Ik ging een week bij de FARC wonen

Hannes Cools

01 maart 2018
Blog

Vredesduiven, ongelimiteerd voedsel en spookdorpen

Ik ging een week bij de FARC wonen

Een vrachtvliegtuig uit de jaren veertig, de verplichte aankoop van een paar rubberlaarzen en een autorit van vier uur over onberijdbare wegen. Zoveel was nodig om een kamp van de FARC te bereiken. En daarna een week bij hen inwonen, driemaal daags rijst en een rondleiding langs hun oude schuilplaats waar tot twee jaar geleden nog 500 strijders verscholen zaten.

Onze tocht begint met een busrit van de hoofdstad Bogotá naar Villavincencio. Niet zo veel later stappen we nietsvermoedend een kantoor binnen om een vliegtuigticket te kopen want zo gaat dat hier in Colombia. Een halfuur later hangen we in de lucht, in een vrachtvliegtuig dat al sinds de jaren ‘40 het luchtruim trotseert. We zitten met zo’n tiental opeengepakt, net slecht gestapelde kartonnen dozen.

Eens geland, brengen ze onze bagage weg met paard en kar. Dit is een andere wereld, denk ik, terwijl ik onwetend een Sprite met vervaldatum 2015 in een lokaal winkeltje koop. Alleen al het feit dat ik hier ‘zomaar’ kan rondstruinen, was tot twee jaar geleden volstrekt onmogelijk.

Nieuwe generatie strijders

De vier uur durende reis naar het kamp heeft iets van een noodlottig uitstapje. De rit brengt ons langs gekloofde landschappen, krakkemikkige bruggen en onberijdbare zandwegen. Soms lijkt het alsof we terugkeren in de tijd en de bewogen geschiedenis van Colombia herbeleven.

Zo houden we halt bij verschillende spookdorpen die door de aanhoudende moord en razernij al jaren verlaten zijn. De brakke huizen, kleine schooltjes en desolate dorpspleinen vertellen het verhaal van een conflict waar meer dan 220.000 mensen het leven lieten. Ongeveer 50.000 slachtoffers zijn tot op heden vermist.

We houden halt bij verschillende spookdorpen die door de aanhoudende moord en razernij al jaren verlaten zijn.

‘Hoe zuidelijker van de hoofdstad Bogotá, hoe slechter de infrastructuur en hoe dichter de mist’, merkt onze chauffeur op terwijl de 4x4 zich met razende vaart de onverharde wegen meester maakt.

Nog voor we het kamp binnenrijden, moeten we langs verschillende checkpoints: eerst van de extreemrechts conservatieve paramilitairen, daarna langs de marxistische FARC-dissidenten. Die laatste hebben hun wapens niet opgegeven en doen dus niet mee aan het gesloten vredesakkoord. Wel vragen ze om tol te betalen om via hun toegangswegen het kamp te bereiken. Op dat moment heeft ons gsm-signaal het al opgegeven. De enige connectie is de autoradio die urenlang zal schipperen tussen twee radiostations.

Uiteindelijk raken we met onze jeep door het woud en bereiken we het kamp dat verscholen ligt in het groene niemandsland. Bij het binnenrijden van het terrein, worden we begroet door een handvol ex-strijders. Wat vredevol, denk ik, terwijl we langs de kleurrijke muurschilderingen en de huisjes met vredesduifdeuren passeren: ‘Hier wordt gebouwd aan een nieuw land.’ Meteen ook de slogan van de Colombiaanse staat, alleen is deze volgens twee verschillende organisaties niet voldoende aanwezig hier.

Oorlog zit diep verweven in het collectieve geheugen van de ex-strijders. ‘Ik wil gewoon vrijheid, desnoods zonder vrede’, laat een gespierde twintiger vallen als we nog geen uur in het kamp zijn. Waarop een vrouwelijke guerrilla hem gezwind in de rede valt: ‘De FARC had nooit haar wapens mogen opgeven, dat is het grootste probleem, we kunnen niets meer afdwingen.’

En voor ik het goed en wel besef, raak ik verwikkeld in een urenlang gesprek over democratie, corruptie en het vredesakkoord tussen de Colombiaanse staat en de FARC  –  een deal die bijna een jaar geleden is geïmplementeerd. En over het grondeloze verdriet van het conflict dat niet met re-integratie en verzoening opgeheven kan worden.

© Hannes Cools© Hannes Cools​

Convivencia en insomnia

De volgende ochtend word ik wakkergemaakt rond vijf uur ’s ochtends. Om te gaan ontbijten, en met de laconieke vraag of ik nog geen slaaptekort heb. ‘Nee’, zeg ik prompt terwijl ik de douche met halfslachtig gordijn claim. Ik voel me een toerist, een outsider die hier fly-on-the-wall-gewijs de boel komt observeren. Een halfuur later krijg ik een flinke portie rijst op mijn bord. Dit is een fantastische levensverzekering denk ik, zowaar de hemel op aarde. Wie wil nu niet gratis ongelimiteerd voedsel? Maar er is een maar: namelijk dat hier bij elke maaltijd rijst wordt gegeten, meestal vergezeld van een niet te identificeren stuk vlees.

