7 vaststellingen over de kwetsbare kracht van (Antwerpse) Afghanen
Afghanen zijn sterker dan Belgen, omdat ze moeten
Meer dan veertig jaar oorlog en geweld dreven miljoenen Afghanen op de vlucht. Duizenden van hen kwamen in België terecht. Die bijzondere groep nieuwkomers bleef lang zonder gezicht. MO*journalist Gie Goris zocht hen in Antwerpen op om te luisteren naar hun verhalen, nachtmerries en dromen.
Er zijn nogal wat Antwerpse Afghanen die zich zorgen maken over de invloed van die conservatieve vormen van geloof in België.
© Hussainy Qudratullah
De Taliban verdwenen in 2001 en staan er vandaag opnieuw in Afghanistan, machtiger dan ooit. De Afghanen betalen de echte prijs van de buitenlandse interventies en van een oorlog die al meer dan veertig jaar bezig is. Maar wie hen slachtoffers noemt, heeft niet goed geluisterd. MO*journalist Gie Goris ging in Antwerpen vele gesprekken aan met de Afghaanse gemeenschap, dit zijn zijn vaststellingen.
‘Afghanistan geeft zich pas bloot door intimiteit. En intimiteit kost tijd’, schreef de Amerikaanse journaliste-activiste Sarah Chayes al in 2006 in haar boek De terugkeer van de chaos. Afghanistan van binnenuit_._
Ze heeft gelijk. Niet alleen de ingewikkelde machtsverhoudingen in het etnisch diverse land geven zich maar moeizaam prijs. Ook de levens en gedachten van de Afghanen zelf worden je bij wijze van begroeting allerminst voor de voeten gegooid.
Wie iets over Afghanistan of Afghanen wil vertellen moet vooral eerst luisteren en beseffen dat de echte woorden pas komen als er vertrouwen is. Voor de waarheid is nog iets meer nodig: tijd, en uiteindelijk een soort intimiteit die past bij een land en een volk dat van afstand houdt.
De simplismen die halfweg augustus weer opgediept werden toen de Taliban Kaboel binnenreden tonen hoe moeilijk wij het hebben om te luisteren en te begrijpen. Toen ik begin dit jaar het verhaal van Afghanen in Antwerpen wou optekenen, nam ik wel de tijd.
Bijna dertig lange interviews, gespreid over verschillende maanden. De pandemie zorgde ervoor dat ik geen echte reportages kon schrijven, maar dat nadeel bleek een groot voordeel. Zo had ik de tijd om uit de tientallen levensverhalen zowel de terugkerende thema’s als de grote verschillen en de individuele veerkracht te puren.
Elke Afghaan is een boek, zette ik boven een serie portretten. Ik mocht me gelukkig prijzen er veel te mogen lezen. Mijn leven werd een bibliotheek rijker. Wie de verschillende artikels wil nalezen, vindt ze hier. Hieronder vat ik mijn conclusies samen.
Eerste vaststelling: buitenaards
De vaak jonge levens waarin ik meegenomen werd, zijn bijna onwerkelijk voor iemand die in de relatieve zekerheid van een goed functionerend land opgroeide. Ik ben geen product van wat vandaag de witte middenklasse heet.
Mijn vader was mijnwerker, tot hij op zijn vijfenveertigste van dat vuile werk zo ziek werd dat hij veel te vroeg met pensioen moest. Maar de sociale zekerheid en de welvaartsstaat van de naoorlogse jaren, samen met de koppige overtuiging van mijn ouders dat studeren belangrijk was, maakten het zelfs voor mij mogelijk om een universitair diploma te behalen.
Die ervaring maakt het extra moeilijk om ten volle te begrijpen wat het betekent om als dertienjarige het huis te verlaten en in een ander land zestien uur per dag te werken om het gezinsinkomen bij elkaar te krijgen. Of om te beseffen welke angsten je doorstaat, welke kwetsuren je oploopt als je, overgeleverd aan mensensmokkelaars, de overtocht moet maken als minderjarige.
