Corona zorgt voor meer blinde vlekken in ons wereldbeeld
“‘Internationale journalistiek kan niet zonder de kleine menselijke verhalen ’
© Julien Harneis (CC BY-SA 2.0)
© Julien Harneis (CC BY-SA 2.0)
Je job opnieuw uitvinden, dat schijn je in tijden van corona te moeten doen. Terwijl de dagen in ons kot verstrijken, groeiden bij reporter Elien Spillebeen de twijfels over de wendbaarheid van de buitenlandse onderzoeksjournalistiek. Bij wijze van onderzoek zocht ze de grenzen op van haar kot. Omdat niet alleen haar eigen bewegingsvrijheid beperkt is, maar ook die van de mensen in haar netwerk, verliep de reis bijzonder moeizaam.
‘Al twee maanden lang kunnen Eritrese vluchtelingen zich bij aankomst in Ethiopië niet meer registreren’, laat een Ethiopische vriend me weten. Toen ik vroeg of we misschien contact konden maken met enkele van de nieuwkomers, twijfelde hij. ‘Onder de huidige noodtoestand mogen ze volgens mij niet praten met mij.’ Hiermee eindigt onze zoektocht zeker niet, maar het antwoord is sprekend voor deze tijd.
Mijn MO*collega’s en ik bevinden ons heus niet de hele tijd op het terrein. Met een sterk netwerk van lokale contacten en experten, en door het volgen van lokale en internationale nieuwsbronnen, kan je wel degelijk grondige analyses schrijven.
Maar vandaag zijn ook onze contactpersonen met handen en voeten gebonden. Experten beroepen zich nog steeds op hun opgedane kennis, maar doen er vandaag weinig nieuwe op. Ook zij moeten beroep doen op hun netwerk. En hoe meer boodschappers er tussen de bron en mij zitten, hoe voorzichtiger ik de informatie moet behandelen. Dus moet ik meer mensen aanspreken, die ook zelf best weer meer mensen bevragen.
Nieuwsstukken en analyses die rechtstreeks verbonden zijn met de impact van de pandemie, die liggen nog voor het grijpen. Veel lokale nieuwszenders hebben net als bij ons COVID-19 vooraan in hun nieuwsoverzicht staan. En iedereen kan op zijn minst eigen indrukken en ervaringen delen over de maatregelen tegen het virus.
De coronacrisis vertroebelt het zicht op de blinde vlekken. Die zijn vandaag nog moeilijker te onderzoeken.
Ook grote politieke gebeurtenissen, zoals de verkiezingen in Burundi, zijn behoorlijk goed op afstand te volgen. Al is de persvrijheid er de laatste jaren sterk teruggeschroefd en werd veel buitenlandse correspondenten de deur gewezen: op verkiezingsdagen pieken naar goede gewoonte de tweets en gooien veel waarnemers hun lijnen uit.
Maar bij MO* reikt de ambitie verder dan het heetste nieuws op Twitter. We willen graven op plaatsen die anderen links laten liggen. Het zijn net die blinde vlekken die vandaag erg moeilijk waar te nemen en nog moeilijker te onderzoeken zijn. De coronacrisis vertroebelt het zicht.
Met sterke onderzoeksreportages maak je als journalist vaak het verschil. Ze brengen je oog in oog met de directe bronnen, de mensen over wie de politieke verhalen gaan.
De pen wordt nog steeds door de reporter vastgehouden. Vooringenomenheid, de befaamde westerse superioriteitsbril of ondermaatse kennis van de context, het zijn maar enkele valkuilen in de internationale journalistiek. Even op het terrein gaan leidt niet automatisch tot degelijke reportages, maar meer dan ooit voel ik dat kwalitatieve journalistiek niet zonder die lokale verhalen kan.
