De Franse kolonisatie van Algerije: herinneringskwestie of welvaartskloof?
‘Excuses aanbieden voor de kolonisatie is de doos van pandora openen’
Moet Frankrijk zich verontschuldigen voor de kolonisatie van Algerije? Die vraag blijft zorgen voor verhitte discussies in beide landen. Waarom is de kolonisatie, bijna zestig jaar na de onafhankelijkheid, nog een discussiepunt? MO* zoekt naar antwoorden en neemt daarvoor enkele recente boeken over de kwestie ter hand.
De Franse president Macron gaf vorig jaar de opdracht om de koloniale geschiedenis in Algerije uit te pluizen, maar het rapport dat daarop volgde krijgt veel kritiek.
© Reuters / Pool New
Moet Frankrijk zich verontschuldigen voor de kolonisatie van Algerije? Die vraag blijft zorgen voor verhitte discussies in beide landen. Maar waarom is de kolonisatie, bijna zestig jaar na de onafhankelijkheid, nog een discussiepunt? En kunnen excuses 132 jaar bezetting uitwissen? MO* zoekt naar antwoorden en neemt daarvoor enkele recente boeken over de kwestie ter hand.
In de politiek moet je verrassen. Dat deed de Franse president Emmanuel Macron in 2017 tijdens een bezoek aan Algerije, toen hij verklaarde dat de kolonisatie van het Noord-Afrikaanse land een misdaad tegen de menselijkheid was. Macron zat toen in volle campagne voor de presidentsverkiezingen. En ook eenmaal hij president was, hield hij voet bij stuk, ondanks de kritiek vanuit extreemrechtse hoek. Hij nam een aantal maatregelen om ‘tot verzoening’ met het verleden te komen.
Zo erkende Macron in 2018 de verantwoordelijkheid van de Franse staat voor de verdwijning van en de moord op Maurice Audin. Audin was een 25-jarige, Franse activist, een assistent wiskunde aan de universiteit van Algiers. Hij werd in 1957 vermoord omwille van zijn lidmaatschap van de communistische partij en zijn activisme voor een onafhankelijk Algerije.
‘Als een natie beslist om zich iets te herinneren, gebeurt dat met een reden. Het is een bewuste daad. Het gaat niet om herinneringen die zomaar en plots komen bovendrijven.’
Historica Natalya Vince
In 2020 gaf Frankrijk Algerije de schedels terug van 24 verzetsstrijders die bij het begin van de Franse kolonisatie in de 19de eeuw gedood werden. In maart 2021 erkende de Franse president ‘in naam van Frankrijk’ dat Ali Boumandjel, advocaat en activist bij het Nationale Bevrijdingsfront (FLN), gefolterd en vermoord werd door het Franse leger.
En misschien belangrijker nog: in juli 2020 had de president Benjamin Stora, Frankrijks bekendste Algerije-specialist, officieel belast met het uitpluizen van de koloniale geschiedenis. Hij moest ook advies geven over de vraag hoe om te gaan met dat verleden.
Geen Excuses
Algerije werd in 1830 gekoloniseerd en ging in 1848 integraal deel uitmaken van Frankrijk. De kolonisatie duurde maar liefst 132 jaar. Er ontstond een bijzonder brutale en bloedige onafhankelijkheidsoorlog, en het land werd onafhankelijk in juli 1962.
Bijna zestig jaar later blijft deze periode voor beroering zorgen. Intussen is een tweede en een derde generatie Algerijnen geboren en getogen in Frankrijk, die de oorlog nooit meegemaakt hebben, maar ook zij tonen interesse voor de koloniale periode. In haar nieuwe boek Un rêve, deux Rives duikt de Frans-Algerijnse journaliste Nadia Henni-Moulaï in de familiearchieven. Ze brengt het relaas van haar vader en het activistische parcours dat hij aflegde bij het Nationale Bevrijdingsfront, de beweging die de strijd voor onafhankelijkheid leidde.
De debatten over de koloniale periode gaan niet over het verleden, maar over het heden. Ze zijn een vertaling van de politieke en economische noden van vandaag.
