naar een opmerkelijke zin uit de onafhankelijkheidsverklaring die in 1945 opgesteld werd: ‘Wij, het volk van Indonesië, verklaren hierbij de onafhankelijkheid van Indonesië. Zaken die verband houden met de overdracht van de macht enz. zullen zorgvuldig en zo snel mogelijk worden behandeld.’
De curatoren Riksa Afiaty en Charles Esche vertalen enzovoort met ‘en andere dingen’.
Drie jaar geleden verscheen een boek van journaliste Elisabeth Pisani: Indonesia etc., waarin ze diezelfde vreemde vaagheid als vertrekpunt neemt. ‘Indonesië is sinds 1945 aan de slag met die enzovoort’, zegt Pisani in haar voorwoord.
Maar de lijn die de tentoonstelling van een historisch kader voorziet, en die begint in 1835 en loopt tot 2018, markeert de overgang tussen de periode Sukarno & the New State en Suharto & the New Order zonder zelfs het jaartal 1965 expliciet te vermelden. De secties van de tentoonstelling heten Land & History, Dutch Colonial Occupation, Japanese Occupation, The Struggle for Independence, Decolonial Thinking en Myths & Traditions.
Power and other things lijkt geen ruimte te hebben voor het geweld van 1965-1966 en zijn blijvende impact op de politiek en de samenleving, noch voor de diverse praktijken van verdrukking onder Soeharto, de moeilijke en conflicterende zoektocht naar omgang met macht en democratie in de periode na 1998, of de opkomst van een politieke islam en van soms gewelddadig islamisme.
De omissie van interne machtsstrijd, met alle trauma’s en excessen die daarmee gepaard zijn gegaan, wordt verborgen achter de aandacht voor de koloniale bezetting en de nationalistische strijd daartegen. Dat maakt meteen duidelijk dat de actuele macht in Indonesië liever niet bevraagd wordt over haar geschiedenis en bronnen van legitimiteit.
Enige nuance is, zoals altijd, op zijn plaats. Europalia Indonesia is nog niet gestart, en de mogelijkheid dat 1965 vooralsnog toch aan bod komt in de enorme hoeveelheid activiteiten is natuurlijk reëel. Zo blijkt alvast uit een interview dat MO* had met Elisabeth Ida Mulyani over haar tentoonstelling Silent Witness (Zebrastraat Gent en cultuurcentrum Stroombeek Grimbergen). Daarin toont Mulyani landschappen waarin heet geweld van 1965 plaatsvond: ‘Ik wil door middel van mijn artistieke projecten meewerken aan het opbouwen van een waarheidsgetrouwe, transparante en vrije toekomst voor mijn land. Om dit te kunnen bekomen is het wel eerst noodzakelijk dat we de wandaden die in de geschiedenis hebben plaatsgevonden recht in de ogen kijken.’
Dat klinkt als een uitstekende missie die Europalia Indonesia gemist heeft. Gelukkig zijn kunstenaars creatief en maken zij toch zichtbaar wat de macht onzichtbaar wil houden.
Post Scriptum op 17 oktober. Bij de opening van de tentoonstelling Power and other things sprak ik met een van de curatoren van de tentoonstelling, Charles Esche. ‘Het enige punt in je stuk dat fout zit’, zei hij, ‘is de veronderstelling dat er sprake zou zijn van censuur of zelfcensuur. De gebeurtenissen van 1965-1967 zijn inderdaad heel belangrijk én moeilijk bespreekbaar, maar dat is niet de reden dat ze afwezig zouden zijn -wat ze overigens niet zijn.’ Op de vraag waarom niet dat onderdeel uit het overzicht van de tentoonstelling in de algemene Europalia-brochure viel, antwoordt Esche: ‘Plaats- en tijdsgebrek. We moesten een paar onderdelen laten vallen en opteerden daarom voor enkele meer algemene categorieën, in de -wellicht foute- veronderstelling dat mensen 1965 (het begin van de Nieuwe Orde) en 1998 (Reformasi) wel voldoende zouden kennen.’ Gezien de, weliswaar beperkte, aanwezigheid van de gebeurtenissen van 1965 in de tentoonstelling beslisten we om de titel van dit commentaarstuk (Europalia knipt cruciaal jaar uit Indonesische geschiedenis) te wijzigen In Europalia en hét cruciale jaar uit de Indonesische geschiedenis.
P.P.S We kunnen met plezier melden dat Laksmi Pamuntjak wel zal deelnemen aan de literaire avond Jakarta Jive in Vooruit in Gent. Pamuntjak bleek in die periode toevallig aanwezig in België en was dankzij de bemiddeling van David Van Reybrouck graag bereid mee te komen praten over literatuur, geschiedenis en actualiteit in Indonesië.