Taboe: seksueel wangedrag door hulpverleners is niet om mee te lachen

Opinie

Oxfam affaire

Taboe: seksueel wangedrag door hulpverleners is niet om mee te lachen

Taboe: seksueel wangedrag door hulpverleners is niet om mee te lachen
Taboe: seksueel wangedrag door hulpverleners is niet om mee te lachen

Gie Goris was vrijdag net zo geschokt als u door het verhaal over Oxfam. Tegelijk vroeg hij zich af: ‘Waarom verbaast dit mij, na bijna 40 jaar in de Noord-Zuidsector? Ik ken de wereld van de internationale hulporganisaties toch, of toch niet?’

Het is onaanvaardbaar, en het gaat in tegen alles waar we voor staan en waarvoor we vechten’, zei Stefaan Declercq, directeur Oxfam Solidariteit België, vrijdagavond aan de telefoon. “Het” was natuurlijk het schandalige gedrag van enkele Oxfam-medewerkers, en met name van de toenmalige directeur van de Oxfammissie, in het Haïti van na de verwoestende aardbeving. Die directeur was, tot overmaat van ramp voor Declercq en alle Oxfams in België, een Belg. Met als gevolg dat zowat alle titels in de online berichtgeving vrijdag spraken over een “Belgische Oxfam-directeur die in Haïti gebruik maakte van prostituees”.

Volgens Declercq hebben ze hier in Brussel zelfs niet het interne onderzoek dat Oxfam UK voerde na Haïti

Dat de Belgische Oxfams niets te maken hadden met de Belg in kwestie, Roland Van Hauwermeiren, dat hij werknemer was van Oxfam UK, dat is uiteraard boter aan de mediagalg die meteen opgericht werd. Daarom, zei Stefaan Declercq, ‘verontschuldig ik mij in naam van de hele organisatie of van alle organisaties die de Oxfamnaam dragen. Mensen die opereerden onder onze gezamenlijke vlag hebben zich schadelijk misdragen en dus moet ik mij verontschuldigen. Tegenover de slachtoffers, maar ook tegenover de tienduizenden mensen die Oxfam hun vertrouwen en hun steun schenken.’

Ik ken de ngo-wereld van binnenuit: MO* werd opgericht door een groep Noord-Zuidorganisaties, en enkele daarvan steunen ons al jaren, met woord en middelen. Oxfam Solidariteit is daar niet bij, maar dat maakt geen verschil als zo’n verhaal naar buiten komt. Dat bleek ook meteen in de reacties op sociale media: de hele badkamer (kind, badwater, handdoeken, douchezeep en verwarming) moest buiten, met minder zou de verontwaardigde burger geen genoegen nemen. Oxfam Solidariteit in België had weinig om weerwerk mee te bieden. Volgens Declercq hebben ze hier in Brussel zelfs niet het interne onderzoek dat Oxfam UK voerde na Haïti.

Geschonden eer, geschonden vertrouwen

Intussen is het zondagavond. De Britse zondagskrant The Observer bracht vandaag een verhaal over prostituee-gebruik door Oxfammedewerkers in Tsjaad, tien jaar geleden. Opnieuw duikt de naam op van Van Hauwermeiren. Dat werpt de vraag op of Oxfam UK of International wist van de verhalen uit Tsjaad toen de organisatie de man in 2010 aan het hoofd stelde van de hulpmissie in Haïti. Maar, wat eigenlijk nog erger is: de Observer noteert ook dat in het voorbije jaar alleen al niet minder dan 120 medewerkers van internationale hulporganisaties beschuldigd werden van seksueel wangedrag. De ongetwijfeld gemeende afschuw én verontschuldigingen van Oxfam België gaan daarbij onvermijdelijk verbleken. Als buitenstaander denkt de lezer ongetwijfeld: excuses? Dat zou er nog aan moeten mankeren! Maar ook: hoe komt het dat er zoveel problemen zijn in een sector die zichzelf presenteert als drager van de beste menselijke intenties en de hoogste ethische normen? Waarom is dit niet voorkomen? En is er wel voldoende snel en sterk op gereageerd?

De Britse staatssecretaris voor Internationale Samenwerking dreigt met het opzeggen van de samenwerking tussen haar departement en Oxfam UK. Dat zou de organisatie meteen 34 miljoen per jaar kosten.