Naar aanleiding van de opdracht van de Franse president om de koloniale geschiedenis uit te pluizen haalde een andere Frans-Algerijnse journaliste, Nabila Ramdani, haar pen boven voor de Britse krant The Guardian. In dat artikel schrijft ze dat niet alleen excuses nodig zijn, maar ook compensaties en zelfs vervolgingen voor de misdaden die begaan werden tijdens de koloniale periode.
Maar zo ver wil Frankrijk niet gaan. Benjamin Stora diende het gevraagde rapport in op 20 januari van dit jaar en stelde daarin een aantal andere maatregelen voor: de oprichting van een commissie ‘Herinnering en waarheid’, meer archiefonderzoek doen, informatie over de vermisten tussen beide landen uitwisselen en het onderwijs over de kolonisatie verbeteren.
De geschiedenis herbekijken en misdaden erkennen, dat is al iets. Maar berouw tonen of excuses aanbieden, de wens die de Algerijnse president Abdelmajid Tebboune uitdrukte op tv-zender France 24, dat is niet aan de orde. Zo luidde het besluit van het Elysée na het rapport-Stora.
Selectief gebruik
Maar waarom moet de koloniale geschiedenis opgerakeld worden? Waar komt de vraag naar excuses vandaan? En waarom weigert men die aan te bieden, ook al is er wél bereidwilligheid om de koloniale misdaden te erkennen?
Volgens Natalya Vince, docente Geschiedenis aan de universiteit van Portsmouth en auteur van het recente boek The Algerian war, the Algerian revolution, gaan de debatten over de koloniale periode niet over het verleden maar over het heden. Ze zijn een vertaling van de hedendaagse politieke en economische noden. ‘De kwestie van de kolonisatie is een soort wals tussen de twee staten. En iedereen gebruikt die strijd naargelang de eigen noden’, zegtze.
Niet alleen de officiële instanties gebruiken de geschiedenis om hun acties te legitimeren, ook individuen en groepen grijpen haar aan.
In haar boek draait de historica de rollen om. In plaats van na te gaan hoe het verleden het heden bepaalt, zoekt ze uit hoe de huidige politieke behoeftes en socio-economische eisen aanzetten om het verleden selectief te herbeleven. Ze sporen politici, verenigingen en individuen in Algerije en in Frankrijk aan om specifieke personen of gebeurtenissen eruit te pikken om het eigen standpunt kracht bij te zetten. ‘Verwijzen naar de koloniale periode helpt om heikele onderwerpen bespreekbaar te maken’, zegt ze.
Zo legt elk land zijn eigen focus. In Frankrijk gaat het debat over de kwestie van de harquis: de collaborateurs of zij die deel uitmaakten van de Forces Auxiliaires, de hulptroepen van het Franse leger. Ook een discussiepunt zijn de pieds-noirs, de Franse kolonisten en andere Europeanen die in Algerije leefden tot aan de onafhankelijkheid in 1962. En het gesprek gaat ook over racisme.
In Algerije wordt het debat gevoerd in termen van ‘echte veteranen’ en ‘valse veteranen’ en van een ‘gestolen revolutie’. Ook de rol van de vrouwen in de oorlog, en die van de regio’s in de antikoloniale beweging, zijn er een punt van discussie. Niet alleen de officiële instanties gebruiken de geschiedenis om hun acties te legitimeren, ook individuen en groepen grijpen haar aan, om de machthebbers uit te dagen en te bekritiseren.
‘Eind jaren ‘70 en begin jaren ’80 begon men zo het Algerije van na de onafhankelijkheid, het Algerije van de eenpartijregering, in vraag te stellen’, zegt Natalya Vince. ‘Men ging op zoek naar persoonlijkheden die een belangrijke rol gespeeld hebben in de onafhankelijkheidsoorlog, maar die geen lid waren van het Nationale Bevrijdingsfront. Het is een manier om de partij in vraag te stellen die sinds de onafhankelijkheid aan de macht is’, zegt de historica.
‘En tijdens de hirak, de protestbeweging van 2019, gebruikten vrouwen een spandoek met een reeks vrouwelijke figuren erop die deelnamen aan de oorlog. Voor hen is dit een manier om op te komen voor vrouwenrechten vandaag, en tegelijkertijd om zichzelf te beschermen tegen de beschuldiging dat ze verwesterd zouden zijn’.