Op zoek naar blinde vlekken
Bij wijze van test probeerde ik vanuit mijn kot naar zo’n blinde vlek te reizen. Naar een plek waar ik nog nooit ben geweest en waar zelden over gesproken wordt: het eiland Idjwi. Het ligt midden in het Kivumeer, een van de grote meren in het hart van het Afrikaanse continent. In 2008 waren Karel De Gucht (Open Vld), Charles Michel (MR) en Pieter De Crem (CD&V) er een halve dag te gast, maar verder haalt Idjwi zelden of nooit ons nieuws.
Meren die landen scheiden, maar evenzeer verbinden, fascineren me mateloos. De grenzen tussen de twee erg verschillende staten Rwanda en Congo zijn op het water onzichtbaar, maar wel rechtsgeldig. De vissers op het meer zijn onderhevig aan andere wetten, geschreven voor andere netten. Het zorgt wel vaker voor spanningen en beschuldigingen van oneerlijke concurrentie.
Ik had de gezangen van Congolese en Rwandese vissers op het Kivumeer graag zelf mogen aanhoren.
De vissen zijn zich van geen grenzen bewust. En de vissers, of ze nu de Congolese of Rwandese nationaliteit hebben, zijn verbonden door de talen van het meer. ’s Nachts glijden ze zingend in hun taal, het Mashi of het Kihavu, over het meer. Met slechts een lantaarn als verlichting halen ze elke nacht ritueel hun netten in.
Dat heb ik van horen zeggen, en ik hoopte die gezangen in april zelf te mogen aanhoren. Het coronavirus gooide roet in het eten. Ik had de vissers willen vragen of ze zich bewust waren van de enorme hoeveelheden methaangas en CO2 die zich onder het meer bevinden. Voorlopig moet ik het stellen met een online opname.
Volgens wetenschappers zou een ongecontroleerde gaseruptie twee miljoen levens kunnen kosten, op en rond het Kivumeer. In 1986 ontsnapte zo’n gasbel uit het Nyosmeer in Kameroen. Die doodde 1746 mensen en een veelvoud aan dieren.
De vulkanische eigenschappen van de Kivustreek maken zo’n drama niet onwaarschijnlijk. Het Kivumeer zou wel duizend keer de hoeveelheid gas bevatten van wat Nyos verborgen hield.
Yves Pierre Kamaka, journalist bij de lokale radio Ejulino, zou me tijdens mijn verblijf helpen met de contacten met de vissers op het meer. Ik wil eens polsen of we samen, duizenden kilometers van elkaar verwijderd, toch de vissers wat beter konden leren kennen. ‘Ik heb onvoldoende krediet op mijn telefoon om via WhatsApp te bellen’, laat hij weten. Even gewoon bellen dan maar, maar de lijn klinkt dood.
Twee dagen later laat Kamaka weten dat de verbinding te onstabiel was. Ik berg mijn ambities al snel op om via hem toch het water op te gaan, want ik besef dat ik onredelijk veel van zijn tijd en energie zou vragen.
‘We hebben op onze radio wel eens bericht over de gasbel onder het meer. Maar de meeste mensen geloven er niet echt in. Het enige gevaar dat ze vrezen, is de verdrinkingsdood’, weet hij wel. Het meer neemt jaarlijks vele levens. Een weduweneiland, zo omschreef iemand Idwji wel eens. Zingende vissers, smokkelaars die ‘s nachts koffie van Idwji naar Rwanda voeren, verdwenen boten met mannen die nooit meer terugkeren: hun weduwes rouwen om hun zeemansgraf.
Vergeten eiland
‘Wij hebben voorvaderen van alle kanten van het meer. Dat maakt ons uniek.’
De vissers sprak ik niet, maar ik probeer alsnog een beter beeld te krijgen van het vredeseiland, zoals Idjwi nog wordt genoemd. In tegenstelling tot Zuid-Kivu, de Congolese provincie waartoe het eiland officieel behoort, zitten hier geen rebellengroepen. De bewoners bleven gespaard van de oorlog en het geweld die Rwanda en Congo op verschillende momenten in de geschiedenis ontwrichtten. Toch groeide het eiland mee op de golven van de geschiedenis van het vasteland.
