Auteur Halil Gür: ‘Politici zijn goochelaars geworden’

Interview

‘Schrijvers zijn lichtdragers in tijden van duisternis’

Auteur Halil Gür: ‘Politici zijn goochelaars geworden’

Arthur Hendrikx

04 januari 202514 min leestijd

Naar aanleiding van veertig jaar schrijverschap bracht uitgeverij De Geus de debuutbundel van Halil Gür opnieuw uit. De uit Turkije afkomstige Nederlandse kortverhalenschrijver en dichter geldt als pionier voor niet-westerse schrijvers in ons taalgebied. ‘Ik wilde de Turkse migrant een gezicht en een stem geven.’

Kader Abdollah schreef dat het allemaal met Halil Gür begonnen is. Abdelkader Benali noemde de ontdekking van Gürs verhalen een waar cadeau. En Thea Beckmann vond zijn debuutbundel De gekke Mustafa en andere verhalen prachtig. Met zijn fantasierijke vertellingen charmeert Halil Gür al veertig jaar het Nederlandstalige lezerspubliek. Door met warmte en mededogen over zijn jeugd in Turkije en de lotgevallen van Turkse migranten in Nederland te schrijven, bracht hij een nieuw geluid in de Nederlandse letterkunde. Vandaag woont hij nog steeds in Amsterdam, in een gerieflijk appartement nabij de Rozengracht.

Bij het binnenkomen gebiedt de nog kwiek ogende Halil Gür (1951) me mijn schoenen uit te trekken en mijn voeten in zachte pantoffels te laten glijden. Hij leidt me naar een met boeken en schriften volgestouwde ruimte waar een bordje met driehoekige baklava’s staat te wachten.

‘Dit is een muska, een koekje afkomstig uit Gaziantep’, legt hij uit. ‘De buitenkant is gemaakt van dun filodeeg gedrenkt in druivensiroop, en de binnenkant is gevuld met versgemalen pistachenoten. Het koekje dankt zijn naam aan een traditioneel amulet, met een gelijkaardige driehoekige vorm en vaak door kinderen wordt gedragen om hen te beschermen tegen het boze oog en ongeluk.’Bij het koekje serveert hij een dampend kopje thee, bereid met kruiden die hij zelf is gaan plukken tijdens een bergwandeling. Gür houdt van lange wandelingen in de open natuur.

Halil Gür is stijlvol gekleed. Een geruit vestje boven zijn hemd, en een wollen Engelse pet met visgraatmotief schuin op zijn hoofd. Zijn bebrilde ogen stralen nog steeds een grote levenslust uit. Soms moet hij naar een woord zoeken, maar eens hij begint te vertellen, valt hij moeilijk in toom te houden. Hij beantwoordt vragen met lange anekdotes en jeugdherinneringen, om pas via onverwachte zijwegen een punt te maken.

Wie is Halil Gür?

  • in 1951 in Turkije geboren

  • schrijft romans, verhalenbundels en poëzie voor zowel jeugd als volwassenen

  • bekend van onder meer De gekke Mustafa

  • zijn werk werd meermaals bekroond, onder meer met de E. du Perronprijs

Verdwenen gewoontes en rituelen

Gastvrijheid en geborgenheid zijn thema’s die Gür na aan het hart liggen. De armoede van zijn jeugd in Zuidoost-Turkije was voor hem in feite een rijkdom, want hij maakte elke dag de overstelpende gastvrijheid van zijn ouders mee.

‘Mijn vader was een plattelandsarts die naar dorpen trok waar geen enkele medische voorziening was. We spreken over midden twintigste eeuw. In Anatolië was er nog niets. Zo goed en kwaad als het ging hielp mijn vader mensen met ziektes en kwaaltjes. Maar wat hem en mijn moeder vooral tekende was dat, ondanks er geen plaats was voor een praktijkruimte, ze mensen te pas en te onpas ontvingen. Iedereen was welkom en werd geholpen zonder afspraak. Mijn moeder serveerde thee met gebakjes, en elke patiënt ging met een glimlach naar huis’, vertelt Gür.

Altijd opnieuw spreekt hij vol lof en liefde over zijn moeder, over wie hij de bundel Mijn dappere moeder schreef. ‘Mijn moeder zorgde voor alles en iedereen. Er lagen extra matrassen in de kast voor als er onverwachte gasten bleven overnachten.’

