Zal Afrika greep krijgen op zijn toekomst?
Afrika, een continent om rekening mee te houden
De Afrikaanse bevolking wordt in de komende decennia zo groot dat het continent, wat er ook gebeurt, zwaarder zal gaan wegen op het wereldgebeuren. De hoop is dat dit vooral om positieve redenen zal zijn.
De mensen in Afrika zijn jong. In de meeste van de 55 landen is zowat de helft jonger dan twintig jaar. Veel van die 750 miljoen kinderen en jongeren zullen ook nog relatief kinderrijke gezinnen beginnen, zodat Afrika het enige continent is waar de bevolking deze eeuw nog snel zal toenemen.
De Verenigde Naties (VN) verwachten dat de bevolking er tegen 2050 zal stijgen van de huidige 1,5 miljard naar meer dan 2,5 miljard. Nigeria zou dan zowat evenveel inwoners tellen als de EU. Tegen het einde van de eeuw zou Afrika 3,5 miljard inwoners hebben, waardoor een derde van de wereldbevolking een Afrikaan zal zijn.
Die bevolkingscijfers zullen wat er op het continent gebeurt belangrijker maken voor de rest van de wereld. Of het nu de omvang van de Afrikaanse markt, de impact van Afrika op klimaatverandering, of de migratie vanuit Afrika is, de getalsterkte zal wegen. Er zal in de toekomst meer naar Afrika gekeken en geluisterd (moeten) worden. Als Afrikaanse landen zich verenigd opstellen als Afrikagroep op wereldhandels- of klimaattoppen, gebeurt dat overigens nu soms al.
Maar de interesse blijkt vooral op het terrein in Afrika zelf. China is er erg actief, waardoor de Verenigde Staten ook weer geïnteresseerd raken en de dominante positie van de Europeanen bedreigd wordt. Maar ook Rusland, India, Brazilië, Turkije … zijn aanwezig. Dat is niet zo verrassend. Afrika, dat is immers meer dan een vierde van alle stemmen in de VN, dat zijn immense natuurlijke rijkdommen, een snel groeiende markt, en dat is de creativiteit van een op de vier jongeren in 2030. Welke grootmacht wil daar afwezig blijven?
Maar dat betekent niet dat Afrika een grootmacht of zelfs maar een eenheid wordt. Of dat het greep krijgt op zijn toekomst. Of dat Afrika het continent wordt waar zijn jongeren van dromen.
Inkomen per hoofd hinkt achterop
Dat Afrika zoveel kinderen telt, is niet alleen een voordeel. Het zogenaamde demografisch of bevolkingsdividend waar vaak naar verwezen wordt, is niet hetzelfde als een sterke bevolkingstoename of een grote bevolking. Dat dividend ontstaat pas als een bevolkingstoename zich vertaalt in een grote actieve bevolking tegenover een laag aantal ‘afhankelijken’, kinderen en ouderen die van de actieve bevolking afhangen.
Meestal wordt aangenomen dat het bevolkingsdividend ontstaat als het aantal mensen tussen de 15 en 64 jaar meer dan 1,7 keer zo hoog is als dat van de jongeren en ouderen. Toen Zuid-Korea of China hun economische sprong voorwaarts maakten, lag die verhouding zelfs hoger dan 2,5. Die situatie ontstaat alleen maar als het aantal kinderen per vrouw afneemt. Dat is in veel Afrikaanse landen nog niet of te weinig het geval. In Niger vertegenwoordigen ‘de actieven’ slechts 48 procent van de bevolking. Gemiddeld werken momenteel 13 Afrikanen voor 10 afhankelijken. (In 1980 was die verhouding nog 11/10.) Vanaf nu komen er alsmaar meer actieven bij en steekt er dus een gunstige demografische wind op, zij het tegen een laag tempo, want het aantal kinderen per vrouw daalt maar heel geleidelijk.
Bevolkingscijfers hebben een nauwe band met het inkomen van staten en mensen. Uiteraard beïnvloedt het aantal werkenden de economische groei. Als meer mensen bijdragen tot de economie, groeit die meer. Het verbaast dus niet dat de Afrikaanse economie de voorbije twintig jaar vrij sterk groeide. Alleen die van Azië groeide sneller.
Als we evenwel kijken naar het inkomen per hoofd zien we dat Afrika steeds meer achterop hinkt in vergelijking met alle andere (delen van) continenten (zie grafiek 1). Dat heeft veel te maken met de verhouding tussen het aantal werkenden en niet-werkenden. Die grote Afrikaanse inkomensgroei moet immers verdeeld worden onder haast evenveel niet-werkenden als werkenden. ‘Terwijl wereldwijd het inkomen per hoofd de laatste 30 jaar met 75 procent steeg, nam het in Afrika slechts met een kwart toe. Het Afrikaanse inkomen per hoofd bedraagt een vijfde van het wereldgemiddelde’, schrijft Loïc De Cannière in zijn boek Afrika: een gedroomde toekomst (2024). De Cannière is voorzitter van Incofin, de grootste Belgische impactinvesteerder in het Globale Zuiden.
