Een verhaal van identiteit en globalisering
Van wie zijn de Afrikaanse prints en stoffen?
Weinig zaken lijken zo universeel Afrikaans als de African wax, de alomtegenwoordige stoffen met de typische prints. Maar hoe Afrikaans is dat textiel, met wortels in Java en gecommercialiseerd door Nederlanders? Een intrigerend verhaal waarin commercie, identiteit en globalisering niet meer te scheiden zijn.
Beninse vrouwen gehuld in African wax op een politieke rally in Cotonou (februari 2016). | © Arne Gillis
Enkele momentopnamen uit het leven in Afrika. Een kleermaker in Dakar naait een ensemble voor de aanstaande bruid. Alle bruidsmeisjes krijgen er ook een uit dezelfde lap stof, telkens met een ander ontwerp. In de Beninse grootstad Cotonou flaneren vrouwen in de elegantste gewaden over de boulevards. De mannen van Benin verkiezen doorgaans hun grand boubou , een groot gewaad met wijde mouwen, boven de nochtans hippe jeansbroek-met-hemd. En op 7 april, de Dag van de Mozambikaanse Vrouw, verrast een Mozambikaanse man zijn vrouw liefst met de nieuwste capulana (soort van sarong) met de beeltenis van ’s lands nationale heldin, Josina Machel.
Textiel maakt de mens, en African wax maakt de trotse Afrikaan.
De alomtegenwoordige African wax wordt door Europese ontwerpers op de catwalk gebracht, Afrikaanse topontwerpers schuwen de stof
Sinds enkele jaren zie je de African wax prints ook op de catwalks van Milaan en Parijs. Niet zonder kinderziektes, weliswaar. Stella McCartney stuurde vier modellen, drie witte en één Aziatisch, in Afrikaans motief de catwalk op en er ontstond een internationale polemiek. ‘Culturele toeëigening, modekolonialisme’, klonkt het.
Het is duidelijk waar die reactie vandaan komt: de stoffen en prints worden al zeer lang met het Afrikaanse continent geassocieerd. Critici vonden het ongepast om inspiratie te halen uit de ontwerpen zonder Afrikaanse modellen te gebruiken om de stukken voor te stellen. Ronduit pijnlijk werd het toen de prijs bekend raakte die McCartney vroeg voor haar “originele” werk. Duizenden euro’s, voor ontwerpen waarvan geen hond de oorspronkelijke betekenis nog kende. Geld waar de échte ontwerpers niets van te zien zouden krijgen.
En toch. Bewust of niet, McCartney benaderde met haar keuze voor de witte en Aziatische modellen een zekere historische realiteit. Want wie de geschiedenis van de African wax traceert, ziet dat die reis begint op het Euraziatische continent.
Van Java naar Nederland naar Afrika
Het verhaal van African wax begint meer bepaald in Nederland, jawel. Bijna 175 jaar geleden, in 1846, nam ene Pieter Fentener van Vlissingen daar een textielhanddrukkerij over, dat vandaag gekend is onder de naam Vlisco. Het bedrijf begon de manier te imiteren waarop textiel beschilderd werd in Java, Nederlands Indië.
Door schaalvergroting werd het al snel goedkoper om de Javaanse batik in Nederland te produceren. Dat werd een inslaand succes in de Nederlandse kolonie, het huidige Indonesië.
Javaanse batik wordt door een Nederlands bedrijf ingevoerd in de Nederlandse Goudkust
In de volgende decennia dreigde de combinatie van importheffingen in de kolonie en nieuwe, mechanische druktechnieken Vlisco fataal te worden. Wanhopig begon het bedrijf te zoeken naar nieuwe afzetmarkten voor het product. Die werden bijna per toeval gevonden in een andere Nederlandse kolonie: de fortengordel op de Goudkust, ofwel het hedendaagse Ghana in West-Afrika.
Per toeval? Dat ging zo. In Nederlands-Indië werden geregeld slaven en huurlingen uit West-Afrika ingezet om het koloniale leger te versterken. De mannen waren afkomstig uit de Nederlandse Goudkust. Toen een aantal van hen terugkeerden naar hun moederland, namen ze de batikstoffen van Vlisco mee.
De oorspronkelijk Javaanse ontwerpen vielen in de smaak bij de West-Afrikanen. Dat was deels een kwestie van voorkeur, maar verder was de imitatiebatik vooral goedkoper dan het lokale geproduceerde textiel. De vraag groeide, het aanbod volgde. Vanaf 1876 begon Vlisco op grote schaal zijn imitatiebatik naar de kolonie in West-Afrika uit te voeren. Het duurde niet lang voor de nieuwe, West-Afrikaanse markt de oude afzetmarkt in Java verdrong. Nieuwe commerciële handelsverbindingen tussen Europa en West-Afrika deden de rest.
Tommy Miles (CC BY-SA 2.0)
“Afrikanisering” na de kolonisatie
De oorspronkelijke Javaanse ontwerpen begonnen al snel plaats te ruimen voor ontwerpen naar lokale smaken en gebruiken. Vooral na de onafhankelijkheidsgolf van de jaren zestig groeide overal in Afrika de nood aan een eigen, collectief bewustzijn. De kolonisator had een gat geslagen in het Afrikaanse bewustzijn, en dat moest worden opgevuld, liefst om een gecentraliseerde nationale identiteit breed ingang te doen vinden.
Met alle beschikbare middelen begonnen machthebbers als de Congolese Moboetoe Sese Seko hun nieuwe naties te “afrikaniseren”. Zo schopte de abacost (letterlijk: ‘weg met het kostuum’) het in het toenmalige Zaïre tot nationale klederdracht. Het als westers gepercipieerde kostuum werd simpelweg verboden.
In West-Afrikaanse handelsknooppunten ontstond een lokale elite die fortuin maakte met de invoer van in Europa geproduceerde batiks
De African wax wist mee te surfen op die golf van herwonnen Afrikaans bewustzijn_,_ ondanks de schijnbare paradox dat de stof in eerste instantie gepopulariseerd door het Nederlandse Vlisco, op basis van een Javaans ontwerp. In de loop van enkele jaren veroverde de wax het straatbeeld, van Dakar in West-Afrika tot Mombasa in het oosten.
In West-Afrikaanse handelsknooppunten ontstond een lokale elite die fortuin maakte met de invoer. Lomé, de hoofdstad van Togo, kende bijvoorbeeld de legendarische Nana of Mama Benz: een groepje vrouwen die in de jaren zestig zo rijk werden met de verkoop van textiel dat ze zich konden verplaatsen per Mercedes Benz, of dat toch beweerden.
Her en der ontstonden op het Afrikaanse continent intussen ook nationale bedrijven die lokaal stoffen produceerden. En sinds de eeuwwisseling presenteren ook de Chinezen hun waren – dikwijls erg goedkope kopieën. Het aandeel van Vlisco is de afgelopen decennia teruggedrongen, en inmiddels is er voor elk wat wils, in een even grote variëteit in prijs als in kwaliteit. Maar altijd met motieven, kleuren en boodschappen die aan de lokale vraag beantwoorden.
Authentiek?
Op het eerste gezicht is het overweldigende succes van African wax een opmerkelijke prestatie, omdat het een product met een sterke achtergrond van kolonialisme en globalisering is. Toch hoeft er amper getwijfeld te worden aan het Afrikaanse karakter van de stof: ze is Afrikaans omwille van wat Afrikanen ermee hebben gedaan.
Tegelijk is duidelijk dat het continentale adjectief best tussen haakjes geplaatst wordt. In Côte d’Ivoire mogen de kleuren wat feller en flitsender zijn dan in haar aardsere buurland Burkina Faso. En in Burkina vinden de print Larmes de Sankara [de tranen van Thomas Sankara, de intussen mythische president van Burkina Faso, 1983-1987] gretig aftrek, in Zuid-Afrika gaat de keuze vanzelfsprekend eerder naar de klassieker Mandela’s steps, verwijzend naar het moment dat Nelson Mandela in 1990 de gevangenis verliet.
Een lokaal gebruik of spreekwoord, een belangrijk evenement? Vlisco hoort het van een uitgebreid netwerk marktvrouwen en straatventers
Met de Afrikaanse inkopers als tussenpersonen kreeg de Nederlandse producent belangrijke input over de voorkeuren van de specifieke afzetmarkten. Een lokaal gebruik of spreekwoord, een belangrijk evenement waarop gezinspeeld moet worden? Bij Vlisco weten ze het dankzij een uitgebreid netwerk van marktvrouwen en straatventers onmiddellijk.
Op verschillende plaatsen op het Afrikaanse continent ontstond intussen een nieuw, gerespecteerd beroep: ontwerper van wax_-_patronen. Tot Afrika’s bekendste behoort onder meer de in Timboektoe, Mali geboren Nigerees Alphadi. Hij is trouwens een van de voortrekkers van het debat over herkomst en handel in “Afrikaanse stoffen”. Waarom moeten Europeanen ons kleden, terwijl we kennis, cultuur en katoen genoeg hebben om onze eigen textielnijverheid op te zetten, vraagt hij zich af.
Veel meer dan louter een stof is African wax ook een manier om onderling te boodschappen uit te zenden of te decoderen — een geliefkoosde activiteit die veel meer orale en visuele vaardigheden vereist dan wat Europeanen gewoon zijn.
Bekend zijn de ontwerpen die worden gelanceerd in de aanloop van zowat elke verkiezingscampagne op het continent: het te verkiezen gestelde lichaam prominent en centraal afgebeeld. Wie herinnert zich niet hoe Robert Mugabe, de oude dictator van Zimbabwe zichzelf aan het volk presenteerde in een geel kostuum met een reeks portretten van zichzelf erop? Of nog: wie zich deze zomer dekoloniaal aan de wereld wilt tonen, heeft genoeg aan een mouwloos hemd of een lange rok met de beeltenis van Patrice Lumumba erop.
Mon mari est capable: de man toont zo dat hij financieel solvent is, en bekwaam tussen de lakens
Wie het minder politiek houdt, neemt bijvoorbeeld het legendarische ontwerp Mon mari est capable. De lippen symboliseren de genegenheid en de waarde die een man aan zijn vrouw hecht. De man die het aan zijn vrouw aanbiedt, brengt graag over dat hij financieel solvent is, en bekwaam tussen de lakens.
Of nog zo’n onverwoestbare klassieker: Tu sors, je sors, met vogeltjes die ontsnappen uit een openstaande kooi – inspelend op de gevolgen van huwelijksontrouw, maar ook met de duidelijke boodschap: als jij uithuizig bent, laat ik me ook niet opsluiten. Het ontwerp is razend populair bij pasgetrouwde vrouwen, die door het te dragen een niet-al-te-subtiele waarschuwing overbrengen aan hun kersverse man.
De koekoek laat zijn textiel uitbroeden
In de Vlisco-fabriek in Nederland rolt een steriel nummer van de band. Pas op de markten van Kinshasa en Cotonou krijgen de pagnes hun identiteit. Dat is de kracht van de African wax: een Javaans koekoeksjong, met een Europees bedrijf als vehikel, uitgebroed in een Afrikaanse schoot en nadien in al zijn kleurrijke facetten tot wasdom gekomen.
African wax: een Javaans koekoeksjong, met een Europees bedrijf als vehikel uitgebroed in een Afrikaanse schoot
Net daarom lijkt het irrelevant te beweren dat de stoffen categoriek Europees dan wel Afrikaans zijn. African wax is bij uitstek een product van een reis door de geschiedenis van een globaliserende wereld. Het product is net als taal of cultuur hybride, doordrenkt van zoveel verschillende invloeden.
Die economische métissage belet niet dat de wax bij de Afrikaanse diaspora in Europa steeds meer geldt als een uiting van trots op de Afrikaanse roots_._ Een beetje zoals Vlamingen trots zijn op een Afrikaanse leeuw als “nationaal” symbool, misschien_._ De complexe en gecompliceerde herkomst van symbolen staat in de weg van een eenduidig of zelfs eenzijdig gebruik ervan in het heden.
lydia (CC BY-NC 2.0)
Hedendaagse Afrikaanse grootheden in de mode-industrie krabben zich dan in het haar. Zo bijvoorbeeld de Kameroener Imane Ayissi. In januari 2020 stelde hij als eerste zwarte Afrikaan ooit zijn collectie voor op de elitaire Parijse Haute Couture-catwalk. De topontwerper weigert pertinent gebruik te maken van de African wax die gepopulariseerd werd door het Nederlandse Vlisco. ‘Wie spreekt over Afrikaanse mode, heeft het altijd over wax. Dat is jammer, want het doodt onze eigen Afrikaanse erfenis.’
‘African wax doodt onze eigen Afrikaanse erfenis’
Liever dan dat gebruikt Ayissi traditionele technieken van textielontwerp, die al bestonden lang voor de eerste lading Javaanse imitatiebatik werd gelost op de kade van de toenmalige Goudkust.
Ayissi verkiest bijvoorbeeld kente, een eeuwenoude weeftechniek van de Akan-etnie in het huidige Ghana, of de traditionele _tie-dye-_techniek uit zijn moederland Kameroen. Nieuwe input van oude concepten. De reis gaat door.