Heel vaak kwam ik terug van een dagje interviewen met het gevoel dat ik met extraterrestrials gepraat had. Jongens die het onmogelijke gedaan hadden op een leeftijd die mijn kleinkinderen nu hebben, en die er in enkele jaren toch in slaagden om tijd te recupereren en hun weg te vinden in deze onbekende wereld.
De succesverhalen waren vaak al even onwerkelijk als de gruwelverhalen. In een wereld die in toenemende mate lijkt te draaien rond gekwetste gevoelens en collectieve trauma’s, slagen heel veel Afghaanse jongeren erin hun plek in de samenleving te vinden en te veroveren. Al gaat dat uiteraard niet voor iedereen op.
Mijn journalistieke werk gaf me vroeger al de kans om de gruwel en de verwoesting van de nu al meer dan veertigjarige oorlog in Afghanistan te begrijpen. Tientallen interviews en verschillende reportagereizen in Kaboel, Kandahar, Jalalabad en Kunduz leerden me dat de propagandaverhalen van de regering, de Taliban of de NAVO geen recht doen aan wat gewone Afghanen doormaken.
Mijn Antwerpse interviews leerden me nu dat hetzelfde geldt voor de vluchtervaring van iedereen die uit oorlogsgebied naar Europa trekt uit levensbehoud, vanwege reële of gevreesde vervolging of om voor de achtergebleven familie te zorgen. Al die motieven zijn met elkaar vervlochten. Alleen in de hoofden van westerse politici en administraties zijn ze netjes te scheiden en te onderscheiden.
Tweede vaststelling: eerste generatie
De Afghaanse aanwezigheid nam de voorbije jaren zienderogen toe. Dat plaatst beleidsmakers voor een lastig probleem. Steeds meer politici gaan er immers van uit dat de aanpak van migratie vandaag helemaal anders moet dan in de jaren 1960, toen eerstegeneratiemigranten uit Turkije en Marokko toekwamen.
Vandaag is het adagium: onze steden zijn superdivers en een individuele aanpak is beter dan een gemeenschapsgerichte. Maar de Afghanen vormen een nieuwe eerstegeneratiegemeenschap, ook al wijzen velen van hen er meteen op dat de onderlinge verscheidenheid het moeilijk maakt om van een gemeenschap te praten. Dat zorgt er zeker voor dat je niet met één vertegenwoordiger kan onderhandelen. Tegelijk is het meer een gemeenschap dan velen zouden willen: jongeren vrezen de roddels van de ouderen, de sociale controle werkt, iedereen kent iedereen.
Een van de kenmerken van eerstegeneratiemigranten is dat ze héél goed weten wat het verschil is tussen de uitzichtloosheid en het geweld dat ze ontvluchtten en de rechtsstaat waarin ze een nieuw leven opbouwen. Dat besef toont zich in het doorzettingsvermogen dat hen doet uitstijgen boven trauma’s en drempels, maar ook in de dankbaarheid tegenover de Belgische samenleving die kansen en vooral veiligheid biedt.
De Afghanen weten dat je van beloftes geen pulao kan koken: daarvoor heb je rijst, rozijnen, kip en groenten nodig.
Ik heb mezelf meer dan eens moeten bedwingen om hen te waarschuwen dat net die dankbaarheid door politici gebruikt kan worden om hen, als nieuwkomers, af te zetten tegen de jongeren van de derde generatie. Voor die generatie is gelijkwaardigheid een geboorterecht dat onthouden wordt in een samenleving waarin generatiearmoede, ongelijkheid en racisme dagelijkse kost zijn.
Sommige reacties die ik hoor of lees bevestigen hoe groot dat risico is. Wie vandaag echter vindt dat Afghanen voorbeeldige nieuwkomers zijn, dreigt te vergeten dat er toekomstige generaties aankomen die ook zullen eisen dat ze als gewone Belgen, Vlamingen of Antwerpenaars behandeld worden. Zonder daar dankbaarder voor te moeten zijn dan pakweg Bart of Hilde.