Voor de huidige geneeskunde in Nederland heeft Gür minder lof. Hij laakt de kille werkwijze van moderne dokters die je nauwelijks aankijken en doorverwijzen zonder een persoonlijke band te kweken. ‘Mijn vader zei altijd: “Lachende dokters zijn de echte genezers.” Hij keek zijn patiënten in de ogen in plaats van naar een computerscherm.’ Er klinkt droefheid in zijn stem als hij over zijn ouders en zijn jeugd praat, en zich verdwenen gewoontes en rituelen herinnert.

‘Dromen speelden een grote rol in ons bestaan. Elke ochtend vertelde elk van de negen kinderen zijn dromen aan de ontbijttafel en dan interpreteerden we die samen.’ In plaats van televisie- en andere schermen bestond hun vrijetijdsvermaak uit de verhalen en liedjes van rondtrekkende troubadours. ‘Elke persoon was een ontdekking, een gebeurtenis.’

Magie, peper en zout

Met het weinige geld dat hij in Istanboel bijeen had geschraapt, vertrok hij in 1974 naar Nederland en kwam in Amsterdam terecht. Zowel de reis naar Nederland als het feit dat hij er uiteindelijk is blijven plakken schrijft hij toe aan de goddelijke voorzienigheid. In het universum van Halil Gür bestaat geen toeval.

‘Op mijn achttiende werd ik naar Istanboel gestuurd door mijn ouders om architectuur te studeren, maar na drie jaar was het geld op. Bovendien was wiskunde niets voor mij. Ik begon rondleidingen aan toeristen te geven op het Sultanahmet-plein in Istanboel, waarbij ik onder andere de Blauwe Moskee en de Hagia Sophia toonde.’

‘Op een dag, nadat ik geen klanten had gehad, besloot ik ’s nachts niet naar huis te gaan. Ik woonde toen bij mijn broer. Ik bleef er in de kou en de duisternis, zonder te begrijpen waarom. Wanneer ik wilde opstaan, was het of een gewicht van duizenden kilo’s me neerdrukte. Toen verschenen er plotseling twee Nederlandse toeristen, jonge hippies. Ik leidde hen rond en sloot vriendschap met de vrouw, die me op het hart drukte haar te komen bezoeken in Amsterdam.’

Gür kijkt me vrolijk en strijdlustig aan, alsof hij me uitdaagt om scepsis te tonen. ‘Dat was magie’, bezweert hij me. ‘Magie is de peper en het zout van het leven.’

In Amsterdam aangekomen, bleek de vrouw er niet meer te wonen. Met zijn koffer in de hand en vijftig gulden op zak, trok de toen besnorde en langharige Gür moederziel alleen de straat op. Prompt werd hij aangesproken door een man die aan hem kon zien dat hij op zoek was naar onderdak. De man gaf hem de sleutel van een studentenkamer ergens vierhoog waar Gür een jaar mocht blijven zonder te moeten betalen. ‘De afspraak was dat ik eruit zou trekken zodra hij na een jaar zou terugkeren van zijn verre reis. Hij is nooit meer teruggekomen. Zo had ik mijn eigen plekje in Amsterdam.’ Opnieuw die glinsterende ogen. ‘Magie.’

‘Ik wou de migranten, die steeds maar in de marge vertoefden en als een homogene groep werden beschouwd, een stem en een gezicht geven.’ Halil Gür

De eerste maanden in Amsterdam waren een overrompelende ervaring. Bijna niets van wat Gürs leraren in Turkije over West-Europa hadden gezegd, bleek te kloppen. ‘Alles was een leugen,’ zegt hij. ‘Ze schilderden het Westen af als een utopie, dat alle mensen er blond haar en blauwe ogen hebben, dat ze nooit liegen of stelen, en dat ze allemaal als engelen zijn. Leugens!’

Gür deelde op zijn verdieping een badkamer met twee ‘mooie jonge vrouwen’. Zijn ogen vielen uit hun kassen. In Turkije werden jonge mannen en vrouwen toen strikt apart gehouden. Maar beetje bij beetje wende Gür aan zijn nieuwe omgeving, ook al ging dat niet altijd even gemakkelijk. Dat moeizaam proberen te aarden als Turkse migrant in Amsterdam vormde het hoofdmotief van zijn debuutbundel, waarmee hij een nieuwe bedding in de Nederlandstalige literatuur uitgroef.

