Kwesties van diplomatie en strategie
Komt het tot een oorlog tussen de VS en China?
Jenny Clegg
08 november 2017
De opkomst van China luidt vanuit westers standpunt een nieuwe periode in van wedijver tussen de grootmachten. Maar komt het tot een echte oorlog tussen de VS en China?
Kilian de Jager (CC BY 2.0)
Mainstream media verwijzen regelmatig naar de Val van Thucydides. Als een opkomende macht de gevestigde grootmacht dreigt te verdringen, moet dat bijna zeker op oorlog uitlopen. Dat overkwam Athene en Sparta, de Griekse historicus Thucydides schreef erover. Aan een dergelijk scenario voegt de westerse pers een overwegend negatieve beeldvorming van China toe. Met de agressiviteit van Trump nemen de speculaties over een conflict tussen de VS en China nog sterker toe.
Twee nieuwe boeken over de betrekkingen tussen de VS en China - Etzioni’s Avoiding War with China, en Woodward’s The US vs China - Asia’s New Cold War? - vallen op doordat ze belangrijke argumenten bieden die ingaan tegen de gedachte van de onontkoombare oorlog. Ze behandelen veel gelijkaardige thema’s, maar vanuit een verschillend gezichtspunt. Het ene gaat over diplomatie, het andere over strategie. De twee boeken vechten het idee aan van de “Chinese dreiging”, en ze richten zich eerder op de problematische zelfbeeld van de VS. Dat land beschouwt zich als de ‘onmisbare grote mogendheid’ en is volop bezig de Stille Oceaan te militariseren.
Dat er geen tegengeluid is voor de demonisering van China is in het belang van de wapenindustrie.
Etzioni is een vooraanstaand deskundige op het gebied van internationale en militaire zaken. Hij vindt dat we het gevaar dat de VS en China naar een groot conflict afdrijven serieus moeten nemen. De VS treft al oorlogsvoorbereidingen – voor een strijd van enorme proporties in de lucht en op zee – tegen het Chinese vasteland. De visie van het Pentagon over de “Chinese dreiging” is gemeengoed geworden. Dat komt omdat er weinig of geen maatschappelijk debat is over andere manieren om met de Chinese uitdaging om te gaan. Dat er geen tegengeluid is voor de demonisering van China is in het belang van de wapenindustrie. Zij kan veel meer winst halen uit de productie van dure wapensystemen voor atoomonderzeeërs, vliegdekschepen en gevechtsvliegtuigen in het gebied van de Stille Oceaan, dan uit wapens die nodig zijn om IS te verslaan.
‘Is China echt een agressieve macht die expansie zoekt?’ vraagt Etzioni. Velen zien de aanleg van eilandjes door China in de regio van de Spratly’s (deel van de Zuid-Chinese Zee) als het bewijs daarvan. Berichten over incidenten met elkaar rammende vissersboten worden opgeklopt. Toch, zo merkt Etzioni op, zijn er daarbij geen schoten gelost. China werkt inderdaad flink aan de modernisering van zijn eigen leger, maar dat is niet omdat het de wereld wil overheersen. Het doel van China is veeleer de uitbreiding van zijn invloed als regionale macht in het westelijke deel van de Stille Oceaan.
Etzioni dringt erop aan de internationale spelregels aan te passen om de opname van China in die orde te realiseren.
Etzioni vindt dat de Val van Thucydides ook zicht biedt op een andere oplossing. Als er een nieuwe macht in opkomst is, moet de zittende alleenheerser betekenisvolle toegevingen doen om oorlog te vermijden. Etzioni is een voorstander van de integratie van China in de liberale wereldorde. Hij dringt erop aan de internationale spelregels aan te passen om de opname van China in die orde te realiseren. Het systeem werd immers door de VS samen met zijn bondgenoten opgezet na de Tweede Wereldoorlog.
In plaats van de regels bij te stellen om China uit te nodigen, werpt de VS volgens de auteur juist allerlei obstakels op voor het land. Het moet aan strenge voorwaarden voldoen om tot de Wereldhandelsorganisatie te mogen toetreden bijvoorbeeld, of tot het IMF of de Wereldbank.
Etzioni staat niet kritiekloos tegenover China. De auteur maakt zich zorgen over allerlei misstanden, van mensenrechtenschendingen tot industriële spionage. China’s overtredingen zijn volgens hem echter relatief onbeduidend en het is niet nodig naar de wapens te grijpen om er wat tegen te beginnen. Wie gemeenschappelijke belangen heeft, zal geneigd zijn om tot een akkoord te komen.