De welvaartskloof
Vince grijnst wanneer ze begint te praten over het rapport van Benjamin Stora. De voorstellen waarmee de Franse historicus op de proppen kwam, vindt ze niet overtuigend. Ze beantwoorden niet aan de verwachtingen van de Algerijnen, zegt ze. Het voorstel om een visum te verlenen aan een aantal Algerijnse historici om de archieven in Frankrijk te komen onderzoeken, vindt ze ronduit belachelijk.
‘Het is alsof de Algerijnse natie en de Franse natie naar de psycholoog zouden moeten gaan om te genezen.’
Historica Natalya Vince
‘Ik ben er niet zeker van dat het probleem van de Noord-Zuid-ongelijkheid opgelost raakt met die paar visa voor historici. Wij weten allemaal hoe moeilijk en hoe vernederend het voor Algerijnen is om een visum voor Frankrijk te krijgen. Iedereen weet dat er jongeren zijn die in de Middellandse-Zee sterven in een poging om naar Frankrijk te komen, en dat doen ze omdat de grenzen gesloten zijn.’
Maar dat is niet het enige probleem met het rapport-Stora. Ook al is de Franse historicus een onderzoeker met grote faam en invloed, Vince vindt zijn hele benadering problematisch.
‘Stora laat zich inspireren door de psychologie en de psychoanalyse. Zijn stelling is dat Frankrijk en Algerije er nooit in geslaagd zijn om te genezen van de onafhankelijkheidsoorlog. Zijn woordenschat draait helemaal om herinnering, om het onuitgesprokene, om zaken die uit het geheugen zijn verdrongen. In zijn visie zou het genoeg zijn om over die zaken te praten om tot verzoening te komen. Het is alsof de Algerijnse natie en de Franse natie naar de psycholoog zouden moeten gaan om te genezen.’
Ook de metaforen die hij gebruikt verraden deze gedachtegang, vindt de historica. ‘Stora spreekt over de twee landen met woorden als “het echtpaar”, “gedwongen huwelijk”, “echtscheiding”. Het is een gek taalgebruik. Dat is niet de manier waarop mensen politieke berekeningen maken en het is niet de manier waarop staten werken. Als een natie beslist om zich iets te herinneren, gebeurt dat met een reden. Het is een bewuste daad. Het gaat niet om herinneringen die zomaar en plots komen bovendrijven.’
© Reuters / Benoit Tessier
De doos van Pandora
Excuses is niet waar de bevolking om vraagt, stelt Vince vast. Wat wel leeft, is de vraag van nabestaanden naar het lot van hun dierbaren. In die zin is het belangrijk dat archiefonderzoek gebeurt, vindt ze. Maar het is een familiekwestie, niet meer dan dat.
De vraag om excuses is niet alleen een symboolkwestie. ‘Excuses aanbieden kan verregaande gevolgen hebben, gevolgen die de Franse staat zich niet kan permitteren’, zegt Sung Eun Choi, assistent-professor Geschiedenis aan de universiteit van Bentley (VS) en auteur van het boek Decolonization and the French of Algeria. Bringing the Settler Colony Home (2016) aan MO*.
‘Men is niet echt bereid om te spreken over de oorzaken van racisme. De link met de koloniale geschiedenis is zoek.’
Sung Eun Choi, assistent-professor Geschiedenis
‘Excuses aanbieden betekent de doos van Pandora openen. De Vijfde Republiek (de huidige staatsvorm van Frankrijk, red.) is het product van de Algerijnse oorlog. President Charles De Gaulle kwam aan de macht met de hulp van de blanken van Algerije, want hij beloofde een einde te maken aan de oorlog. Natuurlijk gingen zij ervan uit dat hij Algerije Frans zou laten blijven, terwijl hij helemaal niet de intentie had om dat te doen. Als je vandaag aan Frankrijk vraagt om de geschiedenisboeken weer te openen, begin je de legitimiteit van de huidige republiek te ondergraven en stel je alle acties in vraag die werden ondernomen in naam van de republiek.’
De confrontatie met de kolonisatie aangaan betekent een confrontatie met alles, legt Sung Eun Choi uit. ‘Daarom is dit debat zo moeilijk. Het betekent: je de vraag stellen waarom er Algerijnen in Frankrijk zijn en waarom er een grote raciale ongelijkheid is. Je kan dan tot de conclusie komen dat Frankrijk helemaal niet de republiek is van gelijkheid en vrijheid.’
