Van Petra tot Humeima
“‘Bloemen, canyons en vulkaanstenen: te voet door de Jordaanse woestijn’
Met de eindmeet in zicht trekken we voor een laatste keer onze wandelschoenen aan voor een vierdaagse tocht op de Jordan Trail. De resterende 90 kilometer leiden ons door de woestijn van Petra tot Humeima.
© Lien Santermans
‘Maak je geen zorgen, mama. Ja, in het hotel. Nee, het regent niet’, stelt Fadi zijn mama gerust aan de telefoon, terwijl we onze falafelsandwiches naar binnen werken. De zon schijnt en het straatleven gaat z’n gemoedelijke gangetje in Wadi Musa, het stadje naast werelderfgoed Petra in Jordanië.
Morgen vertrekken we voor een vierdaagse wandeltocht op de Jordan Trail, mijn laatste 90 kilometer voordat ik officieel kan zeggen dat ik Jordanië te voet doorkruist heb.
Vooraleer we de tocht aanvangen, moeten we eerst nog water en eten droppen in de woestijn. Hiervoor hebben we afgesproken met Abu Samra, een kennis van een kennis, die ons met zijn jeep naar de drie plaatsen zal brengen waar we de komende nachten hopen te kamperen. Na een kwartier van 45 minuten komt hij opdagen aan de herberg.
In tegenstelling tot wat hij een dag eerder nog beweerde, blijkt hij al snel eigenlijk helemaal niets af te weten van de Jordan Trail of van de plekken waar we onze proviand willen verbergen. Heel wat frustraties en nodeloze omwegen later, slagen we er als bij wonder (oftewel alhamdulillah) alsnog in om twee van de drie plekken te bereiken voor zonsondergang. Dat zal onderweg wat meer zeulen worden.
Een dag waarop de zon plots ondergaat
Vol goede moed spannen we onze rugzakken aan en zigzaggen we op een drafje tussen de dagjestoeristen door tot aan Petra’s Schatkamer. Van daaruit leidt een zijpaadje ons richting de Hoge Offerplaats. Wanneer we de afdaling inzetten, zijn we plots zo goed als alleen en horen we fluitspel weerklinken uit de vallei. Op een stoeltje voor een eeuwenoude tempel vinden we Qasem, die ons prompt uitnodigt voor een kopje thee.
© Lien Santermans
Net als zijn voorouders hoedt Qasem een kudde geiten op de rotsflanken. Trots wijst hij naar de structuur van greppels en waterputten uitgehouwen in de massieve rotsen. De Nabateeërs — een Arabisch volk dat ten tijde van de klassieke oudheid Petra als hoofdstad had — waren zich maar al te goed bewust van het belang van water. Een indrukwekkend netwerk van waterwegen voorzag alle stadsdelen van water uit de hoger gelegen reservoirs.
We zetten onze weg verder doorheen verrassend groene valleien en over afbrokkelende bergen. In een race tegen de tijd schakelen we een versnelling hoger voor de laatste kilometers om alsnog in het donker onze geïmproviseerde kampeerplek te bereiken. Wanneer we onze verstopte voorraad hebben opgegraven, begint het blaffen. Niet veel later worden we omringd door drie waakhonden van een nabijgelegen bedoeïenenkamp. Na een overtuigende zwaai met mijn wandelstok slaat het grommen om in kwispelen. Onze aanwezigheid wordt getolereerd.
Wanneer ik over mijn pijnlijke kuiten wrijf en de schade aan mijn voeten opmeet alvorens ik bibberend in mijn koude slaapzak kruip, overheerst één gedachte: waarom doe ik dit toch weer?
Wanneer 27 kilometer er plots 30 worden
Futloos beginnen we om half zes aan onze dag met knieën die niet mee willen. Al snel wordt duidelijk dat we aan dit tempo de vooropgestelde 27 kilometer niet halen. Afgeschrikt door het vooruitzicht van een tweede nacht noodgedwongen de tent in het donker overeind te moeten trekken, ploeteren we verder. Tot overmaat van ramp blijkt het GPS-bestand ook nog een fout te bevatten en leggen we meer dan 30 kilometer af.
© Lien Santermans
Wanneer we bij aankomst de laatste zonnestralen achter de berg zien verdwijnen, breekt een moment van lichte wanhoop aan. Hoewel ons voedselpakket op amper 300 meter van ons verwijderd ligt, hadden we bij het verstoppen geen rekening gehouden met de berg die tussen ons en ons avondmaal blijkt te liggen.
Na een grondige terreinstudie vinden we gelukkig een weg omheen de berg. Een vriendelijke bedoeïen die toevallig net op dat moment met zijn jeep voorbijkomt, biedt ons nog een rit terug naar de tent aan. Wat een grensverleggende dag.
Bloemen tussen woestijnzand en vulkaanstenen
Wat is Jordanië prachtig. Even de pijn aan de enkels negeren en genieten van de heuvels en valleien, de rode canyons, het woestijnzand, de vulkaanstenen en de bloemen die tegen alle beter weten toch bloeien in hun dorre omgeving.
© Lien Santermans
Vlak voor onze kampeerplek kruisen we de jaarlijkse groepstocht georganiseerd door de Jordan Trail Association. Negentien deelnemers van over de hele wereld leggen dit jaar het volledige traject af. Traditiegetrouw krijgen we thee aangeboden, alsook een hele zak fruit voor onderweg.
Na het avondeten staren we bij het inmiddels gedoofde kampvuur naar de adembenemende sterrenhemel wanneer een jeep op ons afstevent. Twee mannen in dishdasha wandelen met hun zaklampen in onze ogen schijnend zwijgend op ons af. Even ben ik bang. Blijkbaar is het duo op zoek naar Abu Sabah, die een dorp verderop woont. Of we hem gezien hebben?
Thee, thee en nog eens thee in de bedoeïenentent
Met de eindmeet in zicht sprinten we doorheen de vallei en worden we onderweg beloond met de meest spectaculaire canyon. Vier kilometer voor het einde ontmoeten we de legendarische Abu Sabah in zijn bedoeïenentent op een matrasje rond de vuurkorf. Hij beveelt twee jongetjes van een jaar of twaalf thee te maken en de gewaden op de wasdraad te hangen. Ze gehoorzamen onmiddellijk. Ondertussen horen we vanuit het vrouwengedeelte van de tent het geschater oplaaien.
Bij de intrede van een gast uit het dorp, staan alle mannen uit respect recht. Telkens wanneer er op de aardeweg een jeep voorbijrijdt, wordt er levendig gediscussieerd over wie het is. Iedereen kent iedereen in de woestijn en niemand kan een beter gespreksonderwerp bedenken.
Aan het bezoekerscentrum in Humeima is het eindelijk zover: na 652 kilometer heb ik het land te voet doorkruist. Na de verplichte selfie met het verroeste bord, drinken we nog een theetje met Ibrahim, de bewaker van de ruïnes. Hij krijgt elke maand 300 dinar (zo’n 370 euro) van het ministerie van Toerisme om hier te komen zitten en de weinige toeristen op te vangen, als die al komen.
Een uurtje later daagt de zoon van Abu Sabah op om ons een rit terug naar onze auto te geven. Wanneer we instappen, vraagt hij voor alle zekerheid ‘naar Petra, toch?’ en met een ‘Inshallah’ vliegen we aan 130 kilometer per uur over smalle kronkelwegen richting Petra.
© Lien Santermans
© Lien Santermans
© Lien Santermans