De aanpak van Etzioni is die van de Mutually Assured Restraint. Geen dreigingen met vernietiging, maar afspraken over beheersing. Voor MAR valt veel te zeggen. Het is een nette manier om aan diplomatie te doen. Toch zal die aanpak tegen bepaalde grenzen aanlopen. Zo is het bijvoorbeeld, voor mij toch, zeer onwaarschijnlijk dat China moet ingaan op Etzioni’s voorstel met betrekking tot Taiwan. De VS zou toezeggen dat ze geen steun geeft aan de onafhankelijkheid van Taiwan. In ruil daarvoor zou China dan moeten afzien van het recht om Taiwan met geweld terug te winnen. China zal zijn soevereiniteit nooit op zo’n manier willen opgeven.
Etzioni richt zich met Avoiding War with China vooral tot diplomaten en beleidsmensen. Woodward zal meer gehoor vinden bij lezers die het al een tijdje, of sinds kort, als een uitdaging beschouwen om inzicht te krijgen in de verschuivende machtsververhoudingen in de wereld van vandaag.
Woodward was verantwoordelijk voor internationale culturele uitwisseling bij het Bestuur van Groot-Londen, onder Ken Livingstone. Zij moest de doortocht in Londen van de Olympische vlam voor Beijing 2008 regelen. ‘Het werd voor mij’, zo schrijft ze, ‘een schoolvoorbeeld van hoe machtige lobby’s de capaciteit hebben om een publiek op te zwepen tot … extreme vijandigheid tegenover China’. De Chinese boodschap dat we van elkaar kunnen leren en ideeën kunnen uitwisselen, bleef volledig buiten beeld.
Woodward ziet eerder een strijd tussen een unipolaire wereldorde die steeds meer wordt gemilitariseerd, en de opkomst van een nieuwe multipolaire wereld.
The US vs China geeft een analyse van strategieën. De auteur spreekt over het “zwaard” van de omsingeling van China door een VS in Koude Oorlogsmodus. Zij plaatst dat tegenover “het wezen” van China’s voorstellen voor wederkerigheid en economisch voordeel voor allen. Bij haar dus niet het scenario van een rivaliteit tussen twee supermachten. Zij ziet eerder een strijd tussen een unipolaire wereldorde die steeds meer wordt gemilitariseerd, en de opkomst van een nieuwe multipolaire wereld. Het ene staat onder leiding van de VS, het andere wordt aangeprezen door China.
Voor Woodward streven de “neocons” en de “liberals” in de VS er allebei evenzeer naar het wereldleiderschap van Amerika veilig te stellen en onaantastbaar te maken. Dat willen ze bereiken door te beletten dat China opklimt tot de leidende natie van Azië. Etzioni focust op de mogelijke twistpunten en op de vraag hoe een oorlog te voorkomen. Woodward oppert dat de beleidsmakers van de VS niet echt aansturen op een ernstig conflict met China. De Amerikanen willen het land vooral isoleren en in bedwang houden door er een ring omheen te leggen van vijandige bondgenootschappen.
Het doel is uiteindelijk de groei van China te blokkeren en het te laten ineenstorten zoals de Sovjet-Unie in de jaren 80 van de vorige eeuw. Zal de VS er echter in slagen, door de “Chinese dreiging” zo te overdrijven, om de buurlanden van China te overtuigen? Zullen die landen meewerken aan het beleid van containment? Zal het mogelijke economische voordeel van nauwere betrekkingen met China niet uiteindelijk het beste werken? De toekomst van Azië staat op het spel. Wordt het continent verdeeld door een nieuwe Koude Oorlog of gaat het geleidelijk op weg naar een grotere eenmaking?
The US vs China opent met hoofdstukken over aspecten van de betrekkingen tussen de VS en China. Daarna onderzoekt Woodward de positie van China’s buurlanden. Ze begint met de grote mogendheden: Rusland, India en Japan. Dan richt ze zich op de kleinere naties in Zuidoost-Azië, die soms een wankele relatie met China hebben, en Centraal-Azië, waar de invloed van de VS afneemt.
Unipolair vs multipolair
Erg informatief zijn de kernachtige uiteenzettingen over misvattingen betreffende het agressieve expansionisme van China, de stabiliteit van het binnenlandse beleid en de brandend actuele kwesties van Korea en de Zuid-Chinese Zee. Het boek is up-to-date en bespreekt tot en met de eerste maanden van het presidentschap van Trump.
Japan mag dan de voornaamste bondgenoot zijn van de VS, het is op India dat Washington zijn hoop stelt om in Azië een tegengewicht te vormen tegen China.
Woodward levert een geslaagde bijdrage aan de analyse van de unipolaire tegenover de multipolaire dynamiek in de wereld. Zij legt de nadruk op het grote strategische doel van de VS om een wig te drijven tussen Rusland en India enerzijds en China anderzijds. Japan mag dan de voornaamste bondgenoot zijn van de VS, het is op India dat Washington zijn hoop stelt om in Azië een tegengewicht te vormen tegen China.
De driehoeksverhouding VS-Rusland-China zal echter de beslissende factor zijn voor hoe de wereldpolitiek zich de komende jaren zal ontwikkelen. Mocht de VS erin slagen Ruslands aandacht van het Oosten naar het Westen af te leiden, dan kan Washington zich uit het Midden-Oosten terugtrekken. Vervolgens zou het al zijn geschut op China kunnen richten. Zo zou een nieuwe koude oorlog, met in hoog tempo toenemende bedreigingen vanwege de VS, snel een realiteit worden in Azië.
Blijft de vraag in hoeverre de Chinese activiteiten in de Zuid-Chinese Zee niet toch moeten worden opgevat als een soort revanchistisch imperialisme. Geen van beide boeken geeft hierop een afdoend antwoord. Woodward merkt echter iets op dat zeer belangrijk is. ‘Zonder Koude Oorlog en met de aanwezigheid van Rusland en China bij de afsluiting van het Vredesverdrag met Japan (San Francisco 1951), waren de zaken al lang geregeld’.
Bij de onderhandelingen hadden Rusland en China daar in dat verdrag met Japan hun recht kunnen opeisen. De internationale status van de eilanden in de Oost en Zuid-Chinese Zee en van de Koerilen zou duidelijk geweest zijn. Vanuit China’s oogpunt kreeg het land zijn gebieden terug door de akkoorden van Potsdam in 1945, maar is tijdens de Koude Oorlog het Chinese territorium op een andere manier omschreven.
Potsdam was in de ogen van China het Yalta van het Verre Oosten. Het akkoord stipuleerde dat China de beloning zou krijgen voor zijn acht jaar durende verzetsoorlog tegen de Japanse agressie en voor de enorme offers die de overwinning had gekost. Potsdam maakte voor altijd een einde aan de status van halve kolonie die China had. Het vormt de basis voor een orde van vrede die de VN in Oost-Azië wilde vestigen.
Vandaag zal China slechts tevreden zijn als de Verenigde Naties weer een instelling geworden zijn die aanstuurt op een multipolaire orde van vrede. En als de vier geallieerden van toen, de VS, Groot-Brittannië, Rusland en China, allemaal erkend worden als gelijkwaardige grote mogendheden. Dat de Chinese soevereiniteit in de Zuid-Chinese Zee in twijfel wordt getrokken is symptomatisch. Aan de ongelijke behandeling en de Koude Oologsmentaliteit komt maar geen einde. De Chinese academicus Zhang Wenmu schreef hierover onlangs in “Peace”, het blad van de Chinese People’s Association of Peace and Disarmament: ‘China heeft niet de bedoeling de VS in bedwang houden, maar wil dat het zich houdt aan het systeem dat werd afgesproken in Yalta’. Dat wil zeggen: de erkenning van China als een gelijkwaardige grootmacht in een multipolaire wereld.
Avoiding War with China door Amitai Etzioni, is uitgegeven door University of Virginia Press, 216 blz. ISBN: 978 08 1394 003 8
The US vs China - Asia’s New Cold War? door Jude Woodward, is uitgegeven door Manchester University Press, 304 blz. ISBN: 978 1 7849 9342 9
Jenny Clegg is een Britse China-kenner en prominent lid van de Campaign for Nuclear Disarmament. Zij was senior lecturer in Asia Pacific Studies aan de University of Central Lancashire en is nu emeritus. Publicaties van haar zijn onder andere: China’s Global Strategy, towards a multipolar world (Pluto Press, 2009), en Fu Manchu and the ‘Yellow Peril, the making of a racist myth (Trentham Books, 1994). Prof Clegg is een bestuurslid van de Society for Anglo-Chinese Understanding (SACU) en zetelt in het redactiecomité van de World Review of Political Economy.