Op die laatste vragen antwoordde Oxfam UK vrijdag bevestigend: er is een onderzoek gestart zodra de berichten over machtsmisbruik en seksfeesten binnenkwamen. En er zijn nadien een resem maatregelen genomen om een herhaling van de feiten te voorkomen -al zei Stefaan Declerq vrijdag niet onterecht dat een waterdichte garantie tegen misdragingen in een organisatie met 10.000 medewerkers utopisch is. De Britse staatssecretaris voor Internationale Samenwerking, Penny Mordaunt, lijkt niet overtuigd dat Oxfam de zaak voldoende ernstig genomen heeft.  Zij dreigt met het opzeggen van de samenwerking tussen haar departement en Oxfam UK. Dat zou de organisatie meteen 34 miljoen per jaar kosten -geld dat grotendeels besteed moet worden in het Zuiden, bij acute crisissen of in structurele ontwikkelingsprojecten.

Het is overigens niet alleen de relatie met subsidiërende overheden die in het gedrang komt. Ook de donerende burger gaat ongetwijfeld twijfelen. Toen ik vrijdag de reacties op sociale media probeerde te volgen -in afwachting van een reactie van Oxfam op mijn mails en telefoons met verzoeken om bijkomende informatie- was ik geneigd me plaatsvervangende zorgen te maken. Het regende namelijk reacties van mensen die aankondigden nooit meer te zullen storten voor Oxfam, of voor enig ander “goede doel”. Een enkeling maakte een flauwe grap over giften die aftrekbaar waren, maar het grootste deel van de Facebookposts en Tweets was gewoon woest en verontwaardigd, ‘maar niet verbaasd’. Dat laatste, bedacht ik me achteraf, is wellicht een belangrijke sleutel: ik vermoed dat de overgrote meerderheid van de mensen die een boycot van de hulporganisaties aankondigden, sowieso nooit geld zouden geven aan een “industrie” die gezien wordt als links en ongeloofwaardig.

Niet de uitzondering, maar de regel?

Dat mag de beleidsverantwoordelijken bij Oxfam, of bij uitbreiding bij alle andere internationaal opererende hulp- en ontwikkelingsorganisaties, niet zelfgenoegzaam maken. Want al denk ik dat de grootste schreeuwers op sociale media de minste schenkers zijn, dat betekent niet dat de echte donateurs geen radicale beslissingen kunnen nemen. En dan heb ik het niet over de rijke uitzonderingen die veel geld geven, maar over de tienduizenden wier kleinere bedragen écht een verschil maken in hun besteedbare huishoudbedrag.

Ook journalisten en academici suggereerden dat dit eerder de norm dan de uitzondering is.

Wie zou het hen kwalijk nemen als zij zouden besluiten, op basis van het wangedrag van Van Hauwermeiren e tutti quanti, dat hun schaarse middelen niet langer overgeschreven worden op de rekening van de in opspraak gebrachte organisatie(s)? Wellicht zouden zelfs de échte slachtoffers -de hulpbehoevenden in het Zuiden, die het voortaan dan met nog minder steun en solidariteit zullen moeten rooien- dat begrijpen. Maar dat misbruik tot verdere afbouw van al schaarse solidariteit zou leiden, dat is natuurlijk dubbel cynisch.

Het waren overigens niet alleen rechtse trollen die zich voordeden als verongelijkte donateurs. Er waren ook journalisten en academici die het nodig vonden het concrete geval van misbruik  aan te grijpen om te suggereren dat dit eerder de norm dan de uitzondering is. Die suggesties komen gratuit over, vooral omdat ze niet concreet gemaakt worden. En toch. De 120 meldingen in het Verenigd Koninkrijk in 2017 lijken hen nog gelijk te geven ook -al is veralgemenen altijd uit den boze, ook als het gebeurt met correcte morele verontwaardiging. Zijn alle Belgische mannen schuldig als blijkt dat er jaarlijks zo’n 3000 verkrachtingen en nog eens zoveel aanrandingen aangegeven worden?

Waarom wist ik dit niet?