De migrant een stem geven

‘Ik wou de migranten, die steeds maar in de marge vertoefden en als een homogene groep werden beschouwd, een stem en een gezicht geven’, zegt Gür. ‘Ik schreef vanuit mijn eigen ervaring, over mezelf en over de mensen die ik kende.’

Aanvankelijk was het niet eenvoudig zijn verhalen aan de man te krijgen, zoals hij het beschrijft in het verhaal Winter 1975. Zijn toen nog Engelstalige kortverhalen werden verworpen door De Volkskrant en Het Parool. Pas wanneer hij in het Turks geschreven verhalen liet vertalen naar het Nederlands, werden ze voor het eerst geplaatst. Het werd een succesformule.

Geert Mak, toen nog redacteur bij weekblad De Groene Amsterdammer, was een van de eerste redacteuren die de waarde van Gürs verhalen inzag. ‘Hij zei dat het dringend tijd was een stem als de mijne te introduceren in de Nederlandse literatuur. Alleen vroeg hij me lichtvoetiger te schrijven, omdat hij mijn verhalen nogal duister vond. Ik heb niet naar hem geluisterd. En ik had gelijk.’ Nadat een aantal van zijn verhalen gepubliceerd waren, vroeg uitgeverij De Geus om een bundel uit te brengen.

De gekke Mustafa en andere verhalen sloeg onmiddellijk aan bij het publiek. In het titelverhaal beschrijft Gür het trieste lot van Mustafa, een arme jongen in Anatolië. Mustafa droomt van Duitsland, maar krijgt nooit de kans de reis te maken en eindigt als zielige verschoppeling, bespot door de jongens van het dorp.

In andere verhalen beschrijft hij de lotgevallen van Turken die wel in West-Europa zijn geraakt, maar wie het niet per se beter vergaat. Ze worden door de autochtone bevolking als nummers gezien, weinig meer dan inwisselbare goedkope arbeidskrachten (Alle illegalen heten Ali), of ze vrezen opgepakt en teruggestuurd te worden door elke politiecombi die hen passeert (De onderduiker), of ze kunnen zich niet aanpassen aan de Nederlandse zeden en ‘verliezen’ hun vrouw aan het feminisme (Het verhaal van Memis Aga).

Met een eenvoudige, onopgesmukte taal schetst Gür portretten. Zijn personages vertellen vaak hun levensverhaal aan een ander personage. Ze luchten hun hart.

De grote schrijvers zijn bang

Met thema’s als integratie, identiteit en immigratie was Gür zijn tijd ver vooruit. Op de vraag of de situatie nu beter is voor migranten, schudt hij somber zijn hoofd. ‘In de jaren ‘70 leefde het denken van de hippies nog door. Peace and love was, althans hier in Nederland, de boodschap. Nu heerst er overal angst. In de plaats van licht is er duisternis gekomen.’

‘In Turkije wordt religie als opium gebruikt om het volk dom te houden. Hier worden de migrant en de vreemdeling als zondebok opgevoerd om het volk angst aan te jagen.’ Halil Gür

Hij verwijst naar de huidige Nederlandse regering, naar de Turkse president Erdoğan, naar de overwinning van Trump. ‘Politici zijn goochelaars geworden. Ze leiden het volk om de tuin. Reële maatschappelijke problemen, zoals personeelstekorten in de zorg en in het onderwijs, de koopkrachtcrisis, ongelijkheid in het onderwijs, armoede, ze worden verdoezeld door de aandacht af te leiden. Politici zijn alleen maar bezig met de etalage, en het volk trapt erin. In Turkije wordt religie als opium gebruikt om het volk dom te houden. Hier worden de migrant en de vreemdeling als zondebok opgevoerd om het volk angst aan te jagen.’

Gür haalt de maatregel van de nieuwe Nederlandse regering aan die de btw op boeken wil verhogen van 8% naar 21%. Hij was veertig jaar lid van de Auteursbond, maar heeft nu zijn lidmaatschap uit protest opgezegd. ‘Waar blijven de kopstukken? De grote schrijvers verheffen nauwelijks hun stem. Ze zijn bang dat hun volgende beurs hen zal afgenomen worden.’ Hij schudt het hoofd. ‘Het deed me denken aan toen Theo van Gogh vermoord was en we samenkwamen met schrijvers en denkers om te praten over de polarisatie in de samenleving. Bijna niemand durfde zijn mond open te doen. Iedereen bleef schuw in zijn schelp zitten.’