Jakkie Cilliers van het Zuid-Afrikaanse Institute for Security Studies (ISS), een vooraanstaande denktank in Afrika, verwacht dat die inkomenskloof tussen Afrika en de rest van de wereld nog minstens tot 2040 groeit. Daarom pleit hij voor een grotere beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen, en een betere scholing van vrouwen, zodat het aantal kinderen per vrouw sneller daalt.
‘Toen ik in 2018 die boodschap in de Afrikaanse Unie bracht, sloeg ze niet aan. Veel Afrikaanse leiders zeiden me dat ik de voordelen van een hoge vruchtbaarheidsgraad niet begreep’, vertelt hij. ‘Intussen begint de boodschap wel aan te komen. Het is daarbij cruciaal om dit in termen van welvaart te formuleren. Als ik zeg dat Nigeria pas in 2062 de 1,7, de drempel waarop het bevolkingsdividend echt begint te spelen, zal halen en dat dus de factor arbeid tot dan een rem op inkomensgroei blijft, komt de boodschap beter aan dan wanneer de Gates Foundation voorbehoedsmiddelen promoot. Dat laatste ligt heel gevoelig.’ (zie grafiek 2)
Nood aan meer banen
Of de gunstige demografische wind in Afrika de komende decennia economisch wordt benut, hangt af van de mate waarin de jongeren een bijdrage tot de welvaart kunnen leveren. Het continent moet daarom jaarlijks 23 miljoen banen scheppen, berekent Loïc De Cannière in zijn boek.
Dat vereist dat de Afrikaanse economie structureel verandert, stelt de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AOB), die in 1964 werd opgericht door de Afrikaanse Unie. In haar African Economic Outlook 2024 beschrijft de AOB hoe in 25 Afrikaanse landen het grootste deel van de bevolking nog in de landbouw werkt. Het gemiddelde jaarinkomen in die landen bedraagt zo’n 800 euro.
Zoals Europese jongeren mee aan de basis van de Green Deal lagen, kan de Afrikaanse jeugd in de komende decennia misschien voor een verbetering van het bestuur in Afrika zorgen.
In slechts tien Afrikaanse landen, zoals Zuid-Afrika, Marokko, Egypte of Mauritius, werken meer mensen in de industrie dan in de landbouw. Daar bedraagt het jaarinkomen gemiddeld 3500 euro. Daartussenin zitten twintig landen waar meer mensen werken in de dienstensector dan in de landbouw. Verder halen negen op de tien Afrikaanse landen minstens 60 procent van hun exportinkomsten uit de verkoop van (doorgaans enkele) grondstoffen. Dat maakt hen kwetsbaar voor schommelingen van wereldmarktprijzen.
Net zoals in alle andere continenten betekent economische ontwikkeling in Afrika dat minder mensen in de landbouw zullen werken. Een geslaagd ontwikkelingstraject veronderstelt ook een meer diverse economie die niet afhangt van enkele producten. De weg daarnaartoe hangt af van vele factoren.
Industrie blijft belangrijk
Leren van economisch meer ontwikkelde landen blijkt daarbij cruciaal. De Franse econoom en mondiaal onderzoeker van ongelijkheid, Thomas Piketty, noemt de verspreiding van kennis en technologie de belangrijkste verklaring voor de afname van de inkomensverschillen tussen landen. De voorbije decennia kregen succesvolle staten in Azië dat voor elkaar door zich in te schuiven in globale productieketens. Op die manier haalden ze technologie en kennis in huis en schiepen ze vele, aanvankelijk slecht betaalde banen. Die aanpak lukt beter als de ondernemingen die de internationale productieketens vormgeven er brood – lees: winst – in zien om in een bepaald land te produceren.
In slechts tien Afrikaanse landen werken meer mensen in de industrie dan in de landbouw.
Heel wat Afrikaanse landen willen graag hun kritieke grondstoffen voor de energietransitie als hefboom gebruiken om zelf batterijen en elektrische voertuigen te produceren. Maar kan dat lukken als lokale energievoorziening en transport gebrekkig zijn, en als multinationale ondernemingen de grondstoffen even goedkoop kunnen ontginnen in landen die hun niet opleggen lokaal te produceren?
Marokko slaagt er alvast in zich op te werken in de autosector. Dit jaar produceert het 800.000 wagens, waarvan de helft voor Renault. Volgend jaar worden dat er al meer dan één miljoen, mede dankzij Chinese investeringen. ‘Dat Marokko vrijhandelsakkoorden heeft met zowel de EU als de VS maakt het land een interessant productieplatform voor die enorme markten’, licht Cilliers toe.
