Zoöloog Herwig Leirs over de overdracht van ziektes van dieren op mensen
‘Corona is alleszins niet de schuld van de vleermuis’
Steeds vaker springen ziektes over van dieren op mensen. Deze zogenaamde zoönose is een rechtstreeks gevolg van de manier waarop wij ingrijpen in de natuur, duidt bioloog Herwig Leirs. Door mateloze boskap moeten steeds meer dieren op een kluitje samenhokken.
Wet Market in Kuala Lumpur, Maleisië
Kenneth Tan / Flickr (CC BY-NC-SA 2.0)
Steeds vaker springen ziektes over van dieren op mensen en dat is een rechtstreeks gevolg van de manier waarop wij ingrijpen in de natuur. ‘We dringen tot diep binnen in tropische bossen waar we vroeger niet kwamen’, vertelt zoöloog Herwig Leirs (UAntwerpen). ‘Tot nu ongekende besmettingen krijgen meer kans zich te verspreiden.’
Update 12 februari 2021
Na een maand onderzoek houdt het WHO-team in China vast aan de hypothese dat het virus het gevolg is van zoönose. Dat wil zeggen dat het coronavirus van dier op mens is overgegaan. Dat mag dan de directe oorzaak voor deze pandemie zijn, hoe voorkomen we dat dit opnieuw gebeurt? Lees het in het meest gelezen artikel uit 2020. ‘Op korte termijn moeten we dit virus bedwingen. Op lange termijn moeten we het verlies aan biodiversiteit en habitats terugdringen.’
De modellen hadden het voorspeld: zowel de snelheid als de omvang. Men dacht dat het zo’n vaart niet zou lopen. In theorie wisten zoölogen als Herwig Leirs dat zoönose, een ziektedrager die van dier op mens overspringt, zich als een lopend vuur over de wereld kan verspreiden. Maar het was ook de theorie die de meeste onderzoekers om allerlei redenen in de praktijk onmogelijk achtten.
‘Meestal hebben virussen of bacteriën die de overstap maken van dier naar mens, het erg moeilijk om in mensencellen binnen te dringen’, vertelt Leirs. ‘Af en toe zit er eentje tussen dat daar door mutatie toch in slaagt, en dan kan het om allerlei redenen heel erg snel gaan.’
‘Op korte termijn moeten we dit virus bedwingen. Op lange termijn moeten we het verlies aan biodiversiteit en habitats terugdringen.’
Een van die redenen omschreef de directeur van het milieu-agentschap van de Verenigde Naties (UNEP), Inger Andersen vorige week als ‘ons gebrek aan zorg voor de natuur.’ Telkens opnieuw stellen we vast, meent Andersen, dat menselijk gedrag de grondoorzaak is van ziektes die van dier op mens overgaan. Ze wees op de ontbossing voor wegen, mijnbouw en landbouw. ‘Op korte termijn moeten we dit virus bedwingen. Op lange termijn moeten we het verlies aan biodiversiteit en habitats terugdringen.’
Van pest tot corona
Zoönose is natuurlijk geen nieuw fenomeen. In de veertiende eeuw decimeerde de pest de Europese bevolking. De pest kwam met ratten. Hondsdolheid is ook al eeuwen gekend. Maar het lijstje van ziektes die van dier op mens worden overgedragen, wordt met de jaren langer. Ebola, aids, vogelgriep, MERS, SARS, het westnijlvirus, zika.
Volgens het Amerikaanse Centre for Disease Control (CDC) is driekwart van alle nieuw ontdekte ziektes een zoönose. In de jaren vijftig werden er zo’n dertig nieuwe besmettelijke zoönoses gerapporteerd, in de jaren tachtig waren dat er al honderd. In 2008 publiceerde Katie Jones, de Britse expert in biodiversiteitsonderzoek, een studie waarbij 335 ziektes onderzocht werden die waren opgedoken tussen 1960 en 2004. 60 procent was van dier op mens overgesprongen.
Jones duidde dezelfde oorzaken aan als de oorzaken die Andersen vermeldde: het kappen van bossen en de druk op verschillende habitats en ecosystemen. Hoe kleiner leefgebieden voor dieren worden, hoe dichter ze tegen de mens aanschurken. En hoe groter ook de kans dat ziektes worden overgedragen.
Betere boekhouding
‘Het speelt zeker een belangrijke rol’, vertelt Leirs. ‘Maar tegelijkertijd brengen we al die ziektes ook beter in kaart dan vroeger.’ We weten meer en houden betere gegevens bij. Onze boekhouding is erop vooruitgegaan. Ook dat speelt.
‘Door moleculair onderzoek kunnen we sneller en gedetailleerder virussen detecteren en identificeren’
Al sinds de jaren tachtig observeert en bestudeert Leirs de zogenaamde veeltepelmuis die zowel in Oost- als in West-Afrika voorkomt. Het bijzondere aan dit knaagdier is niet alleen dat het twee rijen van twaalf tepels heeft en zo in staat is evenveel jongen tegelijk groot te brengen, maar ook dat het in West-Afrika drager is van een arenavirus dat de lassakoorts bij mensen verspreidt. Het is een zoönose die voor het eerst in 1960 in Nigeria werd gedocumenteerd.