Hij reageert ook op de hetze rond Lale Gül, de jonge schrijfster wier eerste boek, Ik ga leven (2021), een ontluisterend beeld schetst van de gesloten en erg conservatieve Turks-Nederlandse gemeenschap waarin ze opgegroeide. Gül werd er door deze gemeenschap voor verstoten. Gür noemt Gül een pionier. ‘Net zoals ik dat ben op mijn manier.’ Gür wijt de grote verontwaardiging die Güls boek teweegbracht aan een gebrek aan onderwijs en opvoeding. ‘Die mensen zijn dom gehouden. Hun wereld en visie op de wereld is klein. Je kunt de wereld bekijken door een naald, of op universele wijze.’

De kracht van de krant

‘Mensen hebben de hele wereld in hun handpalm’, zegt hij wijzend naar zijn smartphone, ‘maar laten zich leiden door desinformatie. Als een kudde vee luisteren ze naar de leugens en laten zich angst aanjagen door de politici.’ Hij wandelt naar de deur waar een portret van Gandhi hangt. ‘Gandhi, Mandela, dat waren politici. Politici van nu zijn leugenaars.’ Volgens Gür heeft de ruk naar autoritair rechts veel te maken met de verloedering van het onderwijs. ‘Vroeger leerden we op hoog niveau lezen en schrijven. Nu kan de gemiddelde persoon nauwelijks nog een brief opstellen.’

Kranten zijn een rode draad in Gürs betoog, een vast motief binnen zijn levensverhaal. Hij groeide op in een huishouden waar geen geld was voor kranten. Op een dag zag hij een man op een bank een krant lezen. Gür herinnert zich dat moment nog alsof het gisteren was. ‘Ik was een nieuwgierig jongetje, altijd hongerig naar iets nieuws, maar ik had nog nooit een krant gezien. Onmiddellijk was ik razend nieuwsgierig naar wat de krant allemaal te vertellen had. Ik wist dat hij kennis bevatte. Geduldig wachtte ik tot de man de krant zou uitlezen en achterlaten, maar hij bleef maar lezen. Uiteindelijk liep ik naar hem toe en probeerde de krant uit zijn handen te grissen, maar hij liet niet los. Ik moest afdruipen, maar mijn honger naar kennis bleef onverminderd knagen.’

In Amsterdam viel zijn oog op cafés waar de dag- en weekbladen uitgestald lagen op lange tafels. Gratis en voor niets mocht hij die allemaal doorbladeren, wat hij gulzig deed. Slurpend van een kopje koffie of thee las hij elke letter, krant na krant, om zo de woorden langzaam te ontcijferen. Ook nu nog leest hij vier kranten per dag. ‘Om bij te blijven. En ik noteer zaken die me opvallen of tot gedachten aanzetten.’ Hij toont een aantal kleine notitieboekjes waarin kriskras door elkaar honderden observaties gekrabbeld staan.

Vuurtoren

Gür heeft een zwak voor magie, waarzeggerij, geesten en stemmen. Het is een fascinatie uit zijn jeugd die als een constante weerkeert tijdens ons gesprek. In Ik danste met engelen zegt Gürs oma dat hij voorbestemd is om een nieuw leven te beginnen in een ver en waterrijk land. Hij vertelt me bloedernstig dat hij 450 jaar geleden al eens in Amsterdam woonde, weliswaar in de hoedanigheid van iemand anders. Daarom voelde het op een vreemde manier aan als thuiskomen toen hij voor het eerst door de Amsterdamse straten wandelde. Het leek alsof hij die als z’n broekzak kende. ‘Ik ben geboren in Turkije, maar herboren in Amsterdam.’

De vraag of hij zich Nederlander of Turk voelt, wuift hij weg. ‘Ik ben een mens. Ik ben alle nationaliteiten en alle religies. Iedereen heeft een rol in de wereld. Ik ben een schrijver, een lichtdrager in tijden van duisternis. Net als mijn idolen Gabriel García Márquez, Ernest Hemingway en Jorge Luis Borges. Ik moet de mensen wakker schudden en, belangrijker nog, met elkaar verbinden. Ik ben een vuurtoren en leidt de mensen, zonder onderscheid, naar de haven.’

Zijn mens- en wereldbeeld vat hij als volgt samen: ‘Er is maar één land en dat is de aarde. Er is maar één volk en dat is de mensheid. Er is maar één geloof en dat is de liefde.’

De gekke Mustafa en andere verhalen, Halil Gür, De Geus, 2024, 96 blz.