Waarom samenleven in harmonie geen utopie is
“‘‘Er zijn ook gelukkige deals mogelijk tussen boeren, burgers en milieu’’
© Reuters - Yves Herman
© Reuters - Yves Herman
In zijn omgeving ziet MO*redacteur John Vandaele ‘gelukkige deals tussen (bio)boeren en burgers, dikwijls van onderuit’. Die steken schril af tegen de manier waarop landbouw de voorbije decennia vaak als pasmunt diende om andere belangen en sectoren te dienen.
De voorbije zestig jaar is de landbouw onherkenbaar veranderd. Telkens opnieuw moest en moet de sector ingepast worden in een veranderende wereldeconomie. Boeren en landbouw hadden en hebben daarbij vaak de indruk – dikwijls terecht – dat ze pasmunt waren, nationaal en internationaal, om andere belangen en objectieven te dienen.
De grote stroomlijning van de boer
In mijn boek De melkboer en de geschiedenis raak ik diverse ervaringen en breekpunten aan die grote omwentelingen weerspiegelen.
Ik vertel daarin over het Vlaamse binnenland, waar mijn grootvader als boer leefde in de eerste decennia na 1945. En hoe zijn Schardouwhoeve niet van haar tijd was (ook al was ik er dolgelukkig tussen de koeien en konijnen), omdat ze nog te veel een gemengd bedrijf was dat van alles produceerde, en tegelijk haar tijd vooruit was omdat ze rechtstreeks verse producten wilde leveren aan de klanten.
Specialisatie brak de ruggengraat van het eeuwenoude gemengde boerenbedrijf, dat ecologisch veel evenwichtiger was.
Beiden gingen tegen de tijdsgeest in. De Europese en Belgische aanpak van die tijd was simpel genoeg: de boeren werden aangezet zich te specialiseren in één enkele tak van de landbouw, zodat ze de nodige kennis en machines konden verwerven om véél productiever te worden.
Eén enkele boer kon zo duizenden varkens of kippen kweken of vijvers melk produceren. Dat maakte het mogelijk de boer nog een redelijk inkomen te bezorgen en tegelijk de prijzen van die landbouwproducten sterk te laten dalen.
Zo kon de groeiende groep arbeiders en bedienden een minder groot deel van hun loon aan voeding besteden, en hielden ze meer geld over voor auto’s, koelkasten of televisies, verzekeringen en reizen. Die aanpak van de landbouw droeg bij tot de grote economische boom die West-Europa zou kennen na de Tweede Wereldoorlog.
Tegen het jaar 2000 zou in België amper nog één procent van de actieve bevolking echt in de landbouw werken. Zo werd wel de ruggengraat gebroken van het eeuwenoude gemengde boerenbedrijf dat ecologisch veel evenwichtiger was. De mest van de eigen dieren werd gebruikt om de eigen akkers te verrijken en op die akkers werd het voedsel voor de eigen dieren gekweekt. Dat was nog vóùor we stukken Amazonewoud moesten afbranden voor sojavoer voor de vele miljoenen varkens in Vlaanderen.
Geofferd op het altaar van de wereldhandel
Maar ik denk ook aan de top van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in 2003 in het Mexicaanse Cancún. Tijdens een betoging pleegt de Zuid-Koreaanse boerenleider Lee Kyang-Hae voor onze ogen harakiri (rituele zelfmoord om schande en eerverlies te voorkomen, red.). Hij kan het niet langer verdragen dat de Zuid-Koreaanse boeren geofferd worden op het altaar van de wereldhandel, dat de landbouw pasmunt is voor de belangen van de grote Zuid-Koreaanse industriereuzen. De goedkope landbouwproducten van elders worden Zuid-Korea binnengelaten zodat Samsung en Hyundai meer markten kunnen veroveren.
Zo gaat dat in de wereldhandel. Landen offeren belangen van de ene sector op om die van een andere te dienen. Landbouwers staan vaak niet erg sterk in industrielanden waar ze moeten opboksen tegen banken en chemiereuzen.
Landbouwers staan vaak niet erg sterk in industrielanden waar ze moeten opboksen tegen banken en chemiereuzen.
Dat is het gevoel dat onze boeren dezer dagen ook geregeld uiten: dat ze de speelbal zijn van onmogelijke krachten. Enerzijds verwacht de EU dat ze al stappen zetten naar een meer duurzame landbouw. Anderzijds is landbouw voor de EU een pasmunt in een geheel van handelsakkoorden en sectoren waar binnen het niet gepast zou zijn de eigen landbouw te beschermen omwille van zijn duurzaamheid.
Je vraagt je af of West-Europese boeren die meer rekening moeten houden met ecologie en dierenwelzijn, wel kunnen wedijveren met boeren uit de Amerika’s die op veel grotere schaal en met minder milieunormen kunnen produceren. Als we groen staal en groen aluminium binnenkort door middel van een koolstofgrenstaks gaan beschermen tegenover “vuilere” invoer uit China of elders, waarom zouden we niet hetzelfde doen voor een groenere Europese landbouw? Of wegen boeren minder zwaar dan staalreuzen? Zoals ze ook al minder leken te wegen in het stikstofdossier waar de burgemeester van Antwerpen een en al oor leek voor iedere zucht van de Ineosbaas, terwijl zijn eigen Vlaamse boeren veel minder gehoor kregen.
Gelukkige sla
Wordt het geen tijd dat boeren, politici en samenleving de koppen bijeen steken over hoe we een duurzame landbouw tot stand brengen, met een boerenstand die daar beter van wordt, en een consument die misschien wel iets meer betaalt, maar daarvoor ook mooiere producten voor in ruil krijgt en een schoner milieu? En hoe kan je zo’n landbouw overeind houden op de wereldmarkt? Wat blijft er nog over van de oude neoliberale WTO als ecologische en sociale elementen almaar meer de internationale handel vorm geven? De vraag stellen is ze beantwoorden. Zouden die vragen niet mee op de agenda van de Europese verkiezingen moeten staan?
Er is ook goed nieuws. Er zijn ook gelukkige deals mogelijk tussen boeren, burgers en milieu. Dat stel ik de voorbije jaren vast in mijn Gentse omgeving. Een van de bijzonder inspirerende en ondraaglijk lekkere voorbeelden van wat er kan, leveren drie Oost-Vlaamse bioboeren met hun eigen winkelcoöperatie De Vroente waar ze dagelijks bijzonder verse groenten leveren in het hart van Gent – recht van het veld, je ziet als het ware nog de slakken kruipen op de veldsla of de savooikool. Dat gebeurt aan prijzen die niet eens veel hoger liggen dan de prijzen voor minder verse producten in warenhuizen, ten minste als je groenten van het seizoen koopt. Dat is niet zo moeilijk want in de winter vind je er geen tomaten.
Ik leerde er ook diverse lokale knolgewassen en slasoorten kennen. Ik ben eigenlijk telkens gelukkig als ik die prachtige producten in de Vroente zie. Bovendien kan je er groenten kopen zonder verpakking: je stopt die wortels, courgettes of witloofkoppen gewoon in je rugzak. Intussen komt er ook een boer vleeswaren verkopen op dezelfde markt. En ook de verschillende plukboerderijen rond Gent floreren: ze hebben wachtlijsten van kandidaat-deelnemers. Dit is hoe het Oost-Vlaamse ommeland op een prachtige manier de stad voedt. Boeren, burgers en milieu kunnen elkaar gelukkig treffen. Waarom maken we geen 1000 Vroentes in Vlaanderen?