De Colombiaanse regering en de Farc-rebellen beloven tegen 23 maart hun vredesonderhandelingen af te ronden. Na meer dan een halve eeuw gewapend conflict zou dat een nieuw begin moeten zijn voor het land. Al moeten al die broze afspraken dan nog wel waargemaakt worden.
De Colombiaanse regering en de Farc-rebellen beloven tegen 23 maart hun vredesonderhandelingen af te ronden.
Lees ook: Drie bedreigingen voor vrede in Colombia
Na meer dan een halve eeuw gewapend conflict zou dat een nieuw begin moeten zijn voor het land. Al moeten al die broze afspraken dan nog wel waargemaakt worden.
‘Het vredesproces kan gevaarlijk zijn’, zegt Deyanira Gonzalias, een Afro-Colombiaanse activiste. ‘Het probleem is dat de sociale organisaties niet mee aan tafel zitten, terwijl de vrede toch opgebouwd wordt van onderop.’ Marcela, lid van een advocatencollectief dat sociale organisaties begeleidt bij de afspraken van het vredesproces, ziet het anders: ‘De grootste bedreiging voor dit vredesproces zijn de strategische projecten die de regering over het hele land wil opzetten. Maar om dat te kunnen doen, wil ze de toegang tot grondbezit voor multinationals zo vlot mogelijk laten verlopen.’
Toch gelooft Marcela dat deze onderhandelingen een historische kans zijn, ‘die we met beide handen moeten grijpen’. Het gesprek vond plaats op 9 februari, in Brussel, op de persconferentie waarop Broederlijk Delen zijn campagne lanceerde over de impact van het economische model in Colombia op mens en milieu. Iedereen heeft een eigen mening over de vrede, maar waar komt het geweld vandaan?
Van het maquis naar de onderhandelingstafel
La Violencia, het Geweld. In de Colombiaanse geschiedenis verwijst die term naar de burgeroorlog van 1948-1958 tussen Liberalen en Conservatieven. Die oorlog werd toen beslecht met de afspraak om beurtelings de macht te hebben. Sindsdien probeerden de Farc (de Gewapende Revolutionaire Krachten van Colombia) en een heel aantal andere opstandelingengroepen deze politieke dominantie te doorbreken, tevergeefs. In al die jaren is de vrede nooit teruggekeerd.
Sinds 1958 heeft de gewapende strijd 220.000 mensen het leven gekost en tot zes miljoen interne vluchtelingen geleid – Colombia is na Syrië het land met het hoogste aantal interne vluchtelingen. Het overgrote deel van de Colombianen snakt naar vrede en vindt dat het tijd is om de kalasjnikovs op te bergen. Ook president Juan Manuel Santos is die mening toegedaan, in tegenstelling tot zijn voorganger Álvaro Uribe (2002-2010). Die weigerde principieel om Farc-rebellen – in zijn ogen zuivere terroristen en drugshandelaars – als gesprekspartner te erkennen. Santos slaat een andere toon aan en zette de deur op een kier.
De laatste twee thema’s waar momenteel over onderhandeld wordt, zijn het neerleggen van de wapens en het organiseren van een referendum.
De streng militaristische aanpak van president Uribe bracht de Farc wel zware klappen toe. Belangrijke kopstukken werden geliquideerd en Uribe’s politiek van Nationale Veiligheid, met massale inzet van het leger, reduceerde de Farc tussen 2000 en 2012 tot zo’n 7000 man, een derde van de eerdere sterkte.
Een reden dus om het over een andere boeg te gooien, te meer omdat elders in Latijns-Amerika guerrillagroeperingen al twee decennia eerder de wapens neerlegden en Uruguay, Ecuador, Bolivia en Venezuela aantoonden dat het ook mogelijk is om langs democratische weg een sociaal georiënteerde regering aan de macht te brengen.
Sinds 2012 zitten de twee partijen aan de onderhandelingstafel. Hoofdonderhandelaar voor de regering is Humberto de la Calle (gewezen vice-president onder Ernesto Samper, president van 1994-1998). Voor de Farc leidt Luciano Marín Arango, alias Iván Márquez, een doorgewinterde rebel met ook ervaring in politieke participatie, de besprekingen. Maar ook Rodrigo Londoño, alias Timochenko en opperste leider sinds de dood van Manuel Marulanda, is nauw betrokken bij het proces.
De meeste thema’s zijn inmiddels de revue gepasseerd: er is een deelakkoord over hervormingen van het platteland en het toewijzen van grond en over politieke participatie voor de rebellen zodra ze de wapens neerleggen. Over illegale teelten en de economische alternatieven voor de boeren. Een van de delicaatste thema’s is intussen ook afgerond: dat over de strafmaat voor de schuldigen en het berechten van de verantwoordelijken. Er zijn gulle afspraken gemaakt voor amnestie – behalve voor wat echt onder de categorie van misdaden tegen de menselijkheid valt, zoals massamoorden. Er zal ook een speciaal tribunaal worden opgericht voor de oorlogsmisdrijven en een waarheidscommissie om feiten uit het jarenlange conflict op te helderen en te analyseren.
