Een blanke boer in Zimbabwe: van leven naar overleven

Blog

Een blanke boer in Zimbabwe: van leven naar overleven

Een blanke boer in Zimbabwe: van leven naar overleven
Een blanke boer in Zimbabwe: van leven naar overleven

Het is 1955 en Colin is onderweg van zijn thuisland Engeland naar Australië. Samen met vele andere Britten in de naoorlogse periode is hij van plan er fortuin te maken. Hij besluit echter even halt te houden in Zimbabwe, toen nog deel van Rhodesië. Colin haalde eindbestemming Australië nooit.

In januari 2016 ontmoet ik Colin en zijn vrouw Anne Randell op hun boerderij in Bulawayo, hartje platteland van Zimbabwe. Colin en Anne, beiden intussen diep in de tachtig, genieten van de rode avondzon op hun terras van waar ze de aanpalende velden, de kleine lagergelegen rivier en de heuvels overschouwen. Met oplichtende ogen vertelt Colin het verhaal van zijn boerderij, zijn leven.

Hij behoort tot de laatste actieve blanke boeren in Zimbabwe. Het is het verhaal van een ondernemer, een leven met ups en downs, maar bovenal: het verhaal van een contente mens.

Voorspoed

Toen Colin in ’55 in Zimbabwe voet aan de grond zette, had hij absoluut geen plannen om er te blijven. Maar via kennissen kwam hij terecht in Bulawayo, een voortvarende stad met veel beschikbare landbouwgrond rondom. Die grond kon gekocht worden voor een prikje aan de hoogste bieder. Colin, met zijn ondernemende geest, zag hier wel toekomst in. Hij wandelde langs de rivier die midden door de vlakte ten noorden van Bulawayo-stad loopt, pal voor hem lag een heuvelrug die de vlakte afzoomde en die hij meermaals zou beklimmen in de jaren nadien.

Hij kocht het land langs de rivier met geld dat hij leende van zijn vader. Vanuit Zimbabwe belde hij naar Engeland en ontvouwde zijn plannen om een boerderij in Bulawayo te beginnen. Colin’s vader was niet al te happig op het idee. Afrika, wat heeft een mens daar te zoeken? Uiteindelijk overtuigde Colin zijn vader door hem te beloven dat hij op het nieuw verworven land allereerst een huis zou bouwen voor zijn ouders, voor als ze op bezoek kwamen.

Zo geschiedde. Onmiddellijk na de aankoop pootte Colin een modderhut naast de rivier neer waarin hij en zijn vrouw maanden zouden wonen tot het huis in aanbouw bewoonbaar was. Hij kocht eveneens een aantal runderen en begon, met de hulp van harde werkers uit de lokale gemeenschap en zonder aarzelen, te boeren. Intussen bouwde hij verwoed aan het huis voor zijn ouders. Naast het hoofdgebouw kwam een bijgebouwtje waar Anne en Colin vele jaren zouden wonen. Vervolgens kwamen er stallingen, ruimtes voor de landbouwmachines en een groter huis waarin ze zelf zouden gaan wonen.

De boerderij bleek al gauw heel succesvol door Colins professionele aanpak, zijn goede relaties met het personeel en de lokale gemeenschap. Hun gezin breidde snel uit. Ze kregen in een korte tijdsspanne vier kinderen en ontplooiden hun boerderij verder als een van de grootste melkveeboerderijen uit de regio.

Naar schatting waren 4000 boeren in de regio actief.

Colin kreeg mettertijd steeds meer blanke boeren als buren. De boerengemeenschap werd het hart van de economie, niet alleen in Rhodesië, maar in de hele zuidelijk Afrikaanse regio. Ze zorgden voor een grote tewerkstelling voor de lokale gemeenschap en op het hoogtepunt was Europa hun belangrijkste afzetmarkt van rundvlees. Naar schatting waren 4000 boeren in de regio actief. Het sociale leven draaide op volle toeren en gezinnen breidden snel uit.

De vier kinderen van Anne en Colin groeiden op op de boerderij, reden te paard door de vlakte, hielpen bij het melken van de koeien en speelden op zondagen cricket met de andere families in het ontmoetingscentrum in Bulawayo . Ze vestigden zich met hun partners op het land rondom de boerderij, bouwden hun eigen huizen en werkten hard. Er kwamen kleinkinderen. Twee generaties Randells waren intussen sterk geworteld in de Zimbabwaanse grond.

© Elke Van dermijnsbrugge

v.l.n.r.: Georgie en Tilly (kleindochters), Anne en Colin Randell, Brigitte (dochter), Lucy (kleindochter), Will (schoonzoon)

© Elke Van dermijnsbrugge​

De jacht van Mugabe

In 1980 werd Zimbabwe onafhankelijk en ook de twintig jaar die daarop volgden was Zimbabwe, niet alleen wat economie, maar ook wat onderwijs betreft, een van de meest welvarende landen op het Afrikaanse continent. Colin’s kinderen en hun eerste kleinkinderen liepen school in Zimbabwe en deden nadien hogere studies en Zuid-Afrika en Engeland, maar ze keerden stuk voor stuk, telkens ze de kans hadden, terug naar Zim.

