‘Druk van Israëlische regering op Haaretz is inperking van persvrijheid’

Colleen Murrell / The Conversation

22 december 2023
Opinie

Minister van Communicatie wil financiële sancties opleggen

‘Druk van Israëlische regering op Haaretz is inperking van persvrijheid’

‘Druk van Israëlische regering op Haaretz is inperking van persvrijheid’
‘Druk van Israëlische regering op Haaretz is inperking van persvrijheid’

Via een noodwet kan Israël het werk van buitenlandse media in het land inperken. Voor binnenlandse media geldt die wet vooralsnog niet, schrijft professor Journalistiek Colleen Murrell, maar de linksgeoriënteerde krant Haaretz ondervindt sinds oktober wel sterke tegenkanting van de regering.

Steve Rhodes (CC BY-NC-SA 2.0 Deed)

Een cover van Haaretz in 2006.

Steve Rhodes (CC BY-NC-SA 2.0 Deed)

De Israëlische regering oefent druk uit op de linksgeoriënteerde Israëlische krant Haaretz, opdat het de regering zou steunen bij de oorlog in Gaza.

Minister van Communicatie Shlomo Karhi (Likud) stelde voor om financiële sancties op te leggen aan de krant. Hij beschuldigde Haaretz van ‘leugenachtige, defaitistische propaganda’ en ‘sabotage van Israël in oorlogstijd’.

Zijn voorstel houdt in dat abonnementen op de krant van ambtenaren worden opgezegd en een ‘verbod van de publicatie van officiële mededelingen’ wordt opgelegd. De Israëlische journalistenvereniging noemde dit ‘een populistisch voorstel zonder enige haalbaarheid van logica’.

Op 20 oktober vaardigde de regering noodmaatregelen uit waarmee de werking van buitenlandse media tijdelijk kan worden stopgezet als ze schadelijk beschouwd worden voor het land. Deze wetgeving maakt het mogelijk om de media te sluiten en het uitzendsignaal te blokkeren van eender welk medium voor 30 dagen lang.

In een eerder wetsontwerp van 15 oktober getiteld Limiting Aid to The Enemy through Communication, merkte Haaretz op, waren plannen opgenomen om verregaande beperkingen op te leggen aan zowel binnenlandse als buitenlandse media. Uiteindelijk werden binnenlandse media niet opgenomen in de nieuwe wet.

De bedoeling van Karhi, de minister van Communicatie, was om de Qatarese televisiezender Al Jazeera te sluiten. Maar het kabinet wees het voorstel af omwille van de rol die Qatar speelde tijdens de onderhandelingen over de vrijlating van gijzelaars en gevangenen.

The Times of Israel berichtte op 13 november dat dezelfde wet werd gebruikt om uitzendingen van de Libanese zender Al-Mayadeen TV in Israël en de bezette Palestijnse Gebieden om “veiligheidsredenen” te voorkomen. De Israëlische minister van Defensie, Yoav Gallant (Likud) beschuldigde de zender ervan ‘een spreekbuis van Hezbollah’ te zijn. Journalisten van de zender betichtte hij ervan ‘terreur te steunen, terwijl ze zich voordoen als verslaggevers’.

Een week later, op 21 november, werden twee verslaggevers van de zender gedood bij een Israëlische luchtaanval op Zuid-Libanon. Correspondent Farah Omar en cameraman Rabih al-Maamari brachten verslag uit van beschietingen tussen Hezbollah en Israël in Tayr Harfa, op 1,5 kilometer van de Israëlische grens, toen ze dodelijk werden getroffen.

‘Er is een wet op vrijheid van informatie, maar die valt moeilijk in de praktijk te brengen.’

Hoewel de organisatie Committee to Protect Journalists de zender Al-Mayadeen op haar website opneemt als ‘gelieerd aan Hezbollah’, riep de organisatie ook op tot ‘een onafhankelijk onderzoek naar de moord op journalisten’. Het benadrukte dat ‘journalisten burgers zijn die belangrijk werk leveren in tijden van crisis, en dat ze niet het doelwit mogen zijn van strijdende partijen’.

