Klimaatmigratie: ‘Als de vissen wegtrekken, trekken wij mee’

Analyse

Migratie als klimaatadaptatie

Klimaatmigratie: ‘Als de vissen wegtrekken, trekken wij mee’

Klimaatmigratie: ‘Als de vissen wegtrekken, trekken wij mee’
Klimaatmigratie: ‘Als de vissen wegtrekken, trekken wij mee’

Klimaatverandering drijft mensen zelden naar andere landen, wel naar dorpen verderop. Gepland verhuizen is de essentie van migratie als adaptatiestrategie. Maar plannen kost geld. En dat is makkelijker in Nederland dan in Bangladesh.

© Dieter Telemans

Meer dan een vijfde van de wereldbevolking woont op minder dan een meter boven de zeespiegel. Miljarden mensen leven in potentieel overstromingsgevaar.

© Dieter Telemans

De vissers van Guet N’Dar in Senegal reisden altijd al de vissen achterna. De laatste jaren moeten ze daarvoor steeds verder de zee opvaren. Omdat er overal minder vissen zijn, maar ook omdat de overgebleven vissen het warmer wordende kustwater mijden. Ze blijven hangen in de koelere wateren in het noorden, ter hoogte van Mauretanië.

‘Als de vissen wegtrekken, trekken wij mee’, vertelden de mannen van Guet N’Dar aan onderzoekster Caroline Zickgraf. Voor het HUGO Observatory van de Luikse universiteit, een internationale onderzoeksgroep die de relatie tussen klimaat, milieuvernietiging en migratie bestudeert, onderzocht zij niet waarom mensen beslissen om hun dorpen en huizen te verlaten, maar wel waarom ze dat niet doen en blijven wonen op plekken die steeds minder bewoonbaar of leefbaar worden. Wat doet mensen vertrekken of blijven?

‘Het is nooit alleen klimaatverandering die mensen uit hun woonplaats verdrijft. Het is altijd een samenspel van factoren: de acute klimatologische omstandigheden zoals stormen en orkanen, maar ook de latente achteruitgang van het milieu door aanhoudende droogte, mislukte oogsten, verzilting van landbouwgrond, grondverzakkingen en erosie. De klimaatontwrichting versterkt elk van die factoren. De stormen worden heviger, de verzilting gaat sneller of het oceaanwater warmt op waardoor de vissen hun oude gronden niet meer opzoeken.’

Guet N’Dar is een dorp op een schiereiland dat van noord naar zuid de kust van het vasteland als het ware afgrendelt, ter hoogte van Saint-Louis, met een half miljoen inwoners de tweede stad van Senegal. Nergens is de landtong breder dan een kilometer. Er zijn weinig plaatsen op de wereld waar de ruimte zo beperkt is en mensen zo dicht op elkaar wonen. ‘Gezinnen hebben er vaak een beurtrol om te slapen’, vertelt Zickgraf. Niet alleen omdat er te weinig plaats is, ook om de stand van het water te bewaken. De zee is de bron van het leven in Guet N’Dar, maar vormt ook de grootste bedreiging voor dat leven.

Als de vissers vertrekken, weten ze niet of hun huis er nog zal staan als ze maanden later terugkeren.

Keer op keer kreeg Zickgraf ze te zien: met de smartphone opgenomen filmpjes van de bulderende, metershoge golven die woest inbeukten op het land, de klif aan de onderkant uitholden, waarna die als dor hout knapte en in zee stortte. Soms met een huis erop. Soms niet. De zee eet het land in de baai van Saint-Louis op. Als de vissers vertrekken, weten ze niet of hun huis er nog zal staan als ze maanden later terugkeren, net zoals de achterblijvers er het raden naar hebben of ze de vissers levend zullen terugzien.

Reservehuis

Als Zickgraf de inwoners van Guet N’Dar vroeg waarom ze het dorp niet definitief de rug toekeerden, wezen de vrouwen en de ouderen naar twee plekken op het land: de grond onder hun voeten – ‘Dit is waar ik thuishoor’ – en de begraafplaats die zich tussen de twee kuststroken uitstrekt. ‘We kunnen hen niet achterlaten.’ Nee, zeiden ze meestal, ‘ik sterf nog liever dan te vertrekken.’

Dat was in 2015. Twee jaar en een paar hevige stormen later ligt dat een beetje anders. Steeds vaker richten de mensen hun blik op het land aan de overkant. Wie geld heeft, bouwt een huis op het vasteland als een verzekering voor de dag waarop de zee het schiereiland en het dorp opslokt. Wie geen geld heeft, hoopt dat de overheid de ernst van de situatie begrijpt en een nationale verhuizing organiseert.

Volgens de UNHCR raakten tussen 2008 en 2015 203 miljoen mensen ontheemd als gevolg van natuurrampen.

Zo ziet klimaatmigratie eruit: mensen verruilen hun dorp voor een dorp enkele kilometers verderop, of trekken in het spoor van vrienden, familie en kennissen naar de grootste stad van het land. Voor zover er cijfers bestaan, wijzen die allemaal op dezelfde trend: van alle mensen die om milieuredenen gedwongen worden hun huis te verlaten, steekt 37 procent een landsgrens over. Een minderheid. Klimaatmigratie is grotendeels een binnenlandse aangelegenheid. In 2017 waren er wereldwijd 18,8 miljoen mensen die in eigen land tijdelijk werden opgevangen omdat stormen of landverschuivingen hun huizen hadden verwoest. Volgens de UNHCR raakten tussen 2008 en 2015 203 miljoen mensen ontheemd als gevolg van natuurrampen.