‘Door moleculair onderzoek kunnen we sneller en gedetailleerder virussen detecteren en identificeren.’ Het is een element van de verklaring. Maar het is niet voldoende. Want er is ook een effectieve toename. ‘En die is onder meer terug te brengen tot de manier waarop wij bossen en andere natuurlijk habitats exploiteren’, zegt Leirs.
Nieuwe gastheer
‘Wij hebben de corona-epidemie gemaakt’, schreef wetenschapsauteur David Quammen al eind januari in een opiniestuk in The New York Times. In 2012 publiceerde hij het boek Spillover: Animal Infections and the Next Human Pandemic.
‘Vraag niet of er een volgende pandemie aankomt’, noteerde hij. ‘Maar wel: wanneer? Want zonder dat we iets aan de dieper liggende oorzaken doen, zal er een volgende uitbraak zijn.’ Volgens Quammen zijn die oorzaken makkelijk te vinden. Moeilijker is het om er daadwerkelijk iets aan te doen. Ze zijn volledig verweven met onze geglobaliseerde economie en met het mondiale reisgedrag van de rijkere delen van de wereldbevolking.
‘We ontwrichten leefgebieden en we schudden virussen los van hun natuurlijke gastheer. Als dat gebeurt, zoeken ze een nieuwe gastheer. Vaak zijn wij dat’
‘We rukken tropische bossen en andere ecosystemen binnen, die een veelvoud aan planten en dieren huisvesten en waar in die dieren talloze onbekende virussen en bacteriën leven. We kappen de bomen en doden de dieren, of we stoppen de dieren in kooien en verkopen hen op markten. We ontwrichten leefgebieden en we schudden virussen los van hun natuurlijke gastheer. Als dat gebeurt, zoeken ze een nieuwe gastheer. Vaak zijn wij dat.’
Is deze epidemie onze schuld?
Leirs denkt na. ‘Het is zeker niet de schuld van de vleermuizen. Het is de interactie die wij hebben met onze omgeving. Die zorgt ervoor dat sommige pathogenen, of ziektes, die aanwezig zijn in de natuur, een kans krijgen bij mensen en zich snel kunnen verspreidenn omdat we heen en weer vliegen over de wereld.’
Hij legt het verder uit. ‘Mensen dringen dieper en intesiever binnen in gebieden waar we vroeger amper kwamen. Arbeiders reizen van elders om een weg aan te leggen of om grondstoffen te ontginnen in een regenwoud. Geen van die mensen is immuun tegen de virussen en bacteriën op de dieren die in dat bos leven.’
‘Dat is het grote verschil met inheemse gemeenschappen. Zij hebben meestal doorheen de eeuwen of jaren groepsimmuniteit opgebouwd, waardoor infecties altijd beperkt blijven en snel weer uitdoven. Het tegendeel gebeurt bij die arbeiders van elders. Als een van hen besmet geraakt, draagt hij dat virus of die bacterie razendsnel over op anderen en hij neemt het mee als hij naar huis terugkeert.’
Ziek ecosysteem
De druk op en de vernietiging van natuurlijke omgevingen zijn een belangrijk aspect in de overdracht van nieuwe ziektes. Ze zetten een hele keten van veranderingen in gang die het perfecte glijmiddel vormen voor virussen en bacteriën om van gastheer te veranderen.
‘Door een bos te kappen, verklein je het leefgebied van de soorten die daar voorkomen. Ze trekken zich terug in wat er rest, leven dichter bij elkaar en wisselen zo ziektes uit. Als een mens met zo’n dier in contact komt, door jacht of door het te vangen, is de kans opnieuw groter dat het een geïnfecteerd dier is.’
Leirs omschrijft het als het kortetermijneffect van mateloze boskap. Dieren hokken letterlijk samen op een kluitje.
Het effect op lange termijn is dubbel. Enerzijds is er het verlies aan biodiversiteit. Gespecialiseerde soorten die helemaal afgestemd zijn op het leven in hun specifieke ecosysteem, sterven uit. Het landschap en de soortenrijkdom verschralen.
Anderzijds floreren de soorten die zich sneller aanpassen aan verandering. ‘Hun populatie neemt in omvang toe’, legt Leirs uit.
‘Soorten met een lagere immuniteit floreren in verstoorde landschappen’
Het zijn vaak soorten met twee bepalende eigenschappen, die zowel hun zwakte als hun sterkte zijn. Ze leven niet lang en in dat korte leven planten ze zich massaal voort. Onderzoek wijst er steeds meer op dat het ook de soorten zijn waarvan het immuniteitssysteem minder ontwikkeld is. Ze zijn waarschijnlijk meer vatbaar voor allerlei infecties.
‘De gegevens zijn nog niet helemaal solide’, stelt Leirs. ‘Maar dieren met een korte levensduur hebben er evolutionair weinig voordeel bij om veel energie te investeren in immuniteit. Als je niet lang leeft, is het zinvoller om je snel voort te planten. In verstoorde habitats zijn het precies die soorten die het goed doen. Omdat ze een lagere immuniteit hebben, verspreiden ze ook sneller infecties.’
‘Kijk’, voegt Leirs eraan toe. ‘Een verstoord ecosysteem is een ziek en verzwakt ecosysteem. Dat gaat gepaard met een toename van virussen waar ook mensen last van kunnen hebben.’
Rondspattend bloed
Zeker als die mensen niet alleen bomen kappen om wegen aan te leggen of om grondstoffen te ontginnen, maar ook dieren uit die bossen halen om ze op te eten of levend te verkopen op markten in dichtbevolkte steden. ‘Een broeihaard van ziektes’, noemt Leirs het.
‘Markten met levende dieren zijn een broeihaard van ziektes’
‘Kooien met ratten staan er boven kooien met schildpadden, daarnaast kooien met civetkatten. Elders liggen vleermuizen en fladderen vogels tegen de tralies van hun kooien. Uitwerpselen en urine van het ene dier valt op het andere dier, dat dan weer levend geslacht wordt. Bloedspetters vliegen in het rond. De kans dat virussen die in een soort aanwezig zijn overgedragen worden op een anderen, is heel groot. Vaak gebeurt er dan niets. Het virus slaagt er niet in zich te vestigen in de nieuwe soort. Maar af en toe zit er eentje tussen dat zich via mutatie razendsnel aanpast.’
De Chinese overheid kondigde al een verbod aan op deze zogenaamde wet-markets. Het is een eerste stap, maar het zal niet volstaan. Leirs verwijst naar kaarten die aangeven waar mogelijke brandhaarden voor nieuwe infecties liggen. Verschillende plaatsen in China en het Verre Oosten lichten op. Maar evengoed in West-Europa. Dit gaat niet over wilde dieren die uit bossen worden gehaald. Dit zijn de hotspots van de intensieve veeteelt.
Vleermuis bestemd voor consumptie in Laos
Stan Dalone / Wikimedia (CC BY-SA 2.0)
Veel dieren in een kot
‘Heel veel dieren samen op weinig plaats is het gedroomde scenario voor de overdracht van virussen of bacteriën. Meestal zijn het dieren die geselecteerd zijn op bepaalde eigenschappen. Een snelle groei, bijvoorbeeld, en dat heeft misschien gevolgen gehad voor hun immuunsysteem. Dan krijg je hetzelfde verhaal als in dat bos: sommige infecties verspreiden zich makkelijker. Er kunnen infecties ontstaan die resistent zijn tegen antibiotica. Hoe vaker je een ziek dier behandelt met antibiotica, hoe groter de kans dat je resistente bacteriën ontwikkelt. Dan krijg je nieuwe infecties, die vroeger makkelijk te behandelen waren en nu niet meer.’
‘De vraag naar vlees moet omlaag waardoor de druk om bossen te vernietigen vermindert’
‘In het Verre Oosten worden verschillende dieren ook vaker samen gehouden. Varkens en eenden leven er dicht op elkaar in afgesloten ruimtes. Daar is de kans reëel dat nieuwe griepvirussen zich ontwikkelen. Sommige soorten vogelgriep zijn extreem pathogeen voor mensen, we worden er ziek van, kunnen ervan sterven, maar ze missen de juiste eigenschappen om makkelijk mensen te besmetten. De gewone mensengriep heeft eerder omgekeerde eigenschappen: heel besmettelijk, maar minder pathogeen voor de mens.’
‘Varkens kunnen besmet worden met beide griepvirussen en hebben ook nog hun eigen varkensgriep. Het genetisch materiaal van griep bestaat uit een aantal aparte stukjes. Als een varken besmet is met die cocktail van griepvirussen, dan kunnen die stukjes met elkaar vermengd geraken en krijg je een nieuw griepvirus dat zeer besmettelijk en zeer pathogeen is. Dat dat ooit gebeurt, is niet ondenkbaar. Dan kan je een pandemie krijgen die nog dramatischer is. Veel griepvirussen die nu de wereld rondgaan zijn ontstaan door vermenging van bestaande virussen in varkens.’
Dus ja, het is niet slecht om markten met levende dieren te verbieden, maar als je alle lagen op elkaar legt, dan kom je uit op de mondiale honger naar vlees. We kappen bossen om runderen te laten grazen of om het vrij gemaakte terrein in te zaaien met soja voor veevoer. ‘We kunnen maar beter wat voorzichtig zijn met onze bossen’, meent Leirs. ‘en onze nood voor soja voor koeien. De vraag naar vlees moet omlaag waardoor de druk om bossen te vernietigen vermindert.’
Of zoals Andersen het formuleerde. Op de lange termijn zullen we onze band met de natuur moeten herbekijken en herstellen. Zieke ecosystemen maken zieke dieren en uiteindelijk ook zieke mensen.