Terwijl hij dit vertelt, glimlacht Colin. ‘Het was mooi om te zien hoe Zim voor elk van ons thuis was geworden, vooral omdat we hier letterlijk met niets kwamen. Het enige wat ik had gevonden op het land dat ik kocht, was een verbogen en onbruikbaar zaagblad. Elk van mijn kinderen stichtte hier een eigen gezin en woonde in en rond de hoofdboerderij.’

Boerderijen werden platgebrand, oogsten vernield.

Vanaf 2000 ging het echter bergaf met de economie en het onderwijs, grotendeels door toedoen van Robert Mugabe, die ook vandaag het land nog steeds als een dictator bestuurt. In diezelfde periode startte hij een gruwelijke kruistocht tegen de blanke boeren. Hij beschouwde hen als de oorzaak van alle kwaad en wilde wraak nemen voor de vele jaren van Brits kolonialisme.

De boeren die tot dan altijd het hart van de economie hadden gevormd, werden in guerrilla-stijl uit hun huizen en van hun land verjaagd. Boerderijen werden platgebrand, oogsten vernield. Talloze families sloegen op de vlucht omdat ze hun eigen woonst niet meer in konden. Naar Zuid-Afrika, Australië of Engeland trokken ze, maar in vele gevallen slechts met een fractie van de middelen die ze in de vele jaren van hard werk hadden verdiend.

Mugabe gaf grond en huizen weg aan ‘vrienden’, figuren die allesbehalve wisten hoe een boerderij te runnen. De lokale bevolking verloor jobs, de boeren die nog niet waren verjaagd, leefden in constante angst. Vanaf 2000 viel de export, samen met de economie, stil. De families die nog overbleven, plaatsten grote omheiningen onder stroom rondom hun land in de hoop plunderaars buiten te houden.

‘Ik heb nooit omheiningen gezet, ook niet in de jaren van de vervolging. Stuk voor stuk zag ik mijn buren verdwijnen. Hun velden overwoekerden en de ‘nieuwe bewoners’, als die er al waren, hadden geen enkele interesse in de boerderij. Ik bleef verder werken, met hetzelfde personeel, met de moed der wanhoop en wachtte op de dag dat Mugabe’s militie voor de deur zou staan. Waarom zijn ze nooit gekomen? Ik weet het niet. Misschien omdat we een melkveeboerderij zijn en de oorspronkelijke bevolking van Zim hiermee geen ervaring heeft. Misschien omdat ik onverstoorbaar lijk? Geen idee. Ik denk dat we simpelweg geluk hebben gehad.’

Vandaag zijn er nog slecht een 200-tal actieve boeren in Zimbabwe, Colin is er een van. Hij gaat zelf het veld niet meer op, gezien zijn leeftijd, maar hij communiceert nog steeds nauw met het personeel en staat zijn oudste zoon, die het management heeft overgenomen, met raad bij.

Vrije vogel

Op dit moment is er van een actieve boerenvervolging geen sprake, maar de economie ligt op apegapen en de infrastructuur teert weg. Een rit doorheen de regio toont een schrijnend beeld van verval: velden zonder begroeiing, leegstaande boerderijen, wegen in slechte staat, loslopend vee en elke paar kilometer politiecontrole.

Alle dertien kleinkinderen wonen en studeren of werken op dit moment in het buitenland. Colin schudt er meewarig het hoofd bij. Er is nu geen toekomst voor hen in Zim. Mijn eigen kinderen zijn nog steeds hier en dat maakt me erg gelukkig, maar ik weet dat, zolang de politieke en economische situatie in dit land niet verandert, de nieuwe generatie hun geluk elders moet zoeken.

Dit land heeft zoveel te bieden en hier ligt het hart van onze familie.

‘Het ontgoochelt me meer dan dat het me kwaad maakt’, zucht Colin. ‘Dit land heeft zoveel te bieden en hier ligt het hart van onze familie. Ik ben blij dat ik hier nog steeds ben, dat ik ’s avonds in de tuin kan zitten en de dieren kan zien grazen op het land. Anne en ik en met ons de hele familie zijn voor altijd verbonden met Zim.’

Terwijl Colin met de verrekijker naar vogels tuurt, komt Lucy, de huishoudster die al meer dan dertig jaar aan de zijde van Anne en Colin werkt, aan met thee en koekjes.

Tea, Madam?’, vraagt ze. ‘Yes, please!’, antwoord ik.

Colin stopt de verrekijker in mijn handen en zegt: ‘Look! A grey headed bush shrike! Can you see the green, yellow-brown and grey? Such a beautiful bird!’