Het blijft natuurlijk maar de vraag of industrie anno 2024 nog even noodzakelijk is voor ontwikkeling als vroeger. Door de automatisering schept industrie minder banen dan voorheen, en de scherpe competitie vanuit Azië maakt het Afrika moeilijk om zijn plaats op te eisen. Bovendien stelt de AOB vast dat in heel wat Afrikaanse landen diensten meer jobs creëren dan industrie. Toerisme en transport lopen daarbij voorop, gevolgd door digitale en financiële diensten.
Veel Afrikaanse overheden blijven industrie echter belangrijk vinden omdat die veel bijkomende banen in de toelevering en logistiek creëert. Wel geloven velen dat dit het best begint met de uitbouw van een agro-industrie die een grotere lokale voedselproductie verwerkt om zo de eigen voedselvoorziening te verzekeren en niet langer elk jaar miljarden te moeten besteden aan voedselinvoer. Dat vindt ook Loïc de Cannière, die vanuit Incofins ervaring als impactinvesteerder wijst op het belang en de kracht van de vele informele ondernemingen en (micro-)kmo’s. Belangrijk is ook de uitbouw van de African Continental Free Trade Area (AfCFTA), de eengemaakte Afrikaanse markt. Die laat Afrikaanse ondernemingen toe op grote schaal, en dus efficiënter, te produceren. Het zal ook de intra-Afrikaanse handel, die nog altijd erg beperkt is, bevorderen.
Investeren in SDG’s
Economische ontwikkeling drijft ook op meer algemene factoren van maatschappelijke en menselijke ontwikkeling, zoals die nagestreefd worden door de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN, de SDG’s. Vanuit het oogpunt van economische transformatie pleit de AOB vooral voor investeringen in SDG’s met betrekking tot infrastructuur, onderwijs en energie.
Dat vraagt veel middelen, want Afrika behaalt tegen 2030 gemiddeld slechts 56 procent van de SDG’s, het laagste cijfer van alle regio’s. De armoede steeg er van 33 procent in 2013 naar 38 procent in 2023. Een derde van de kinderen is ondervoed en daardoor onvolgroeid. 600 miljoen Afrikanen hebben geen toegang tot elektriciteit. Wat betreft onderwijs en gezondheid is de voorbije vijf decennia wel grote vooruitgang geboekt, maar ook op dat vlak loopt Afrika achter op de rest van de wereld.
Die slechte SDG-prestaties wijt de AOB onder meer aan het feit dat Afrikaanse landen gemiddeld maar 13,6 procent van hun inkomen aan belastingen ophalen, tegenover 15,4 procent in andere ontwikkelingslanden, en meer dan 30 procent in rijke landen. De bank pleit dan ook voor meer belastinginkomsten, al vindt ze dat de inning en besteding ervan veel efficiënter en correcter kunnen.
De AOB, waar Afrikaanse landen 60 procent van de aandelen bezitten, maar waarvan de VS na Nigeria de grootste aandeelhouder zijn, benadrukt dat de structurele transformatie van de Afrikaanse economieën ‘grotendeels zal afhangen van de kwaliteit, relevantie en effectiviteit van het beleid, en van de uitvoering van ontwikkelingsplannen.’
De stem van de jongeren
Die kijk markeert een ommekeer na enkele decennia van neoliberaal beleid. ‘Arme landen hebben een actieve, ontwikkelingsgerichte staat nodig’, onderstreept ook Cilliers. ‘Daarom is het neoliberale discours dat het Westen via het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank heeft gepropageerd, waarbij de staat zo weinig mogelijk moet doen en de economie aan de markten moet overlaten, zo schadelijk geweest voor Afrika. Multinationale ondernemingen investeren niet spontaan in lage-inkomenslanden. Goed regeringsbeleid is cruciaal.’
Nu de VS met subsidies en tarieven industriejobs in eigen land willen scheppen, en China zo succesvol is gebleken, lijkt de ideologische bocht ook in Afrika ingezet: de staat mag sturen. Dat mag ons niet blind maken voor het feit dat Afrikaanse staten dikwijls een wankel en slecht bestuur kennen. ‘Maar dat volstaat niet als argument om de cruciale rol van de staat in ontwikkelingsprocessen te ontkennen,’ aldus Cilliers.
Misschien kunnen de Afrikaanse jongeren op dit gebied het verschil maken. ‘Ik vind het positief dat er zoveel jonge Afrikanen zijn, maar waar blijft hun stem?’, vraagt Baudouin Mena Sebu, onderzoeker van het Instituut voor Ontwikkelingsstudies van de Universiteit Antwerpen, zich af. ‘Ook in Afrika komen ze weinig aan bod. Daarom vind ik de protesten in Kenia positief. Misschien kunnen jongeren de politiek wel in de juiste richting duwen?’