De laatste twee thema’s waar momenteel over onderhandeld wordt, zijn het neerleggen van de wapens en het afronden en organiseren van een referendum waarin de Colombianen zich kunnen uitspreken voor of tegen dit vredesakkoord.
Voormalige rebellen in een rehabilitatiecentrum voor ontwapende strijders in Medellin, Colombia, in februari 2016.
© Reuters/Fredy Builes
Samenleven met de vijand
Hoewel de overgrote meerderheid van de Colombianen achter de onderhandelingen staat en wil dat de ondertekening er komt, is er ook heel wat bezorgdheid over hoe een en ander in de praktijk gaat uitpakken. Human Rights Watch (HRW) bijvoorbeeld maakt zich zorgen over de ruime amnestie die toegekend zal worden. Volgens José Miguel Vivanco, directeur van HRW voor de Amerika’s, wordt met de amnestie een streep getrokken door erkenning en gerechtigheid voor duizenden slachtoffers van gruwelijke misdrijven. Hij looft de vernieuwende mechanismen voor berechting en de oprichting van een speciaal tribunaal, maar vreest dat kopstukken met een zware verantwoordelijkheid zullen ontkomen.
Ook de inheemse en de Afro-Colombiaanse gemeenschappen kijken de post-conflictperiode met angst tegemoet. Zij zullen een deel van hun territoria moeten openstellen voor opstandelingen die geïntegreerd moeten worden en ergens een plaats moeten krijgen. Volgens de Colombiaanse grondwet en ook volgens Conventie 169 van de IAO genieten de territoria van deze etnische minderheden speciale bescherming, maar de rebellen zijn daar al jaren aanwezig.
Ze hebben er vreselijke massamoorden gepleegd en nu zullen deze inwoners moeten inleveren om hun territoria te delen met de opstandelingen. Dat is zo overeengekomen door de onderhandelende partijen, maar zonder inspraak van de betrokken gemeenschappen.
Deyanira Gonzalias is van zo’n Afro-Colombiaanse gemeenschap in de Cauca en is een van de leidende figuren van de ngo UOAFROC, die met steun van Broederlijk Delen werkt aan bewustwording over de rechten van de inheemsen en de zwarten. Hun gemeenschappen hebben in het verleden zwaar te lijden gehad. Mensen werden van hun grond verdreven met intimidaties en doodsbedreigingen of werden gewoon uitgemoord. Gonzalias staat erg kritisch tegenover het vredesproces: ‘Al het geweld dat ons wordt aangedaan is het gevolg van dit regeerbeleid. Hoe kunnen wij vertrouwen hebben in deze regering als een partner die het voor ons zal opnemen? Dat heeft ze nooit gedaan. Echte en duurzame vrede is pas mogelijk als die van onderop concreet wordt opgebouwd.’
Voor de Farc leidt Luciano Marín Arango (rechts), alias Iván Márquez, een doorgewinterde rebel met ook ervaring in politieke participatie, de besprekingen.
Globovisión (CC BY-NC 2.0)
Model van uitbuiting
De bodemkwestie is hét grote struikelblok. De wortels van dit decennia oude onflict liggen precies in de extreem ongelijke verdeling van het land. Diego Pérez van de Colombiaanse ngo Pas (Pensamiento y Acción Social) volgt de onderhandelingen van nabij. In een interview met MO* zegt hij: ‘Men erkent dat de landkwestie de kern van het gewapend conflict is, men erkent ook dat men al de landloze boeren land moet toewijzen. Hetzelfde document stelt echter dat men de privé-eigendom zal respecteren. De grote grootgrondbezitters die hun eigendom rechtmatig verwierven, zal men niet lastigvallen. Land dat is verworven door boeren te verdrijven of via drugshandel kan de staat onteigenen en nadien aan landloze boeren geven. Aan de historisch scheefgetrokken verhoudingen wordt dus in wezen niet getornd en dat is zorgwekkend. Alleen de braakliggende gronden die eigendom zijn van de staat komen in aanmerking voor landhervorming, maar dat is te weinig om alle slachtoffers tegemoet te komen.’
‘Men erkent dat de landkwestie de kern van het gewapend conflict is.’
Er is nog een ander dilemma in de onderhandelingen. Van begin af aan heeft president Santos gesteld dat het economisch model zelf niet ter discussie staat. Dat model is gebaseerd op “extractivisme”, het massaal ontginnen van natuurlijke rijkdommen zoals mineralen en de aanwezige biodiversiteit. Diego Pérez: ‘Er worden volop contracten getekend met olie- en energiemultinationals, mijnbouwbedrijven en de agro-industrie en dat is de grote kritiek die Santos vandaag krijgt.’
Het Nationaal Ontwikkelingsplan 2014-2018 wijst 516 Strategische Mijnbouwzones aan, die een vijfde van het grondgebied omvatten. Tijdens de regeerperiode van Álvaro Uribe (2002-2010) groeide de toegekende oppervlakte voor mijnbouw met een factor acht en de huidige president Santos zet dit beleid voort.