CPJ meldt dat sinds het begin van het conflict meer dan 60 journalisten en medewerkers zijn vermoord. Onder hen bevinden zich zeker 50 Palestijnen, 4 Israëli’s en drie Libanezen. Reporters Without Borders plaatst Israël op nummer 97 van 180 in de ranglijst van persvrijheid, boven de Centraal-Afrikaanse Republiek en onder Albanië.

De organisatie stelt dat ‘onder de militaire censuur van Israël voor berichtgeving over veiligheidskwesties voorafgaande goedkeuring van de autoriteiten is vereist. Behalve het risico op civiele rechtszaken wegens smaad, kunnen journalisten ook worden aangeklaagd voor strafrechtelijke smaad en het “beledigen van overheidsfunctionarissen”. Er is een wet op vrijheid van informatie, maar die valt moeilijk in de praktijk te brengen.’

Sinds Brits mandaat

Beperkingen die de pers worden opgelegd werden voor het eerst ingevoerd door de Britten toen het nog Palestijns mandaatgebied was. Dat gebeurde onder de “Defensie (Nood)regulering”. De beperkingen werden opnieuw ingetrokken toen de Britten in 1948 vertrokken.

Nadat vervolgens de staat Israël werd opgericht werd het meeste van die uitgebreide wetgeving opgenomen in de Israëlische wet. Volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem wordt deze wetgeving voortdurend gebruikt in de Bezette Gebieden voor de sloop van huizen, de detentie van individuen en het uitvaardigen van uitgaansverboden.

Alle artikelen die over veiligheid en inlichtingen gaan moeten aan de hoofdcensor worden voorgelegd vóór publicatie.

Volgens de Times of Israel moeten in termen van binnenlandse censuur alle artikelen zowel in traditionele als op sociale media’ die over veiligheid en inlichtingen gaan voorgelegd worden aan de hoofdcensor vóór publicatie. Dat is brigadegeneraal Kobi Mandelbit. Deze richtlijn is volledig in overeenstemming met de Defense (Emergency) Regulations uit 1945.

The Times berichtte dat de journalistiek van Haaretz ‘grotendeels in steun is van de oorlog, maar erg kritisch is voor de regering die het leidt’. In een aanval tegen de krant schreef minister van Communicatie Karhi een brief naar kabinetschef Yossi Fuchs. Daarin citeerde hij uit een aantal stukken die in feite opinie of columns waren, in plaats van gewone nieuwsberichten.

Eén ervan was geschreven door Gideon Levy op 9 oktober met de titel ‘Israël kan geen twee miljoen Gazanen opsluiten zonder een wrede prijs te betalen’. Hij schreef daarin: ‘Achter dit alles schuilt Israëlische arrogantie. Het idee dat we nooit de prijs zullen betalen en er gestraft voor worden. We zullen ongestoord verder gaan.’

Ook Amira Hass werd vernoemd als bewijs van de ‘defaitistische en valse propaganda’ van Haaretz. Karhi citeerde uit een column die Hass op 10 oktober schreef: ‘In elke dagen ervaarden Israëli’s wat Palestijnen op geroutineerde manier al decennialang ervaren, en nog steeds ervaren: militaire invallen, dood, wreedheid, vermoorde kinderen, lichamen opgestapeld op de weg.’

Als reactie op de aanval van Karhi op de krant, beschuldigde uitgever Amos Schocken de regering ervan een poging te ondernemen ‘om de vrije pers in Israël te onderdrukken’. Op X schreef hij: ‘Wanneer Netanyahu’s regering ons wil te sluiten, is het tijd om Haaretz te lezen.’

Colleen Murrell is professor Journalistiek aan de universiteit van Dublin. Dit opiniestuk werd oorspronkelijk gepubliceerd bij The Conversation en werd vertaald door Boy de Haan.