‘Wij zijn de dochters van de Iraanse revolutie’

Reportage

Alles gaat voorbij, behalve de revolutie van 1979

‘Wij zijn de dochters van de Iraanse revolutie’

‘Wij zijn de dochters van de Iraanse revolutie’
‘Wij zijn de dochters van de Iraanse revolutie’

1 februari 1979 is een historische datum in Iran. Exact veertig jaar geleden keerde ayatollah Khomeini terug naar Iran. MO* sprak met zeven Iraanse vrouwen in België, Nederland en de Verenigde Staten over hun persoonlijke geschiedenis en omgang met de revolutie.

Update 20 september 2022

In Iran komen mensen al dagenlang op straat na de dood van een 22-jarige vrouw. Mahsa Amini stierf vorige week nadat ze was opgepakt door de zedenpolitie omdat ze haar hoofddoek niet op de juiste manier zou hebben gedragen. Na haar begrafenis brak protest uit. Drie jaar geleden sprak Gie Goris met zeven Iraanse vrouwen in België, Nederland en de VS, over hun persoonlijke geschiedenis. Zijn longread geeft een diepgaande inkijk in hoe Iraanse vrouwen omgaan met de islamitische revolutie.

‘Het waren donkergekleurde tijden, als in een soort langdurige seizoensverandering. De volwassenen werden plots gespannen, ze fluisterden meer, hadden intensere gesprekken, leken minder aanwezig. We werden vaker weggestuurd, “ga maar in jullie kamers spelen”. De beelden op de televisie werden ook anders, er was een gezicht dat overal verscheen, van een man met een tulband en baard. Hij leek erg boos op de meeste afbeeldingen en eigenlijk had ik een beetje schik van hem’, zegt fotografe Mashid Mohadjerin, die als kind de Iraanse revolutie meemaakte.

1 februari 1979 is een historische datum in Iran. Die dag, nu exact veertig jaar geleden, keerde grootayatollah Sayyid Ruhollah Mūsavi Khomeini vanuit zijn ballingoord in Neauphle-le-Château, nabij Parijs, terug naar Iran. Het land was in de greep van revolutionaire onrust en de machtige autocraat, sjah Mohammad Reza Pahlavi was twee weken eerder, op 16 januari, op vakantie vertrokken om nooit meer terug te keren.

De straatprotesten ontwikkelden zich door de aanwezigheid van Khomeini tot een echte revolutie, waarbij linkse en nationalistische krachten verdrongen werden door de aanhangers van de politieke islam zoals die door Khomeini in ballangschap geformuleerd was. Iran werd een klerikale republiek waarin persoonlijke vrijheden opgeofferd werden voor een dogmatische moraal, en waarin loyauteit tegenover de nieuwe leider en zijn ideologie alle andere waarden in de schaduw stelde.

De zuiveringen van 1979 werden gevolgd door de gijzeling van Amerikaanse diplomaten -een crisis die Jimmy Carter in 1980 het presidentschap zou kosten- en de oorlog met Irak in 1980. Het resultaat was een land waar zowel liberale als linkse intelligentsia het steeds moeilijker vonden om te ademen, en waar de economie steeds minder ruimte had voor ondernemers die geen sterke banden hadden met de nieuwe machthebbers.

‘Wij zijn de kinderen van een revolutie waaraan we nooit deelgenomen hebben’

De omvang van de uittocht die daardoor op gang kwam, is moeilijk om exact vast te stellen. Maar over het algemeen wordt er van uitgegaan dat er momenteel zo’n vijf miljoen Iraniërs buiten de grenzen van hun land leven –al betekent dat niet dat ze ooit Iran echt hebben achtergelaten, laat staan vergeten zijn. MO* sprak met zeven Iraanse vrouwen in België, Nederland en de Verenigde Staten over hun persoonlijke geschiedenis en de impact die de revolutie nog steeds heeft.

Het is het verhaal van de dochters van de revolutie, zoals Maryam Kamal Hedayat zegt: ‘Ik werd geboren op 29 november 1979 en mijn broer een jaar vroeger. Wij zijn de kinderen van een revolutie waaraan we nooit deelgenomen hebben. Ik heb de heftigste dagen in de baarmoeder doorgebracht, en heb altijd gedacht dat de emotionele beleving van mijn moeder daardoor ook zo’n diepgaand deel van mijn eigen bestaan geworden is.’ Mahdieh Fahimi noemt de generatie van mensen die in de eerste jaren van de revolutie geboren werden “de zestigers”, omdat de revolutie plaatsvond in de laatste maanden van het jaar 1357 volgens de Iraanse jaartelling. Volgens diezelfde jaartelling werd zij geboren in 1366.