Al die ontginningsijver heeft echter een hoge sociale en ecologische kostprijs. 80 procent van de mensenrechtenschendingen en 87 procent van alle gevallen van gedwongen verhuizing vinden vandaag plaats in gemeenten met mijnbouw- en energieprojecten. 90 procent van de schendingen van de rechten van de inheemsen en de Afro-Colombiaanse bevolking doet zich voor in zones waar de traditionele landbouw en visvangst vervangen zijn door goud- en petroleumwinning. Diego Pérez: ‘Die bedrijven hebben vaak privébeveiliging die bestaat uit vroegere paramilitairen of gewezen militairen. Sommige studies wijzen uit dat veel paramilitairen verwikkeld zijn in die mijnbouw. Zij hebben ook hun eigen gewapende structuren, ze opereren alleen onder andere namen. Hun aanwezigheid leidt vandaag tot nieuwe conflicten.’
Van begin af aan heeft president Santos gesteld dat het economisch model zelf niet ter discussie staat.
Center for American Progress (CC BY-NC 2.0)
Een gemiste kans?
Volgens sommigen is het feit dat de paramilitairen niet mee aan de onderhandelingstafel zitten daarom een grote lacune in het hele proces. Zij zijn immers verantwoordelijk voor een groot deel van de mensenrechtenschendingen in het verleden en verweven met het Colombiaanse staatsapparaat.
Formeel heet het dat zij hun proces van ontwapening al gehad hebben onder de regering-Uribe. Die heeft toen in de zogenaamde Gesprekken van Ralito (2002-2005) de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC – de Verenigde Zelfverdedigingsgroepen van Colombia) ertoe gebracht te ontwapenen. 31.671 leden hebben toen naar verluidt de wapens neergelegd, maar op dat proces is heel wat kritiek geweest. Het zou louter een dekmantel geweest zijn om kopstukken amnestie te verlenen. Vandaag duiken paramilitairen opnieuw op, met andere namen, in andere sectoren, in nieuwe formaties, maar het fenomeen op zich is niet weg.
‘De huidige situatie is waanzinnig: Colombia is een ontzettend rijk land, maar we voeren een groot deel van ons voedsel in, zelfs rijst. Zoiets kan een vredesakkoord doen mislukken.’
Een andere lacune is de afwezigheid van de civiele samenleving aan de onderhandelingstafel. Deyanira Gonzalias noemt dat onbegrijpelijk. Diego Pérez relativeert die afwezigheid: ‘De civiele samenleving is op drie manieren toch betrokken: er is een website waarop burgers en organisaties documenten en voorstellen kunnen inzenden en in Havana is er een team dat die voorstellen ontvangt en bestudeert. Daarnaast worden er in Colombia maatschappelijke fora gehouden over de thema’s die aan de onderhandelingstafel besproken worden. VN-instanties organiseren de fora, maken er verslagen van op en bezorgen die aan de onderhandelaars. Voorts kan elk van beide partijen aan de onderhandelingstafel politieke of sociale leiders of slachtoffers uitnodigen voor een hoorzitting.’ En naar verluidt hebben die getuigenissen het proces van de onderhandelingen en de deelbesluiten inderdaad beïnvloed.
En dan is er nog die andere rebellengroep, het ELN. Zij nemen niet deel aan de vredesgesprekken, al is er ook met hen een onderhandelingsagenda in de maak. Diego Pérez: ‘Er moeten nog drie struikelblokken worden weggewerkt. Eén: de plaats van die onderhandelingen – het ELN wil dat dat Venezuela zou zijn, maar de regering vindt dat daar de nodige stabiele condities niet gegarandeerd kunnen worden. Het ELN wil ook dat van begin af aan de civiele samenleving mee aan tafel zit. Het derde en moeilijkste discussiepunt is dat het ELN wil dat ook het thema van de mijnbouw en het economisch ontwikkelingsmodel mee op de agenda komt.’
De grote vrees is dat, als er in maart een akkoord wordt getekend met de Farc, ex-Farc-rebellen die de strijd niet willen opgeven overstappen naar het ELN. Om dat te voorkomen, zouden er beslist formele gesprekken geopend moeten worden voor het vredesakkoord tussen de Farc en de regering rond is.
Hoe belangrijk zo’n vredesakkoord ook is, het is niet meer dan het begin van een nieuw delicaat en moeilijk parcours dat dan opdaagt: het opbouwen van een duurzame vrede. Diego Pérez: ‘Het zou een gemiste kans zijn als we de uitvoering van die vredesakkoorden niet gepaard lieten gaan met grondige veranderingen in het economisch model. De huidige situatie is waanzinnig: Colombia is een ontzettend rijk land, met verschillende microklimaten en een vruchtbare bodem, maar op dit ogenblik voeren we een groot deel van ons voedsel in, zelfs rijst. Die onderliggende structuren kunnen een vredesakkoord doen mislukken.’
Dit artikel werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Voor slechts €20 kan u hier een jaarabonnement nemen!