Antwerpen is in die zin extra bijzonder, omdat de aanwezigheid van nu al meer dan 8000 Afghanen ervoor zorgt dat er nog meer naar de grootstad komen. Ze wonen vooral in Antwerpen-Noord, Linkeroever en Kiel, maar bouwen ook “kernen” uit in Merksem, Deurne of verder, op de “Parking”. Volgens Statbel, het Belgische statistiekbureau, woonden er begin 2020 2194 Afghanen in Gent, slechts 123 in Mechelen en 414 in Leuven. Brussel-Stad (postnummer 1000) telt 728 Afghaanse inwoners.
Met andere woorden: de vaststellingen over de Afghaanse gemeenschap in Antwerpen gelden misschien anders, minder of helemaal niet voor wie in Geel of Loppem woont. Maar Antwerpen kan niet doen alsof er geen nieuwe groep inwoners bijkwam met een heel bijzondere achtergrond.
Toch wordt deze realiteit vooralsnog erg weinig erkend. De bevoegde schepenen Karim Bachar en Tom Meeuws beloofden tijdens een ontmoeting met vijftien van mijn gesprekspartners dat daar weliswaar verandering in zou komen. Alleen weten de Afghanen dat je van beloftes geen pulao kan koken: daarvoor heb je rijst, rozijnen, kip en groenten nodig.
Derde vaststelling: begeleiding en talent
Zeker de niet-begeleide minderjarigen hebben behoefte aan veel meer en betere begeleiding. De bestaande opvang is ontoereikend voor de specifieke behoeften van een groep jongeren die al op heel jonge leeftijd een verantwoordelijkheid moesten opnemen en dus volwassen zijn voordat Belgische jongeren nog maar aan de adolescentie beginnen.
Van die jongeren is een meerderheid ook nauwelijks geschoold en opgegroeid in het geïsoleerde landelijke Afghanistan. Zij ontberen dus de instrumenten om in een complexe kennismaatschappij hun weg te vinden.
Alles moet gemanaged, geprivatiseerd en gemeten worden. Ook al is dat een kader waarin de kwetsbare kracht van Afghaanse jongeren niet past, of erger: hopeloos verloren gaat.
De ene na de andere gesprekspartner waarschuwde me dat de ontoereikende begeleiding van vandaag de stad en de samenleving zuur kan opbreken. Dat is geen chantage, maar een doorleefde vrees.
Alleen botst de terechte vraag van de Afghanen met de uitgesproken ideologie van het moment. Daarin is geen plaats voor trage en laagdrempelige begeleiding. Alles moet gemanaged, geprivatiseerd en gemeten worden. Ook al is dat een kader waarin de kwetsbare kracht van Afghaanse jongeren niet past, of erger: hopeloos verloren gaat.
Het straffe is dat heel wat Afghaanse jongeren zich bekwaamd hebben tot goede coaches, begeleiders en maatschappelijk werkers. Een stad die toekomstgericht denkt, zou zelfs niet moeten zoeken naar goede medewerkers. Ze bestaan, ze zijn mondig en willen niet liever dan zich inzetten voor de kansen van andere Afghanen, andere migranten en de samenleving als geheel.
Vierde vaststelling: de toekomst is vrouwelijk
De grootste gruwel in de migratieverhalen vinden we terug bij jongens. Als er al meisjes zijn die de overtocht via mensensmokkelaars gemaakt hebben in plaats van langs de weg van gezinshereniging, dan waren ze bijna altijd vergezeld van hun gezin of een ouder. Maar voor meisjes is het dan weer ingewikkelder om een eigen weg te banen door hun land van aankomst.
In conservatieve gezinnen is er al een probleem voor moeders die alleen de straat op willen om te winkelen of de kinderen naar school te brengen. En zelfs in gezinnen waar de gelijkheid van man en vrouw niet ter discussie staat wordt toegezien op de goede naam van de meisjes, want daarvan hangen zowel de familie-eer als de toekomstige huwelijksmogelijkheden af. Wat betekent dat ze niet zonder meer op jeugdkamp kunnen of een avondje kunnen gaan stappen met vrienden of vriendinnen, laat staan dat ze zelfstandig gaan wonen.