Zoals Europese jongeren mee aan de basis van de Green Deal lagen, kan de Afrikaanse jeugd in de komende decennia misschien voor een verbetering van het bestuur in Afrika zorgen. Jongeren klagen de corruptie en het wanbeheer aan. Mochten de nieuwe generaties de Afrikaanse democratie beter doen werken, zou dat een enorme verwezenlijking zijn.
Immense investeringsnoden
Landen die zich succesvol ontwikkelden, haalden vaak voordeel uit een gunstige internationale omgeving. Zuid-Korea kon rekenen op westerse goodwill omdat het op de frontlijn van de Koude Oorlog lag. China profiteerde van de globalisering. Het is onzeker hoe dat voor Afrika zal uitpakken. Momenteel lijkt de wereldeconomie door de geopolitieke spanningen naar blokvorming te neigen, terwijl Afrikaanse landen het liefst met iedereen zaken blijven doen.
De financiële omgeving is eerder lastig voor Afrika. Veel inkomsten worden er, legaal of illegaal, weggesluisd naar het buitenland. De AOB beschrijft hoe Afrikaanse landen op hun staatsobligaties in euro’s veel meer betalen dan rijke landen en andere ontwikkelingslanden (zie grafiek 3). De bank wijst erop dat de risico’s die ratingbureaus aan Afrika toekennen niet realistisch zijn.
Zo leerde een onderzoek door Moody's van 8000 leningen dat Afrika van alle regio’s het laagste risico op wanbetaling had voor zijn infrastructuurkredieten. Hoewel Afrika bijna niets bijdroeg tot de klimaatverandering, maar er wel volop de gevolgen van draagt, ontving het maar 4,5 procent van de 625 miljard aan internationale klimaatfinanciering die in 2019-2020 werd gemobiliseerd. Afrika heeft immense investeringsnoden en komt op de geldmarkten dus het moeilijkst aan geld. Het zal aan regeringen en internationale instellingen zijn om de financiële achterstelling van Afrika bij te sturen. Paradoxaal genoeg kan de klimaatverandering daartoe misschien bijdragen.
Klimaat als bedreiging én kans
De klimaatverandering zal mee de toekomst van Afrika bepalen. Volgens de VN is de Sahel wereldwijd de regio waar de neerslaghoeveelheid het meest gedaald is. Mogelijk verklaart dat mee de politieke instabiliteit in de Sahel. Baudouin Mena Sebu, die dan weer vaak in Oost-Congo werkt, stelt vast hoezeer klimaat de lokale bevolking bezighoudt.
‘Mensen praten voortdurend over het feit dat het klimaat veranderd is, dat de seizoenen onbetrouwbaar zijn, dat het warmer is, en dat er overstromingen zijn. Ik vind dat we niet genoeg naar die stemmen luisteren.’
Maar Afrika ondergaat niet alleen het klimaat, het wordt zonder sterke bijsturing de komende decennia ook een van de grootste CO2-uitstoters ter wereld (zie grafiek 4).
Toch biedt de klimaatverandering ook kansen. De AOB roept in haar African Economic Outlook 2024 op om het ‘groene’ bbp van Afrika te berekenen. ‘Natuurlijke rijkdommen zoals het regenwoud van het Congobekken leveren belangrijke globale publieke goederen, zoals de opslag van koolstof en het behoud van biodiversiteit. De waarde daarvan wordt niet verrekend in de Afrikaanse rijkdom. Als dat wel gebeurde, zou Afrika goedkoper en meer kunnen lenen.’
De armoede in Afrika steeg van 33 procent in 2013 naar 38 procent in 2023.
Koolstofkredieten, vergoedingen voor de opslag van koolstof in de Afrikaanse natuur, kunnen volgens de AOB én het Institute for Security Studies een van Afrika’s voornaamste exportproducten worden, op voorwaarde dat ze staten en bedrijven wereldwijd een betrouwbare manier bieden om hun emissies te compenseren. Daarmee kan Afrika twee vliegen in één klap slaan: het kan zijn ecosystemen in stand houden omdat de lokale bevolking ervoor wordt vergoed, én het biedt het nodige kapitaal om te investeren in groene energie.
Dat biedt grote kansen, want Afrika beschikt over 39 procent van het mondiale potentieel voor wind- en zonne-energie. Zowel voor het uitbouwen van de koolstofmarkt als voor het massaal investeren in Afrikaanse groene energie is het cruciaal dat een zo zeker mogelijke omgeving wordt geschapen. Vraag is of de EU deze uitdaging kan aangrijpen om een diepgaande samenwerking met Afrika op poten te zetten.
Deze analyse werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.
Word ProMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in