Ieder heeft haar 1979

Waar was u op in januari 1979? Zo kan je de beginvraag van de interviews samenvatten. Was je al geboren? Heb je eigen herinneringen aan de gebeurtenissen van toen? Was je familie actief betrokken bij de protesten en de omwenteling? Is er één verhaal dat de omwenteling voor jou persoonlijk samenvat?

© Francis Vanhee

Sachli Gholamalizad: ‘De ervaring van de revolutie heeft er mee voor gezorgd dat we een zeer mondige cultuur zijn, dat vrouwen in Iran enorm strijdvaardig zijn en telkens de grenzen blijven aftasten van de status quo. Die invloed van Iraanse vrouwen heeft me mede gevormd, en me munitie gegeven om ook mijn strijd hier aan te gaan.’

© Francis Vanhee

‘Ik was dertien jaar toen de revolutie plaatsvond’, zegt Nilofar*, die op dat moment samen met de rest van het gezin voor een jaar in Duitsland woonde, omwille van het werk van haar vader. ‘Toen we naar Duitsland vertrokken, was de sjah nog aan de macht, en toen we terugkeerden, arriveerden we in de Islamitische Republiek. In Mehrabad luchthaven van Teheran hingen grote foto’s van Khomeini aan de muren en overal patrouilleerden gewapende soldaten. Het was beangstigend. Tijdens de taxirit van de luchthaven naar het huis van mijn grootouders werden we voortdurend tegengehouden en moesten we de geheime nachtcode geven. En toen we toekwamen, bleek ook mijn familie veranderd. Ook hier hing een portret van Khomeini aan de muur, mijn oom was dezelfde niet meer en mijn jongere nicht staarde me aan alsof ik een volslagen vreemdeling voor haar was. Ik vergeet die nacht nooit’

Heidi Dorudi was dertien toen de onrust begon, in 1977. ‘In eerste instantie was er nog geen sprake van een islamitische revolutie. Het waren vooral links georienteerde en marxistische studenten die voor democratie en vrijheid streden en tegen de dictatuur van de Sjah met zijn geheime politie demonstreerden.’ Ze weet niet meer precies wanneer het was, ‘maar plots kwamen er cassettebandjes met speeches van Khomeini in omloop. Gedurende het hele jaar 1978 waren er demonstraties en stakingen. In de winter van dat jaar werd het steeds grimmiger. Op 16 januari 1979 verlieten de Sjah en de Sjah-Banu (koningin Farah Diba) het land.’

‘Mijn vader kon niet verder rijden. Er waren overal mensen. Rondom onze auto, rechts, links, voor, achter. En ze riepen en scandeerden: “Sjah raft! De Sjah is weg!’

In een blog beschrijft Dorudi die dag in detail: ‘Het was een grijze, koude en grauwe winterdag in Teheran. Ik was veertien en zat achter in de auto. Mijn vader achter het stuur. De radio stond aan. Jean Michel Jarre, Oxygene. In gedachten verzonken keek ik uit het raam. Mijn vader bracht me naar een soort noodles, want de school was al wekenlang dicht vanwege de revolutie. Ineens werd de muziek onderbroken door een soort nieuwsbericht dat we tegenwoordig Breaking Nieuws noemen. De boodschap was dat de Sjah uitgeput was, moe was. Dat hij vakantie nodig had en nu op het punt stond het land te verlaten. De Sjah gaf een korte afscheidsspeech. Ik hoorde de trilling in zijn stem. Ik zag de trilling in de schouders van mijn vader. De muziek ging weer aan. Alsof er niets gebeurd was. Ik dacht: “Wow. Wat nu?” Mijn vader reed naar links een straat in en ik zag “wat nu”: er was een uitzinnige menigte. Hij kon niet verder rijden. Er waren overal mensen. Rondom onze auto, rechts, links, voor, achter. En ze riepen en scandeerden: “Sjah raft! Sjah raft!” De Sjah is weg! De Sjah is weg!’ Twee weken later zag Dorudi op tv Khomeini landen in Teheran, dankzij de Fransen en Air France. ‘Op school werden jongens en meisjes gescheiden en werd er een soort muur met bewaking gebouwd tussen die twee gedeeltes.’

Sachli Gholamalizad behoort tot wat Mahdieh Fahimi de “zestigers” noemt. Ze werd geboren drie jaar na de revolutie, als derde en laatste kind van de familie. ‘Mijn ouders waren niet politiek actief, hoewel mijn grootvader een grote Sjah-strijder was, en hiervoor ook verscheidene malen in de gevangenis is beland ten tijde van de revolutie. Mijn moeder was een korte-rokken-feministe. Ze heeft binnen haar eigen familie de familiale normen volledig overhoop gegooid en in vraag gesteld. Mijn moeder was brutaal, strijdvaardig, en liet het niet toe als vrouw begrensd te worden, en die strijd ging ze vooral aan binnen haar eigen gezinsstructuur. Die ervaringen uit haar persoonlijke leven leidden ertoe dat ze niet toeliet dat haar kinderen hun levens zou verkwisten aan religie. We zijn dan ook helemaal niet religieus of met enige notie over religie opgevoed. Dat wilden mijn beide ouders ons nooit opdringen.’

Mahdieh Fahimi: ‘Hoe je het draait of keert, gewoon wortels hebben die in Iran liggen is een laag die ieder van ons met zich mee draagt’

‘Wij hebben het hoogste percentage aan depressies, werkloosheid en relatieproblemen. Wij waren de proefkonijnen van islamitische scholen en universiteiten’

‘Mijn generatie is de meest gecompliceerde’, zegt Mahdieh Fahimi. ‘Wij hebben het hoogste percentage aan depressies, werkloosheid en relatieproblemen. Wij waren de proefkonijnen van islamitische scholen en universiteiten. Velen van ons hebben de oorlog met Irak (van 1980 tot 1988) meegemaakt als kleine kinderen. De sirenes, het nachtelijke vluchten naar schuilkelders of het verliezen van een vader aan het front.’ Fahimi pauzeert. ‘Of dit is toch wat er mij verteld wordt. Ik ben namelijk niet geboren in Iran, maar in België. Ik ben niet gevoed geweest met gerantsoeneerd melkpoeder, mijn moeder kon wegwerpluiers kopen. Het beperkte aanbod van kinderprogramma’s op de Iraanse staatstelevisie waar mijn generatiegenoten nog altijd warm nostalgisch op terugblikken, zijn aan mij voorbij gegaan.’ Fahimi was veertien toen ze met haar familie terugkeerde.

Mashid Mohadjerin heeft die revolutie- en oorlogsjaren- wél in Teheran beleefd. ‘De verandering waarvoor mensen op straat gekomen waren, kwam er: de dresscode en kleuren werden dramatisch gewijzigd naar donkerblauw, donkergrijs en zwart – mijn moeder heeft daarna nooit meer zwart gedragen en kreeg het benauwd als ik met zwarte kleren rondliep. Maar het meest dramatische waren de voelbare spanningen en angsten op straat. Kort daarna stonden we met oma aan te schuiven in de rij met onze rantsoenbon voor verse melk –oma hield van verse melk, met een velletje bovenop. De oorlog was begonnen. Bommenwerpers vlogen ‘s nachts boven Teheran. Ramen werden afgeplakt met tape, sirenes joegen ons naar de schuilkelder. Ik was jaloers op mijn vader die dan op het plat dak ging staan om de bommenwerpers te bekijken, hij vond ze fascinerend, zei hij. De grootste impact voor mij was het permanent verliezen van de familiale en vriendschappelijke connecties, de warmte en de onbezonnenheid verdwenen uit het leven.’

Khomeini beëindigt, miljoenen beginnen ballingschap

De beslissing om huis en haard achter te laten en in een ander land, in een nieuwe taal en tussen onbekende mensen een nieuw leven op te bouwen, wordt niet lichtvaardig genomen. Welke gebeurtenis, ervaring of concrete maatregel vormde de druppel die de emmer deed overlopen? Hoe belangrijk was de specifieke vorm die de Islamitische Republiek kreeg onder Khomeini?

Heidi Dorudi, wiens moeder Hongaarse, Sloveense, Duitse en Oostenrijkse wortels had, behoorde duidelijk tot een geviseerde groep in het revolutionaire Iran: ‘In de zomer van 1980 kwamen we met de overblijvers bijeen op de Duitse school in Teheran om van de toenmalige minister van Onderwijs te horen dat Iraanse kinderen —voor Iran ben en blijf ik Iraanse vanwege mijn Iraanse vader— niet meer naar een westerse school mochten. Veel van onze vrienden waren al lang gevlucht naar voornamelijk Europa en Noord-Amerika. Mijn ouders bleven alsnog afwachten in de hoop dat de school wel weer open zou gaan. Dat gebeurde niet. Uiteindelijk vluchtten ook wij. Op 18 september 1980 is mijn moeder met ons drieën —we waren toen 14, 16 en 18 jaar— naar Oostenrijk gevlogen om ons bij haar ouders in een klein dorp in het zuiden van Oostenrijk aan de grens van Joegoslavië achter te laten. Twee of drie dagen na onze vlucht viel Irak de luchthaven van Teheran aan, wat de start was voor de Iran-Irak oorlog die uiteindelijk acht jaar zou duren. Zodra mijn moeder weer kon vertrekken, vloog ze terug naar mijn vader die het land niet kon verlaten, omdat hij als architect gewerkt had voor de regering van de Sjah. Zijn paspoort was ingetrokken en in de daaropvolgende jaren vocht hij een lange juridische strijd om niet in de gevangenis te moeten.’

‘Je beslist niet van de ene nacht op de andere om je hele leven achter te laten en het onbekende in te trekken, zonder enige vorm van zekerheid’

‘Je beslist niet van de ene nacht op de andere om je hele leven achter te laten en het onbekende in te trekken, zonder enige vorm van zekerheid’, zegt Sachli Gholamalizad. Er zijn vele versies van “het migratieverhaal” in het gezin Gholamalizad. Het feit dat de grootvader door zijn politieke activiteiten op de zwarte lijst stond en hierdoor de hele familie in gevaar bracht, was een van die versies. Maar ook ‘dat mijn broer op een leeftijd was aanbeland dat hij als kanonnenvoer kon dienen in het leger. En dat ik als meisje in de familie beschermd moest worden tegen het gevaar van het islamitisch fundamentalisme en de vrijheid behoorde te krijgen waar mijn moeder haar hele adolescentie zo voor gestreden had.’

‘Een van de verhalen die mijn moeder nog steeds herhaalt om uit te leggen waarom ze Iran definitief wilde verlaten, was dat ze op een dag, volledig ingepakt in een chador met mij als baby op haar schoot, door de revolutionaire garde op straat werd tegengehouden omdat er een lokje haar tevoorschijn kwam van onder haar hoofddoek, als gevolg van mijn onrust en getrek. Na een zeer lange en pijnlijke smeekbede om vergiffenis, hebben ze haar uiteindelijk gratie verleend en niet meegenomen naar het politiebureau. Maar mijn moeder voelde zich tot in het diepste van haar ziel vernederd. Haar hele leven had ze gestreden tegen een autoritaire vader, broers en ooms en kon ze hen allemaal de baas, had ze mannen die haar de hand vroegen kordaat de deur gewezen om uiteindelijk mijn vader te kunnen huwen, en plots werd ze monddood gemaakt door twee doodgewone mannen, revolutionaire gardes, die het lot van eender welke vrouw mochten bepalen en haar hele waardigheid zonder blikken of blozen met de grond gelijk konden maken. Zomaar, omdat ze dat konden. Zich daartegen verzetten, betekende in die tijd letterlijk de dood voor vrouwen. In Iran blijven betekende dus voor mijn moeder vanbinnen doodgaan en met haar ook alle hoop op vrijheid die ze voor haar kinderen had. Het was geen keuze meer maar een kwestie van overleven.’

Maryam Kamal Hedayat: ‘Het verleden is elke dag aanwezig in mijn leven en in het leven van mijn familie. De nostalgie is tastbaar, telkens je stilstaat bij het feit dat je ouder wordt en verder weg groeit van het land waarin je verondersteld was op te groeien’

‘Er bleef voor hen geen Perzië meer over om voor te vechten. Ze voelden zich verraden en vervreemd van de mensen rondom hen.’

Ook Maryam Kamal Hedayat vindt het moeilijk om één duidelijke reden te geven voor de emigratie waartoe haar ouders besloten. Die keuze is zo ingrijpend, dat ze altijd heel veel aanleidingen heeft, denkt ze. Het waren om te beginnen gevaarlijke tijden: het sociale weefsel onderging in korte tijd diepgaande veranderingen, en daar kwam de oorlog bovenop. Maar die algemene context volstaat niet als verklaring: ‘Doorslaggevend was het feit dat mensen als mijn ouders vrijheden als vanzelfsprekend waren gaan zien, met name religieuze vrijheid en de vrijheid om een eigen mening te hebben over godsdienst. De islamisering van de samenleving en de verplichting om een hoofddoek te dragen vonden ze dan ook ondraaglijk.’ En dan bedenkt Maryam zich. ‘Dat zijn allemaal feitelijke redenen. Maar wat echt speelde, is dat hun harten gebroken waren. Ze hadden hoop en een heleboel dromen voor hun land, maar die hadden ze allemaal in handen gelegd van één monarch. Die Sjah verbond voor hen het moderne Iran met het antieke, heldhaftige en cultureel welvarende Perzië. Toen die band doorgesneden werd, bleef er voor hen geen Perzië meer over om voor te vechten. Ze voelden zich verraden en vervreemd van de mensen rondom hen.’

De familie van Mahdieh Fahimi bevond zich aan het andere einde van het politieke spectrum. ‘Mijn moeder komt uit een traditionele en gelovige familie met wortels in Yazd, een woestijnstad in Centraal-Iran. Mijn moeders vader trok als eenvoudige arbeider in 1920 naar Teheran en heeft zich kunnen opwerken tot succesvol projectontwikkelaar. Het was vooral door de financiële steun van mensen als mijn grootvader dat Khomeini zijn verzet tegen het bewind van de Sjah heeft kunnen voeren. Ik geloof zelfs dat mijn grootvader hem indertijd opgezocht heeft in het Iraakse Najaf. Die steun en toewijding wortelde in een diep religieus gedachtengoed. Mijn grootvader geloofde dat het zijn religieuze plicht was om het land te bevrijden van de schadelijke invloeden van het Westen.’ Fahimi weet dat haar grootvader de islamitische revolutie bleef steunen tijdens de Iran-Irak oorlog, financieel maar ook door voedsel en materiaal naar het front te sturen. Maar dan sloeg het noodlot ook in zijn familie toe: ‘Niet lang voor het einde van de oorlog verloor mijn grootvader zijn zeventienjarige zoon die van huis weggelopen was om te gaan vechten aan het front. Dat was een klap die hij nooit echt te boven zou komen.’

De Islamitische Republiek ontpopte zicht stilaan tot de verschrikking die ze nu is, zegt Fahimi. ‘Ook mensen als mijn grootvader, die van het begin hun onvoorwaardelijke steun hadden gegeven, werden niet gespaard. In naam van de revolutie werden mijn grootvaders gronden in beslag genomen. Hij werd opzij gezet door mensen die geen politiek nut meer in hem zagen. Hij werd zo vaak bestolen en gepluimd door ayatollahs dat hij er een aversie voor ontwikkelde. Toen hij stierf, was hij enorm teleurgesteld in de revolutie.’

‘Een land waar eender welke zedenagent een universiteitsprof in het openbaar kan vernederen, kon mijn land niet zijn’

Claudia Yaghoobi was vier toen de revolutie plaatsvond en ze was de dertig voorbij toen ze Iran verliet. Op dat moment had ze een vaste benoeming aan de Islamitische Azad (of Vrijheids-) Universiteit. Dat ze een Armeense christen was, en zich ook zo kleedde, had nooit een probleem gevormd voor de universiteit. ‘Maar op een dag hield een lid van de zedenpolitie me tegen aan de poort van de universiteit. Hij vroeg me, tegenover al mijn studenten, om mijn lippenstift van mijn lippen te vegen. Dat was niet de eerste keer dat ik zoiets meemaakte, maar dit was het moment waarop ik wist dat ik moest migreren. Een land waar eender welke zedenagent een universiteitsprof in het openbaar kan vernederen, kon niet mijn land zijn.’

‘Het was het gebrek aan vrijheid’, zegt Nilofar. ‘Ik wist dat ik verder wou in de kunsten, én ik wist dat ik in Iran geen kans zou maken om mijn eigen artistieke richting te kiezen. Het was zeker voor vrouwen al zo moeilijk in de tijd van de Sjah, en na de revolutie werd het allemaal nog veel erger. Ik verdroeg de ongelijke behandeling tussen jongens en meisjes, tussen mannen en vrouwen gewoon niet.’

1979 is er elke dag, elke dag opnieuw

Is de Islamitische Revolutie nog steeds aanwezig in je dagelijkse leven, denken, handelen, keuzes maken? Weegt ze door in de plek waar je woont, het werk dat je doet, de toekomst van je kinderen? Of zijn de uitgeweken Iraniërs verder getrokken en hebben ze hun land letterlijk en figuurlijk achter zich gelaten, en is Iran gereduceerd tot een trieste herinnering die zo nu en dan nog eens voorbijkomt, maar die niet meer dagelijks het perspectief bepaalt?

‘Ik geloof niet dat je kan zeggen dat Iraniërs in de diaspora verder getrokken zijn en Iran achter zich gelaten hebben’, reageert Claudia Yaghoobi. ‘Wij vormen een transnationale gemeenschap, onderhouden banden met en hebben geïnvesteerd in ons thuisland – soms fysiek, vaak symbolisch. We blijven tegelijk verankerd in Iran en elders gesetteld.

Claudia Yaghoobi: ‘De nood aan economische, culturele en politieke verandering is groot, maar moet niet omgezet worden in een of andere revolutie, of oorlog of geweld. Ik hoop dat de verandering vredevol kan verlopen, en heb alle geloof in de kracht van de Iraanse jeugd.’