Dat de Franse president de kolonisatie bestempelt als misdaad tegen de menselijkheid, is voor de historica een strategische uitspraak. Zeggen dat dat deel van de geschiedenis een slecht hoofdstuk was, is gemakkelijk, want het is allang voorbij. Maar wanneer je de kolonisatie linkt aan het Frankrijk van vandaag, wordt het dus een pak lastiger. Sung Eun Choi: ‘Men is niet echt bereid om te spreken over de oorzaken van racisme. De link met de koloniale geschiedenis is zoek.’
En dat komt, zegt de historica, omdat Algerijnen of Arabieren in de collectieve verbeelding nog altijd geassocieerd worden met mensen die vuilnis ophalen en straten vegen. ‘In de VS zien we hetzelfde fenomeen. In veel plaatsen in het zuiden, waar de slavernij het sterkst ingebed was, ziet men Afro-Amerikanen nog altijd als de nakomelingen van de mensen die de blanken hebben bediend. Het is voor historici heel moeilijk om mensen ervan te overtuigen dat de link met het verleden er wel degelijk is, want het is moeilijk om met bewijzen te komen.’
Racisme proberen aanpakken door te praten over de link met de kolonisatie is net problematisch, vindt collega-historica Vince. Want spreken over de geschiedenis, zelfs als die controversieel of conflictueus is, is veel veiliger dan praten over de actuele kwesties. ‘Dat debat, in Frankrijk, Engeland en andere westerse landen, berust op het idee dat de geschiedenis alles kan regelen. Maar het is een illusie om te denken dat we onze huidige problemen kunnen oplossen door opnieuw in de geschiedenis te duiken.’
Geld, heel veel geld
Schoolboeken aanpassen en musea herzien kan belangrijk zijn, maar het biedt geen antwoord op maatschappelijke uitdagingen. ‘Neem het debat over de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld’, zegt Vince. ‘Mijn eigen dochter kon op school trots aantonen dat haar Algerijnse overgrootvader daarin meegevochten heeft, en daar was ik blij om. Maar als historica vind ik dat we heel veel zaken overslaan wanneer we het hebben over de soldaten uit de kolonies.’
‘Deze mannen deden niet mee uit vrije keuze. Ze deden mee omdat het moest of voor het geld, want ze waren arm. Maar we stellen hen voor als loyale onderdanen, die vochten voor het vaderland en na de oorlog slecht behandeld werden. De redenering achter dat argument is: “Ze hebben meegedaan aan de oorlog, dus we moeten vriendelijker zijn voor de Algerijnen”. Het is alsof je je aanwezigheid hier voortdurend moet verantwoorden omdat je een migratieachtergrond hebt.’
Een ander aandachtspunt, vindt Vince, is de manier waarop de academische wereld reageert op het debat over de kolonisatie. ‘Politiek rechts beschouwt het dekolonisatiediscours en het herzien van de geschiedenis als zelfhaat, en academici vinden het gemakkelijk om te zeggen dat dat een belachelijk argument is. Omdat de geschiedenis herzien voor hen een voortdurend proces is. Maar ze vinden het moeilijk om kritiek te geven op politiek links, dat vindt dat we ons moeten verontschuldigen voor de kolonisatie. Dit is niet de oplossing voor zaken als racisme of ongelijkheid. Het vraagt geld, heel veel geld, om die actuele problemen aan te pakken. Maar daarover spreken is veel moeilijker.’
Un rêve, deux rives door Nadia Henni-Moulaï. Uitgegeven door Slatkine et Cie, 2021. 252 blz. ISBN 9782889441679
The Algerian War, The Algerian Revolution door Natalya Vince. Uitgegeven door Palgrave Macmillan, 2020. 227 blz. ISBN 9783030542641
Decolonization and the French of Algeria. Bringing the Settler Colony Home door Sung-Eun Choi. Uitgegeven door Palgrave Macmillan, 2016. 220 blz. ISBN 9781137520746
Deze recensies werden geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts 32 euro kan je hier een jaarabonnement nemen! Je kan ook proMO* worden voor slechts 4 euro per maand. Je krijgt dan ook ons magazine toegestuurd en je steunt daarmee ons journalistiek project. Opgelet: Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun pakket.