Toch stel ik vast dat er een generatie Afghaanse vrouwen aankomt die hooggeschoold, ambitieus en zelfbewust is. Dat is goed nieuws voor de stad en het land, maar ook voor de “Afghaanse gemeenschap”, al zal het voor veel mannen best moeilijk zijn. Want de rolverdeling tussen de genders is heel diep ingesleten in de culturele gewoontes, waarden en overtuigingen van Afghanen. Al generaties lang.
© Hussainy Qudratullah
Vijfde vaststelling: de erfenis
Vrijwel iedereen die ik sprak is erg gehecht aan de Afghaanse culturele erfenis. Dat betekent niet dat het verleden in een pakje is meegekomen om aan de Scheldeoever uitgepakt te worden. Velen beseffen dat het Afghaanse verleden onder andere ook tot veertig jaar oorlog geleid heeft. Ze worstelen dus met die Afghaanse identiteit en tradities. Dat geldt ook voor de genderrollen en de geloofspraktijken.
Toch is de vaststelling telkens weer: je bent Afghaan en daar ontkom je niet aan. Sterker nog, ook wie zich jarenlang schaamde om het land, het conflict en de reactionaire tradities waar hij vandaan kwam, gaat op een bepaald moment toch die Afghaanse erfenis omarmen.
Ook dat is van belang voor al wie beleid voert in de hedendaagse superdiverse stad: mensen zijn veelgelaagde wezens. En wie hoopt dat een enthousiaste inburgering in Antwerpen afrekent met het belang van het land van herkomst of met tradities en overgeleverde waarden doet aan zelfbegoocheling.
Er is nood aan bijzondere aandacht voor zowel etniciteit als religie. Afghanistan kent heel wat etnische groepen, maar ook een taalkloof die wel wat gelijkenissen vertoont met de Belgische geschiedenis.
De meerderheidstaal is Pasjtoe en de heersers van Afghanistan waren eeuwenlang Pasjtoenen. Toch was Dari de taal van kennis en bestuur. De etnische verscheidenheid heeft regionale klemtonen, maar is niet echt scherp af te lijnen. Ze heeft in de geschiedenis van het land zelden tot echte conflicten geleid, maar dat kwam vooral door de afstand die bewaard werd.
In het hedendaagse Afghanistan, zeker sinds de overwegend Pasjtoense Taliban in de jaren 1990 hun streng conservatieve en tribale versie van de sharia oplegden aan het hele land, bestaat dat conflict wel. Sinds de nieuwe machtsovername in augustus 2021 komen die tegenstellingen opnieuw bovendrijven.
Afghanen vragen weinig, maar verdienen veel meer aandacht, steun en perspectief dan ze krijgen.
In Antwerpen, zo vertelt men mij, is het conflict vrijwel afwezig. Alleen mensen met een Hazara-achtergrond zijn daar niet zo zeker van: zij delen al decennia in de klappen, omdat ze zichtbaar anders zijn en bovendien eerder sjiitisch zijn, terwijl de grote meerderheid van de Afghanen overtuigde soennieten zijn. Ze botsen ook in België op de vooroordelen en discriminatie die andere Afghanen tegenover hen hanteren.
In Europa heerst de overtuiging dat traditionele Afghaanse gelovigen hetzelfde fundamentalisme of dezelfde politieke islam belijden als Al-Qaeda of IS. Dat klopt niet. De Afghaanse islam is traditioneel op een dorpse manier, meer cultureel dan ideologisch. De Taliban hebben dat traditionele geloof hervormd vanuit de ervaring van de vluchtelingenkampen en de invloed van door Saoedi’s gefinancierde madrassa’s. En IS-Khorasan (lokale tak van terreurgroep IS, red.) wil helemaal af van de culturele islam die de grote meerderheid van Afghanen zo dierbaar is.