Die symbolische ankers bestaan voor deze dochters van de revolutie vaak uit herinneringen aan zaken die zelf niet meemaakten. Maar dat betekent niet dat die herinneringen en verhalen geen bepalende invloed hadden en blijven hebben, zegt Sachli Gholamalizad. ‘De Shah was goed, het islamitisch regime was slecht. Dat was het verhaal van mijn ouders, en ik geloofde en herhaalde het. Tot mijn oudste broer me een geschiedenisboek gaf waarin onze geschiedenis vanuit een heel ander perspectief werd blootgelegd. Dat belichtte vooral de inmenging van de VS en het VK en wat er in 1953 gebeurde met de nationalistische premier Mossadeqh, die werd afgezet omdat hij de oliewinning nationaliseerde. Dat was voor mij een eyeopener, omdat ik toen voor het eerst besefte dat er andere factoren meespeelden in het ontstaan van de revolutie dan enkel religieuze, en dat elk verhaal altijd een bepaalde ideologie dient en vanuit de juiste context gelezen moet worden. Ik besefte dat politieke belangen ook altijd enorm het verhaal beïnvloeden.’

‘We kwamen niet met de intentie om te blijven, we waren maar tijdelijk hier’

Naast het simpele goed-kwaadverhaal over de macht in Iran, was er in het gezin Gholamalizad het overheersende verhaal ‘dat we maar tijdelijk weg waren uit Iran, tot het weer veilig genoeg was om terug te keren. Maar die tijd bleek maar niet te komen. We kwamen niet met de intentie om te blijven, we waren maar tijdelijk hier. Ik denk dat die tijdelijkheid iets is dat ik nog steeds dagelijks ervaar. Niets is voor mij “voor altijd”. Sterker nog, ik voel me enorm benauwd bij het idee van zekerheid, van houvast. Omdat ik ervaren heb dat dat niet bestaat. Dat alles veranderlijk is en constant in beweging. Een thuisgevoel is voor mij tijdelijk, en niet verbonden aan één plek, of één cultuur. Dat is ook waar mensen in diaspora goed in kunnen zijn, denk ik: anderen comfort bieden, op hun gemak stellen bij hen thuis, omdat ze weten hoe belangrijk het is je “thuis” te kunnen voelen. Ik ben graag gastvrouw, ik zorg graag voor mensen, ik wil dat ze zich goed voelen als ze bij mij zijn. Maar in alle eerlijkheid, vooral als ik weet dat het tijdelijk is.’

Maryam Kamal Hedayat is heel duidelijk: de revolutie is geen herinnering uit het verleden, ook al vonden de gebeurtenissen plaats in haar geboortejaar, ze blijven haar tot vandaag beïnvloeden. ‘Ik kan niet terug naar mijn land en er kunst maken of mijn mening uiten zoals ik dat wil. Het verleden is elke dag aanwezig in mijn leven en in het leven van mijn familie. De nostalgie is tastbaar, telkens je stilstaat bij het feit dat je ouder wordt en verder weg groeit van het land waarin je verondersteld was op te groeien, van de taal die je tot in de puntjes had moeten beheersen, van de straten die je zou willen kennen als je broekzak, van de buren waaraan je nog vage, kinderlijke herinneringen hebt. Er zijn zo veel zaken die wij nooit zullen weten en waaraan we nooit herinneringen zullen hebben. En dat is exact de grootste macht van dictators: niet de macht om je het land uit te jagen, maar de macht over wat iemand zich kan herinneren.’

‘De grootste macht van dictators is niet de macht om je het land uit te jagen, maar de macht over wat iemand zich kan herinneren’

‘Hoe je het draait of keert, gewoon wortels hebben die in Iran liggen is een laag die ieder van ons met zich mee draagt’, zegt Mahdieh Fahimi. ‘Ik heb gezien hoe destructief het kan zijn om zich daar tegen te verzetten. Er zijn mensen die met wrok terugdenken aan de maatschappij die ze hebben moeten verlaten en liefst van al niets meer te maken hebben met lotgenoten. Het werkt vernietigend, deze mensen vinden nooit echt rust. Maar de druk van het verleden vind je ook bij kinderen van Iraanse ouders die geboren worden in België. De druk om Farsi te kunnen spreken, om te voldoen aan bepaalde verwachtingen, om de “eer” van hun afkomst hoog te kunnen houden. De meeste van deze families zijn niet van plan om ooit een definitieve terugkeer naar Iran te maken. Toch dwingen ze hun kinderen deel uit te maken van een wereld die zweeft tussen België en Iran.’

‘Wij zijn bannelingen’, zegt Claudia Yaghoobi nog. ‘Een ballingschap is per definitie een relatie tot het land dat je moest verlaten en tot het land dat je onthaalde, schreef Edward Said al in Reflections on Exile. Voor hem draait ballingschap rond een onvrijwillige afstand tussen het zelf en zijn echte thuis. Het is pas als die breuk ervaren wordt als permanent, dat er een nieuw bewustzijn kan ontstaan en een nieuwe verhouding met de omgeving, die heel verhelderend en creatief kan zijn.’

Het licht schijnt door de scheur

‘There’s a crack in everything/ That’s how the light gets in’, schreef en zong Leonard Cohen al. Zijn de breuken en scheuren die de Iraanse Revolutie veroorzaakten meer dan oorzaak van heel veel lijden, maar ook de bron van de creativiteit bij veel Iraniërs in de diaspora? Is het nodig, correct of eerder reducerend om het creatieve werk dat u maakt te bekijken door de bril van 1979 en de lange naschokken van de gebeurtenissen toen?

Yaghoobi wil de ballingschap niet romantiseren, zegt ze. ‘Het is natuurlijk niet zo dat Iraanse kunstenaars of academici creatief zijn omdat ze verbannen of gevlucht zijn uit Iran. Maar voor mij geldt alvast dat de breuken en scheuren die de Iraanse Revolutie veroorzaakten mij aan het denken gezet hebben, mij bepaald hebben en bijgedragen hebben tot de veelheid aan perspectieven waarmee ik werk.’

‘Iedere Iranees die buiten Iran woont wordt constant geconfronteerd met zijn of haar Iraans zijn. Het is als een vorm van blackness, een kenmerk dat je nooit kan ontkennen en waarvan je de betekenis niet zelf mag invullen.’

‘Ik weet niet of het reducerend is mijn werk en manier van leven te waarderen vanuit de geschiedenis van de Iraanse revolutie. Ik denk het niet’, zegt Heidi Dorudi. Ze wordt daarin bijgetreden door Mahdieh Fahimi: ‘Ik denk dat het niet onredelijk is om het werk van Iraanse kunstenaars te bekijken vanuit het perspectief van de context waaruit ze komen. Iedere Iranees die buiten Iran woont wordt constant geconfronteerd met zijn of haar Iraans zijn. Of dat nu op een enthousiaste, positieve manier gebeurt of met een negatieve blik vol medelijden of misschien zelfs minachting. Iedereen rondom ons heeft een beeld over Iran, hoe verkeerd of beperkt ook. Dus ja, alles wat we doen is dan ook onlosmakelijk verbonden met ons Iraans zijn. Het is als een vorm van blackness, een kenmerk dat je nooit kan ontkennen en waarvan je de betekenis niet zelf mag invullen.’

Dorudi voegt toe: ‘De geschiedenis is een deel van mijn leven. Geschiedenis is realiteit en realiteiten vormen ons. Het verleden –zelfs dat van voor onze geboorte, de traditie dus waar we in worden geboren— is datgene wat ons vormt. De toekomst vormt ons niet. Die is er immers nog niet. Wat de toekomst doet, is vrijheid mogelijk te maken.’ Sachli Gholamalizad: ‘Het begrip vrijheid gebruik ik niet lichtvaardig. Maar ik beperk het ook niet tot de westerse cultuur. De ervaring van de revolutie heeft er mee voor gezorgd dat we een zeer mondige cultuur zijn, dat vrouwen in Iran enorm strijdvaardig zijn en telkens de grenzen blijven aftasten van de status quo. Die invloed van Iraanse vrouwen heeft me mede gevormd, en me munitie gegeven om ook mijn strijd hier aan te gaan. Hun strijd is een strijd die ik enorm waardeer en aanmoedig. Het is tegelijkertijd een eenzame strijd omdat ze door de wereld misbegrepen zijn, maar dat houdt hen niet tegen hun ware stem op te zoeken. Ze houden een spiegel op voor elke maatschappij waarin we moeten vechten voor inclusiviteit, tegen polarisering en populisme, en voor veiligheid en geborgenheid.’

Maryam Kamal Hedayat heeft meer voorbehoud tegenover de lezing van haar werk door de bril van de historische gebeurtenissen. ‘Ik wil niet dat al mijn werk bekeken wordt door het prisma van de revolutie’, zegt ze. ‘Als ik werk maak dat over dat verleden gaat, is er uiteraard geen problem. Maar ik wil niet gereduceerd worden. Niet tot mijn verleden, niet tot mijn gender, niet tot mijn achtergrond.’ Nilofar erkent wel de enorme impact van haar verleden op haar werk, en met name van de cultuur die vrije meningsuiting afstrafte. ‘Ik creëerde, als kunstenares, een stijl die helemaal tot doel had mijn ideeën te versluieren en de kijker te verhinderen rechtstreekse interpretaties de maken.’

Fundamentele verandering, maar geen revolutie aub

Tijdens talrijke interviews die ik de voorbije jaren deed, zowel in Iran als met diaspora-Iraniërs, klonk telkens de vraag naar diepgaande en liefst snelle hervormingen die vrijheid en pluralisme, maar economische welvaart en internationaal aanzien zouden herstellen in Iran. Maar bijna iedereen voegde er expliciet aan toe: maar geen nieuwe revolutie, alstublieft. Wat wenst u voor Iran, en hoe stelt u zich Iran voor op de vijftigste verjaardag van de terugkeer van Khomeini, in 2029?