Op Idwji zouden naar schatting iets meer dan 300.000 mensen wonen. ‘Wij hebben voorvaderen van alle kanten van het meer. Dat maakt ons uniek’, gelooft Aldi Kavugho, de manager van Hope Land Hotel.
De bewoners van Idjwi vestigden zich in verschillende golven op het eiland. In een ver verleden zou Idjwi zelfs een oord van ballingschap geweest zijn voor alleenstaande zwangere vrouwen van het vasteland. En in de jaren negentig vestigden tienduizenden Rwandese vluchtelingen zich op Idjwi op vlucht voor de gruwelen van de genocide.
De komst van die laatste groep zette demografische druk op de leefomgeving. Grote stukken bos moesten plaats maken voor landbouw. Dat bedreigde vooral de levenswijze van de pygmeeën op het eiland, die leven van de jacht.
‘Zeventig procent van de akkers zijn in het bezit van de private eigenaars, de traditionele autoriteiten en de katholieke kerk.’
Ik had hen willen vragen of ze vinden dat Idjwi, door het ontbreken van conflict, door hulporganisaties te vaak vergeten wordt. Dat lees ik vaker in de zoektocht naar bestaande schrijfsels over de plek. ‘De armoede en ongelijkheid is op Idjwi zelfs groter dan op het Congolese vasteland’, schrijft Euphraim Ziribanchi, directeur van het lokale Centre de Promotion Rurale. ’82 procent van de bevolking verdient hier minder dan een dollar per dag’.
Nochtans zijn het meer en het eiland gelegen op 1400 meter hoogte, is het klimaat mild en de grond erg vruchtbaar.
Het is de toegang tot de landbouwgrond die volgens Ziribanchi erg ongelijk is. ‘Zeventig procent van de akkers zijn in het bezit van de private eigenaar van Plantation Idwji, de traditionele autoriteiten en de katholieke kerk. Dat maakt de toegang voor de gewone gezinnen erg beperkt.’
Die grote ongelijkheid blijkt nog een koloniale oorzaak te kennen. Plantation Idwji was ooit het bezit van een lid van een Belgische adellijke familie, prins Eugène de Ligne. Die richtte in de jaren 1920 op Idjwi de ontwikkelingsmaatschappij Linea op en maakte zich een groot deel van de gronden eigen.
Onder Mobutu’s politiek van de zaïrisering werden later buitenlandse bezittingen genationaliseerd. Maar in werkelijkheid werd de nalatenschap van prins de Ligne overgedragen aan Mobutu’s voormalige kabinetschef, Barthélemy Bisengimana. ‘De zoon van de oude kabinetschef verhuurt nog steeds een deel van zijn gronden aan landbouwfamilies binnen een systeem van deelpacht. Ook andere grootgrondbezitters verhuren landbouwgrond waarbij tot de helft van de oogst steeds aan hen wordt afgestaan. Het lijkt erg op uitbuiting’, vindt Ziribanchi.
‘Ondanks de structurele problemen is er een dynamische bevolking die zelf tal van duurzame initiatieven heeft opgezet’, benadrukt hij wel. Al zou volgens hem extra steun welkom zijn om de slaagkansen te vergroten.
Te ontginnen potentieel
‘Op Idwji groeit bijzondere koffie van een zeer competitieve kwaliteit. Koffie van wereldniveau!’, wil Chance Urbain, directeur van de lokale koffiecoöperatieve CPNCK graag meegeven. Dat hadden we zeker ook al horen fluisteren. Het proeven moet helaas nog even wachten.
Een Belgische journalist moet volgens Urbain ook zeker iets schrijven over het potentieel aan hernieuwbare energie. ‘Het eiland is niet aangesloten op het energienet. Met de ambities van Parijs in gedachten, zou het een goeie zaak zijn indien hier een centrale op zonne-energie gebouwd zou worden’, weet hij. Want door het ontbreken van een elektriciteitsnet, kappen de inwoners van het eiland hout voor huishoudelijk gebruik. ‘Zonder dergelijke investeringen zal de bevolkingsgroei de ontbossing verder doen toenemen.’
Ook het methaan in het meer zou in plaats van een bedreiging een oplossing kunnen zijn voor het energieprobleem op het eiland, denkt Urbain. Rwanda staat een stuk verder met de ontginning van methaangas. Al tekenden Congo en Rwanda begin deze maand nog een nieuwe samenwerkingsovereenkomst voor de ontginning in het meer met bijzondere aandacht voor de bescherming van de biodiversiteit.
Toeristische parel
‘De bewoners onderschatten de rijkdom van vrede.’
Idwji is met wat koffie van Urbains coöperatieve een goeie plek om tot rust te komen, garandeert hij: ’Uiterst geschikt voor wie denkwerk moet verrichten of tot rust wil komen. Hier zingen de vogels de mooiste liederen voor wie moe is.’
‘Mensen voelen zich misschien wel in de steek gelaten door hulporganisaties, maar de bewoners onderschatten de rijkdom van vrede.’ Aldi Kavugho gelooft dat Idjwi, in tegenstelling tot het onrustige vasteland, het toeristische potentieel ten volle kan benutten. ‘En zo kunnen we ons lot in eigen handen nemen.’
‘Ik hou zo van Idjwi dat wat ik je vertel, je moet lezen als de beschrijving van een verloofde aan haar geliefde’, waarschuwt de hotelmanager. ‘De rust, de schoonheid, de frisse en gezonde lucht, de gastvrije bevolking, de verse levensmiddelen, het prachtige panorama, …’ Zo gaat ze nog een tijdje door. ‘Ik had je zeker meegenomen naar dit uitzicht op deze baai.’ Dan stuurt ze me een prachtig plaatje door.
‘Mensen onderschatten de rijkdom van vrede’
Coronazorgen
‘De import van voedingswaren is stilgevallen. Er is veel schaarste op de lokale markt.’
Maar vandaag staat het hotel van Kavugho leeg. ‘Verplaatsingen tussen de twee nabijgelegen steden, Goma en Bukavu, zijn niet meer toegelaten. De boten varen tussen die steden en meren normaal aan bij ons. Maar door corona gaan ook geen bezoekers meer van boord bij ons. Het zijn erg moeilijke tijden.’
Op radio Ejulino domineert COVID-19 nog steeds het nieuws, bevestigt Yves Pierre Kamaka. ‘Vooral de economische gevolgen wegen steeds zwaarder. De boten varen niet meer uit naar Rwanda, want de grens is gesloten. De import van voedingswaren is stilgevallen. Er is veel schaarste op de lokale markt.’
Net als op het vasteland zijn op Idwji de voedselprijzen sterk gestegen. De Congolese frank is gedevalueerd. Mensen geven al langer de voorkeur aan betalingen in Amerikaanse dollar, maar die zijn onvoldoende voorradig. ‘Er zijn hier geen banken, maar geld versturen we via mobiele telefoons. Geld kunnen we nu alleen nog in Congolese franken ontvangen. Met de sterke devaluatie van de frank is dit een pak minder dan gewoonlijk.’
‘Al heeft u nu wat info over ons eiland kunnen verzamelen, hoop ik dat u na de crisis nog steeds naar Idwji zal komen om de realiteit te ontdekken.’ Ik stel Chance Urbain gerust. Ik deed er twee weken over om slechts met enkele mensen te kunnen spreken. Ik sprak kort met Congolese en alleen met geletterde ondernemers.
Tussendoor, in mijn kot, werd ik afgeleid door huishoudelijke beslommeringen, eigen aan het telewerken met een kind in je buurt. Échte verhalen kon ik van hieruit niet oogsten. De tientallen ontmoetingen per dag, de geuren en geluiden van het eiland hadden me de vergeten plek op de kaart helpen inkleuren.
De gesprekken op afstand hielpen me mijn voorbereiding wat te verdiepen, maar een telereportage baarde ik niet. Buitenlandredacties te lang in hun kot steken, zou volgens mij toch een verarming betekenen van het internationale media-aanbod. En dat ligt in ons taalgebied al niet dik gezaaid.