Er zijn nogal wat Antwerpse Afghanen die zich zorgen maken over de invloed van die conservatieve vormen van geloof in België. Dit voorjaar vielen bij een aanslag op een meisjesschool in de door Hazara’s bewoonde wijk Dasht-e-Barchi in Kaboel meer dan 150 slachtoffers, onder wie 58 doden. Naar aanleiding daarvan belde een van mijn gesprekspartners me op om te waarschuwen dat religieuze fanatici overal een rondwandelend gevaar vormden, ook in Antwerpen.
Een andere gesprekspartner beklemtoonde dan weer dat repressie en controle het verkeerde antwoord zijn op deze terechte zorg. Hij gelooft meer in begeleiding, kansen en de vrijheid van godsdienst. Want uiteindelijk zijn het vooral de jongens die verdwalen in de stad die het meest kwetsbaar zijn voor de aantrekkingskracht van een geloof dat een antwoord belooft op alle vragen.
Zesde vaststelling: principieel en flexibel
Afghanen moeten zich niet zo makkelijk op sleeptouw laten nemen. Dat was een van de conclusies van een gesprek met zeven hooggeschoolde Afghanen. Op mijn vraag hadden ze Het Dwaallicht van Willem Elsschot gelezen.
De Afghanen zijn gekomen om te blijven en ze worden in sneltempo volwaardige Belgen, Vlamingen, Antwerpenaren.
Tijdens die uitwisseling bleek ook dat Afghanen in wezen pragmatische overlevers zijn. Ze zijn tegelijk principieel en flexibel, en dat is de uitkomst van een harde geschiedenis, een veeleisende natuurlijke omgeving en onbarmhartige persoonlijke ervaringen.
De drie Afghaanse matrozen die in Elsschots novelle met Laarmans de Antwerpse nacht in trekken zijn in die zin waardige voorlopers van de duizenden vluchtelingen van vandaag. Principieel en gesteld op eer en traditie, maar niet vies van de mogelijkheden die ze zien in een nachtelijke ontmoeting met een mooie Antwerpse vrouw.
Zevende vaststelling: “Yes, more stronger”
Uiteindelijk bevestigen de gesprekken met Afghaanse Antwerpenaren wat ik voordien had vastgesteld in interviews en reportages: Afghanen zijn sterker dan de meeste Belgen, omdat ze moeten. Of omdat wie zwak is veel vroeger sterft.
In Opstandland. De strijd om Afghanistan, Pakistan en Kasjmir, mijn boek uit 2011, schreef ik het zo op:
‘Ze was vijf jaar oud en lachte me toe met een perfecte mix van vriendelijkheid en verlegenheid die al deed vermoeden dat ze over tien jaar haar blik zou neerslaan of verbergen als blijk van verantwoordelijkheid voor de eer van de familie en schaamte over haar ontluikende seksualiteit. Maar op 30 november 2006 huppelde ze nog onbezorgd tussen de plassen die de smeltende sneeuw in haar modderige straat in Pul-i-Charki, op twintig kilometer van Kaboel, achtergelaten had. Toen ik een opmerking maakte over het feit dat ze op blote voeten liep, reageerde mijn vertaler: ‘Yes, more stronger!’ Dat de Afghanen die hun kindertijd overleven sterker zijn dan de gemiddelde Europeaan, dat zal wel. Alleen sterven elf kinderen op honderd bij de geboorte en halen zestien op honderd hun vijfde verjaardag niet. Voor de rurale gebieden liggen die sterftecijfers nog gevoelig hoger.’
Het beleid mag die kracht niet ontkennen en evenmin overschatten. De Afghanen zijn gekomen om te blijven en ze worden in sneltempo volwaardige Belgen, Vlamingen, Antwerpenaren.
Dat betekent ook dat ze hun trauma’s eerder vroeg dan laat recht in de ogen moeten kijken. Ze vragen weinig, maar verdienen veel meer aandacht, steun en perspectief dan ze krijgen. Als sommigen bij nacht en ontij door de stad dwalen: laat hen niet verdwalen.
Het dossier De stad is ook van A. kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos.