Op zoek naar woorden om mens en natuur te verzoenen

Extra

Zomerbibliotheek

Op zoek naar woorden om mens en natuur te verzoenen

Op zoek naar woorden om mens en natuur te verzoenen
Op zoek naar woorden om mens en natuur te verzoenen

Tine Hens en Karen Armstrong schreven twee heel verschillende boeken die beide de mens uit het centrum van het denken halen, of ten minste: de verhoudingen tussen de mens en de natuur of het sacrale herstellen, om zo tot een andere omgang met natuur, planeet en elkaar te komen.

De klimaatcrisis ernstig nemen, vraagt veel meer dan een paar technische ingrepen – al is het vervangen van fossiele energie door hernieuwbare al een gi-gan-tische uitdaging. We moeten echter breder kijken en de milieu- en biodiversiteitscrisissen durven zien die samenhangen met de opwarming van het klimaat. En we moeten de positie van de mens in ons wereldbeeld en handelen in vraag stellen.

Dit voorjaar verschenen twee heel verschillende boeken die dat allebei doen: de mens uit het centrum van het denken halen, of tenminste: de verhoudingen tussen de mens en de natuur of het sacrale herstellen, om zo tot een andere omgang met natuur, planeet en elkaar te komen.

Tine Hens neemt in haar essay De wereld die we delen als uitgangspunt dat het leven op aarde oneindig veel diverser is dan we beseffen, omdat we geen idee hebben van de microben, bacteriën, virussen en schimmels die ons omringen – ondanks enkele eeuwen onderzoek.

En bovendien, argumenteert Tine Hens, maakt de mens deel uit van die grotendeels onzichtbare en onbekende wereld. Dat is nog altijd vloeken in de Verlichte kerk, die het bijbelse onderscheid tussen de mens en de rest van de schepping uitdiepte en verhardde tot de rationalistische opdracht aan de mens om alles te doorgronden om het te gebruiken voor eigen comfort en welzijn.

Hens noteert in het midden van haar boekje een vraag die haar ’s nachts wakker houdt: ‘Wat als we niet slim genoeg zijn om te begrijpen hoe slim de rest van het leven is?’ Ze benadert de oneindig diverse natuur dus ook als een geheel van mogelijke actoren die niet enkel op mechanische wijze groeien en reageren, maar in zekere zin ook beslissingen nemen die op keuzes en belangen gestoeld zijn.

‘Stenen zijn bezield, net zoals bergen en water’, citeert ze Robin Wall Kimmerer, die in het inheemse Potawatomi de begrippen vond om te zeggen: ‘Berg zijn. Zee zijn. Boom zijn.’

Karen Armstrong zoekt ook een uitweg voor het dualisme waarin de mens de heerser is en de natuur gereduceerd wordt tot grondstof. Maar terwijl Tine Hens het antwoord vindt in een uitgesproken seculiere beschrijving van het hele netwerk van bestaande levensvormen of “wezens”, keert Armstrong terug naar het sacrale karakter van de natuur en het hele universum – dat ze vaak aanduidt met de confucianistische notie wanwu, “de tienduizend dingen”.

Zij is ervan overtuigd dat onze omgang met natuur en planeet radicaal anders zou zijn, als we de religieuze blik van de oudheid in ons leven van alledag zouden herstellen. Vandaar de titel: De heilige natuur. (Zelf zou ik eerder gekozen hebben voor Sacrale natuur als vertaling voor Sacred Nature, omdat sacraal minder institutionele connotaties heeft: de Kerk verklaart wel mensen heilig, maar niet sacraal – dat is een eigenschap die mensen, dingen of ervaringen helemaal uit zichzelf bezitten.)

De voornaamste bronnen voor een inspiratie om natuur, flora en fauna, aarde en water en lucht en omgeving de benaderen met het respect dat het sacrale betaamt, vindt Armstrong in de grote oosterse tradities zoals confucianisme, taoisme, hindoeïsme en boeddhisme.

De monotheïstische religies uit het Midden-Oosten neigen veel meer naar de menselijke superioriteit, zoals uitdrukkelijk geformuleerd in het eerste bijbelboek, Genesis (hoofdstuk 1, vers 27-29: ‘Bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.)’

Armstrong argumenteert wel dat de islam daarin grondig verschilt van judaïsme en christendom, aangezien moslims aangemaand worden zich nederig op te stellen tegen alles wat geschapen is. Dat is trouwens ook haar lezing van het controversiële bijbelboek Job, waarin ze veel minder de klemtoon legt op de almacht van Jahweh en meer op het belang van nederigheid van de mens tegenover de grootsheid van de schepping.

***

In wezen zijn beide boeken een poging om een taal te vinden die effectief verzet mogelijk maakt tegen een extractieve economie, levensstijl en wereldbeschouwing. Beide auteurs argumenteren, op heel verschillende manieren, dat de mens niet de autonome heerser is, en de natuur niet de inerte grondstof, zoals de Europese en intussen gemondialiseerde moderniteit het wilt.

De benadering van Tine Hens is verrassend en verfrissend, en sluit bijna vanzelf aan bij een ecologische gevoeligheid die breed leeft in onze samenleving. Karen Armstrong biedt een perspectief met veel historische en culturele diepgang en diversiteit, maar dat voor veel jongere Europeanen wellicht eerder academisch dan praktisch overkomt.

Tussen haakjes: de pogingen van Armstrong om de klassieke inzichten te vertalen in haalbare, dagelijkse vragen of oefeningen verhelpen daar niet aan. Haar boek zou duidelijker en sterker geweest zijn zonder. Het boekje van Tine Hens had veel hoger in de bestsellerlijst moeten staan.