Claudia Yaghoobi herhaalt met vreugde het refrein: ‘De nood aan economische, culturele en politieke verandering is groot, maar moet niet omgezet worden in een of andere revolutie, of oorlog of geweld. Ik hoop dat de verandering vredevol kan verlopen, en heb alle geloof in de kracht van de Iraanse jeugd.’

© Jitske Schols

Heidi Dorudi: ‘Geschiedenis is realiteit en realiteiten vormen ons. Het verleden – zelfs dat van voor onze geboorte, de traditie dus waar we in worden geboren — is datgene wat ons vormt. De toekomst vormt ons niet. Die is er immers nog niet. Wat de toekomst doet, is vrijheid mogelijk te maken.’

© Jitske Schols

Maryam Kamal Hayat nuanceert de stelling: ‘Ik geloof niet in een bloedige revolutie, maar wel in een revolutie. Dat kan een ideeënrevolutie zijn, een opstand van vredevolle groepen, een actie van burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik hoop dat de macht van clerus en de Revolutionaire Gardes terugkeert naar het volk, al weet ik niet hoe lang het zou duren eer een echt democratisch system opgebouwd kan worden in Iran. Maar dit is mijn eerste wens: een parlementair systeem, een overheid die zich tegen corruptie verzet en een duidelijke scheiding tussen geloof en staat doorvoert, een overheid ook die de winsten uit de olie-industrie investeert in haar eigen mensen. Dat Iran zou ik met plezier opnieuw bezoeken en bewonen. Het zou een land zijn waarin en waarvoor ik kunst zou creëren.’

‘De zinloosheid van wéér een nieuwe leider, wéér een andere variant van iemand die hen een verhaal verkoopt of wijsmaakt, wéér misbegrepen te worden door de rest van de wereld en ingezet voor buitenlandse politieke belangen, terwijl ze er gewoon naar snakken om hun levens te kunnen leiden zonder enige inmenging’

Sachli Gholamalizad vreest dat Iraniers moegestreden zijn en geen zin hebben in een revolutie omdat ze er ook de zinloosheid van doorzien. ‘De zinloosheid van wéér een nieuwe leider, wéér een andere variant van iemand die hen een verhaal verkoopt of wijsmaakt, wéér misbegrepen te worden door de rest van de wereld en ingezet voor buitenlandse politieke belangen, terwijl ze er gewoon naar snakken om hun levens te kunnen leiden zonder enige inmenging, noch vanuit het Westen, noch vanuit hun eigen staat, noch vanuit hun familie of wie dan ook. Ze hebben na veertig jaar dictatuur wel geleerd hoe ze binnenin die structuur veel meer veranderingen kunnen aanbrengen dan via de grote revolte. De “nieuwe” revolutie is al langer gaande, en wordt door de kinderen van het islamitische regime zelf gevoerd. Als wij in de diaspora al kunnen helpen, is het door hen te steunen, hun stem te versterken in de wereld, opdat ze minder tot karikatuur worden gemaakt en meer driedimensionale mens mogen zijn.’

Heidi Dorudi: ‘Ik wens voor de Iraniers, vooral voor de Iraanse vrouwen, dat ze vrij kunnen leven. Niet alleen dat ze bevrijd geraken van het huidige regime, maar ook van het westerse oriëntalisme en imperialisme. Ook wens ik dat ik Iran nog een keer terug kan zien voordat ik dood ga.’

‘Wat ik wens voor Iran is hetzelfde wat ik wens voor de mensheid: een leven in vrede en harmonie’, zegt Nilofar.’ Om dat waar te maken, moet er niet alleen wat veranderen bij de overheid, maar ook in de cultuur. We hebben een rijke cultuur en ik voel me heel nauw verbonden met de rijke aspecten ervan. Maar er zijn ook duistere kanten, en die zie en ervaar ik als vrouw heel sterk. Ik hoop dat die kunnen veranderen door opvoeding en bewustmaking. In 2029 hoop ik in een wereld te leven waarin veel meer mensen het belang van mensenrechten begrijpen en waarin de samenleving geen plaats meer heeft voor haat tegen mensen op basis van hun ras, gender, religie of overtuiging.’

***

Het concept van dit artikel ontstond in gesprek met Sachli Gholamalizad. ‘Lijkt me sowieso wel interessant om hierover met enkele belangrijke vrouwen uit de Iraanse diaspora te praten. En vanuit dat perspectief kijken’, reageerde ze op mijn oorspronkelijke vraag over manieren om de veertigste verjaardag van de revolutie journalistiek te brengen. Met dank dus voor de creatieve samenwerking.