© Hannes Cools© Hannes Cools​

Een mens zou zich afvragen: wat doet een guerrilla op een doordeweekse dag als zijn wapen is ingeleverd? De kans is groot dat hij ‘naar school gaan’ antwoordt. Maar dus met stapeltje boeken en een boekentas? Jawel.

Elke weekdag van zes tot elf uur ’s ochtends wordt hier les gegeven: Biologie, geschiedenis, wiskunde, Spaans en Engels. ‘We hebben hier zelfs een bibliotheek’, laat een ex-strijder weten. ‘Zo beschikken we over de werken van Marx en Castro, evenals boeken over hoe je planten moet kweken enzo. Daar heb je geen ideologie voor nodig’ (lacht).

Wat minder lachwekkend is, is de ongelijkheid tussen platteland en stad die door de onveranderlijkheid van het conflict al jaren aansleept. Zo blijft analfabetisme een acuut probleem, mede omdat de FARC nooit gedegen onderwijs hebben gekregen.

Volgens een leerkracht én ex-gewapende strijder kan onderwijs een ander leven inluiden voor hen: ‘Het is zo dat er onderwijs werd aangeboden binnen de FARC, maar dat was te eenzijdig, beperkt en ideologisch getint. Daarom is het van belang om aan ‘re-educatie’ te doen, om ze met ander woorden van meerdere perspectieven te voorzien. Zo moeten we het over geografie en politiek hebben, hoe oorlogen de geschiedenis hebben beïnvloed…’

‘Teruggrijpen naar de wapens is de grootste fout denkbaar. We moeten met z’n allen naar “convivencia” streven want dat is het eindpunt.’

Want stel je even voor: je bent veertig en je hebt nog nooit van Wereldoorlog I en II gehoord. Of dat je voor het eerst naar de klas mag en je moet leren lezen en schrijven als een zesjarig kind. Het gebeurt dagelijks hier. Dat merk ik ook tijdens mijn gesprek met een 52-jarige vrouwelijke strijder die lessen volgt vergelijkbaar aan het onderwijs uit het vierde leerjaar in België: ‘Als ik mijn studies kan beëindigen dan heb ik altijd dat waarmee ik een job kan vinden en mijn levenskwaliteit kan verbeteren. Teruggrijpen naar de wapens is de grootste fout denkbaar. We moeten met z’n allen naar “convivencia” streven want dat is het eindpunt. Alleen: dat “vreedzaam samenleven” bereiken, neemt nog jaren in beslag.’

Peace out

Vreedzaam samenleven vormt een nog pertinenter vraagstuk voor duurzame vrede in Colombia. Naar schatting 1.000 van de 7.000 FARC-leden zijn niet of maar gedeeltelijk aan het demilitarisatieproces begonnen, schrijft International Crisis Group (ICG) in haar laatste rapport: ‘De meeste van hen gaan gewoon door met “de strijd”, een status quo die al jaren het Colombiaanse leven domineert. Daarom blijft de regering bombarderen terwijl andere gewapende groeperingen het vacuüm van de FARC proberen in te nemen.’

So there we are: wederom een neerwaartse spiraal van oorlog en conflict en de aanhoudende trivialisering van geweld. Vrede komt dus enkel toe aan degenen die het strijden moe zijn. Peacebuilding à la carte zowaar.

Velen wijten het probleem van dissidentie aan het feit dat guerrilla zich niet meer kunnen identificeren met de huidige invulling van de partij.

© Hannes Cools© Hannes Cools​

Zo werd tijdens mijn verblijf geprobeerd om drie jongeren van de FARC te rekruteren bij de Aguilas Negras en werden flyers verspreid met de melding dat er een social cleansing in de buurt van het kamp zou plaatsvinden. Velen wijten het probleem van dissidentie aan het feit dat guerrilla zich niet meer kunnen identificeren met de huidige invulling van de partij.

De Fuerza Alternativa Revolucionaria del Común (FARC) is niet meer wat ze ooit was. Doorheen de jaren veranderde de oudste en grootste guerrillaorganisatie van het land van gedaante, zowel haar politieke ideologie als haar modus operandi veranderden. Sinds september gaat ze als politieke partij door het leven en heeft ze dus haar meest existentiële bestaan opgegeven: haar wapens. De demilitarisatie en het verlaten van de jungle betekent voor velen een nieuwe wending in een tot voor kort onveranderlijk leven, toch heerst er angst bij degenen die zich willen re-integreren.

Op het einde van mijn bezoek krijgen we een informele gidsbeurt langs de oude schuilplaats van het kamp. Tot anderhalf jaar geleden vielen hier bommen uit de lucht. Een oorlogsgebied, een verhaal van gebroken gezinnen en vermoorde vrienden, een tijdsdocument van de strijd om land.

En terwijl we door de jungle lopen, praat ik met een 23-jarige ex-strijder die zich vrijwillig aansloot bij de beweging toen hij zeven was. Hij verloor zijn vader en broer door represailles van de paramilitairen en zag geen andere uitweg dan de wapens op te nemen.

Als ik vraag of je zoiets vrijwillig kan noemen, herhaalt hij zijn verhaal op exact dezelfde manier: ‘Ik had geen andere keuze, ik deed het uit angst voor mijn eigen leven. En die angst heb ik vandaag nog altijd. Elke dag opnieuw.’

© Hannes Cools© Hannes Cools​

Grondproblemen blijven

De FARC is al meer dan vijftig jaar in dit conflict verwikkeld. Eerst waren er bloedvergieten tussen de communistische boeren en de door Amerika gesteunde rijke elite die de macht had. In de jaren tachtig raakte de FARC betrokken in de drugshandel die het conflict in een stroomversnelling dwong. Ineens was er geld om meer oorlog te voeren waardoor de gevechten in de jaren negentig verder toenamen. Zo begonnen de FARC met kidnappings en moorden guerrilla’s hele dorpen uit.

Leden van het Nationale Leger vermoorden honderden onschuldige jonge Colombianen waarvan ze zeiden dat het guerrilla’s waren, zodat het leek alsof ze de oorlog aan het winnen waren. In al die tijd is drie keer gepoogd om een vredesakkoord tussen beide partijen af te kondigen. Elke onderhandelingspoging mislukte, daarom dat de roep om vrede bij sommige mensen luider is geworden terwijl anderen er niets meer van willen weten.

‘Sommige mensen stellen vragen die ik niet kan beantwoorden en dat maakt me bang. Daarom blijf ik liever in het kamp wonen’

Het vooruitzicht van vrede is misschien een nationale prioriteit in Colombia, toch zal de vrede vanuit de lokale gemeenschappen moeten komen. Gaan de ex-gewapende strijders terug naar de dorpen die ze ooit hebben verlaten? En wat met hun kinderen die ze achterlieten, kinderen die nu zelf volwassenen zijn geworden? Sommigen gaan op zoek naar werk in het nabijgelegen dorp, anderen durven de confrontatie met de buitenwereld niet aan.

‘Sommige mensen stellen vragen die ik niet kan beantwoorden en dat maakt me bang. Daarom blijf ik liever in het kamp wonen’, laat een jonge moeder weten. ‘Ik heb genoeg familieleden verloren doorheen de jaren en vertrouw de anderen niet. ik wil het beste voor mijn kind.’

Triviaal geweld

Een deel van de Colombianen is het strijden moe. Toch blijven de grondproblemen van het conflict bestaan: de oneerlijke verdeling van landbouwgrond, de groeiende en sluimerende ongelijkheid, langdurige problemen rond corruptie en de aanhoudende strijd van andere gewapende bewegingen. In dit speelveld lijkt het complex voor de FARC om zich te heroriënteren. Zeker als blijkt dat het vredeakkoord niet de verhoopte resultaten oplevert.

‘Nu onze wapens zijn verdwenen en we een politieke partij zijn geworden, kunnen we ons toeleggen op een ander doel: de politieke strijd.’

Volgens een ervaren strijder die al drie decennia lid is van de FARC is het duidelijk: ‘Nu onze wapens zijn verdwenen en we een politieke partij zijn geworden, kunnen we ons toeleggen op een ander doel: de politieke strijd. We gaan onze bestaande structuur niet verliezen. Het enige verschil is dat we kogels voor stembrieven inwisselen.’

De volgende ochtend vertrek ik in alle vroegte terug naar de hoofdstad Bogotá, naar een andere wereld met andere problemen, perspectieven. Twee dagen na mijn vertrek zullen in een nabijgelegen kamp drie ex-strijders van de FARC vermoord worden. Het nieuws zal enkel de lokale media halen. Het illustreert nog maar eens de complexiteit en lokaliteit van het precaire vredesproces. En hoe het geweld jaar na jaar meer triviaal is geworden.

Vandaag lijkt duurzame vrede mogelijk, maar zolang het conflict blijft sluimeren, zal het een verre droom blijven. Een leerkracht in het kamp vat het als volgt samen: ‘We kunnen niet meer thuisblijven en ons verschuilen achter een façade van geweld, nee, we moeten het isolement achter ons laten. We moeten in gesprek durven gaan met onze gemeenschap en elkaar leren begrijpen. Democratie en vrede komt er niet als we afwachten. The revolution is now. It always was.’