Alle hierboven genoemde reacties op de berichten uit The Times en The Sunday Observer – verontwaardiging over de feiten, vragen bij de institutionele reacties, plaatsvervangende bezorgdheid en frustratie over het communicatiebeleid – resoneren met een andere, altijd terugkerende vraag: waarom verbaast dit mij wél? Ik ben professioneel actief in de Noord-Zuidsector sinds 1980 (dat wil zeggen: straks 38 jaar) en sinds 1990 als journalist. Waarom wist ik niet af van de verhalen over Haïti of Tsjaad, of van de blijkbaar talloze andere gevallen van seksueel wangedrag door internationale hulpverleners of ontwikkelingswerkers? Ik ken de wereld van de internationale hulporganisaties, of toch niet?

Een van de redenen waarom ik hiervan blijkbaar minder afweet dan je zou kunnen en mogen veronderstellen, is natuurlijk dat ik al heel lang het principe huldig dat berichtgeving over landen, trends, gebeurtenissen en crisissen in het Zuiden veel beter gebeurt door je autonoom onder te dompelen in die realiteit dan door je te laten faciliteren, begeleiden, rondrijden en inlichten door internationale organisaties. Het gevolg is dat ik tijdens reportagereizen meestal geen hulporganisaties spreek, laat staan dat ik er dagen mee doorbreng. Dat laatste is een voorwaarde, denk ik, om van binnenuit verhalen op te pikken over onvermijdelijke blunders en onvergeeflijke fouten, maar het zou ook zo sterk de glazen kleuren waardoor ik de werkelijkheid bekijk, dat ik er niet voor kies.

Misschien is de reden van mijn relatieve onwetendheid: ik heb gedurende al die jaren vooral positieve contacten gehad met ngo-medewerkers op het terrein

Het is niet, voor alle duidelijkheid, dat ik per se denk dat internationale hulporganisaties of hun lokale afdelingen niet interessant zijn of geen essentiële inzichten hebben. Ik heb door een bezoek aan Javaanse boeren samen met de lokale Rikolto-mensen héél veel geleerd over de uitdagingen voor boeren in een groei-economie. Ik heb de verschrikkelijke problemen van de Rohingya leren kennen een decennium voordat ze wereldnieuws werden, dankzij een -confidentieel- interview met een Artsen zonder Grenzen medewerker in Myanmar. Ik werd geconfronteerd met de echte gezondheidsproblemen van het Zimbabwaanse platteland door medewerkers van fos.

Misschien is dat de aanvullende reden van mijn relatieve onwetendheid: naast beperkt contact, heb ik gedurende al die jaren vooral positieve contacten gehad met ngo-medewerkers op het terrein. Mensen met enorme inzet en kennis van de context waarin ze werken, mensen die in moeilijke, uitzichtloze of gevaarlijke omgevingen toch het beste van zichzelf geven.

Meer, beter, ethischer

Maar die geëngageerde mensen zijn duidelijk niet de enigen die zich op het terrein begeven. Of nog: ook engagement behoedt blijkbaar niet tegen macht en alle vormen van machtsmisbruik. Het is niet dat ik me voorneem om voortaan mijn dagen en nachten in het Zuiden bij hulporganisaties of ngo’s te gaan doorbrengen, maar misschien moeten we bij MO* -vanuit onze unieke positie- wel eens een eigen onderzoek starten naar ervaringen met machtsmisbruik en seksueel wangedrag binnen de eigen sector. Want dat dit onaanvaardbaar is en vreselijke schade toebrengt, en dat de slachtoffers van zowel misbruik als het verminderen van de inkomsten dat daardoor verwacht wordt, altijd weer de zwaksten zijn, dat is zonder meer duidelijk.

Daarom is preventie en handhaving van de eigen ethische normen absoluut nodig. En zoals blijkt: verantwoording heeft behoefte aan transparantie, en daarin hebben media een belangrijke rol te spelen. Dat we vrijdag niet uitgenodigd werden voor de persconferentie van Oxfam Solidariteit, mag niet het effect hebben dat we het werk dan maar aan de mainstream media overlaten. Want die hadden het ook niet gezien, die hebben gewoon de Belgaberichten gepubliceerd, die zich baseerden op een vlugge lezing van de Britse pers, en ze hebben daarna de persconferentie weergegeven. Wij moeten meer en beter doen. Ik noteer de opdracht.