Een ramp heeft het voordeel van de duidelijkheid. Moeilijker wordt het als je probeert te schatten wat hittegolven, een stijgende zeespiegel en een verstoord neerslagpatroon zullen doen met de woonplaatsen van mensen. Meer dan een vijfde van de wereldbevolking woont op minder dan een meter boven de zeespiegel. Van de 70 miljoenensteden liggen er 42 aan de kust. Miljarden mensen leven in potentieel overstromingsgebied. De vraag is: zullen ze allemaal vertrekken voor het water hen tot de lippen komt of zullen ze erin slagen zich aan te passen aan het klimaat?

200 miljoen potentiële klimaatvluchtelingen zou de wereld tellen tegen 2050. Het is een cijfer dat de Britse milieudeskundige Norman Myers berekende door demografische gegevens te combineren met klimaatmodellen, maar het stuit in de academische wereld op veel scepsis. Want hoe kun je becijferen wat niet gedefinieerd is en wat officieel niet bestaat?

‘We moeten af van het idee dat migratie een vorm van mislukking is.’

Er is geen definitie van klimaatvluchtelingen, laat staan internationale erkenning. Vluchteling ben je volgens het verdrag van Genève pas als je je eigen land verlaat en milieu is geen van de erkende levensbedreigende factoren om dat te doen. ‘Klimaatverandering dwingt ons om anders naar migratie te kijken’, meent Zickgraf. ‘We moeten af van het idee dat migratie een vorm van mislukking is. Wat als je migratie erkent als adaptatiestrategie? Het is wat de vissers van Guet N’Dar doen. Ze migreren met de vissen. Ze zijn geen slachtoffers, maar zoeken actief naar oplossingen voor de veranderingen in hun leven. Als je het hen vraagt, noemen ze zichzelf geen klimaatmigranten. Ze zijn mensen die zich aanpassen.’

Verdwenen land

Migratie als een manier van je aanpassen aan klimaatontwrichting? Ioane Teitiota was de eerste die in die zin het recht op klimaatmigratie opeiste. De visser uit Kiribati vertrok in 2007 naar Nieuw-Zeeland en vroeg erkenning aan als klimaatvluchteling omdat zijn geboorteland in een wereld met smeltende ijskappen geen toekomst meer heeft. Het hoogste punt op de 33 koraalatollen die Kiribati vormen is drie meter. ‘Mijn land verdwijnt door de ongeremde CO²-uitstoot van de geïndustrialiseerde landen’, redeneerde Teitiota. De landen die het probleem veroorzaakt hadden moesten hem en zijn gezin nu maar een oplossing bieden.

De rechtbank legde de erkenningsvraag van Teitiota naast zich neer op basis van de bestaande vluchtelingenverdragen. De vraag van Teitiota kleedde de logica ervan uit, meende de rechter. Ten eerste was het leven van Teitiota niet onmiddellijk in gevaar en bovendien vlucht niemand naar het land dat zijn leed veroorzaakt heeft. Precies wat Teitota wel deed. De uitspraak toonde niet zozeer het ongelijk van Teitiota aan – niemand betwistte de feiten die hij aanvoerde – als wel de ontoereikendheid van bestaande verdragen om met klimaatmigratie om te gaan.

© Dieter Telemans

Zo ziet klimaatmigratie eruit: mensen verruilen hun dorp voor een dorp enkele kilometers verderop, of trekken in het spoor van vrienden, familie en kennissen naar de grootste stad van het land.

© Dieter Telemans

Ondertussen stelde de nieuwe klimaatminister van Nieuw-Zeeland, James Shaw, voor om een speciaal visum te ontwikkelen voor klimaatvluchtelingen. Nieuw-Zeeland zou er honderd per jaar toelaten. Het voorstel is nog niet goedgekeurd. Angst voor ongeregelde klimaatmigratie blijft een factor. Het is de reden waarom Australië zich in december 2015 kantte tegen de oprichting van een VN-werkgroep rondom georganiseerde hervestiging.

Maar er speelt ook trots. ‘De kwetsbare eilanden van de Stille Zuidzee verwerpen de term klimaatvluchteling. Zij ijveren voor “waardige migratie”, waarbij landgenoten vaardigheden kunnen ontwikkelen en opgeleid worden zodat ze klaar zijn voor een leven elders als dat nodig is’, vertelt Zickgraf.

Ook al vreet de oceaan aan iedere morzel grond die ooit vruchtbaar was, mensen vertrekken blijkbaar pas als hun geen andere keuze rest.

Zo kocht de vorige regering van Kiribati een kleine 2500 hectare grond aan in Fiji als toevluchtsoord voor de inwoners van de eilandstaat, die bij een temperatuurstijging van meer dan 1,5 graad van de kaart geveegd wordt. De bewoners van de Marshalleilanden mogen dan weer vrij verhuizen naar de Verenigde Staten als compensatie voor de geleden schade van alle atoombommen die op de archipel werden getest. Toch vindt er geen massale volksverhuizing plaats. Ook al vreet de oceaan aan iedere morzel grond die ooit vruchtbaar was, mensen vertrekken blijkbaar pas als hun geen andere keuze rest.

Of als ze gecompenseerd worden voor hun verlies. In 2016 kregen de twintig bewoners van Isle de Jean-Charles in Louisiana geld om gezamenlijk te verhuizen naar een voormalige suikerrietplantage zo’n vijftig kilometer landinwaarts. In Alaska zijn er plannen om een twintigtal kustdorpen te evacueren en elders weer op te bouwen. Ze zakken weg door de smeltende permafrost. Klimaatvluchtelingen zijn geen exclusief zuidelijk fenomeen. Het verschil in benadering zit in de financiële begeleiding.

Compensatiehuizen

‘Nou, waar is het water nu?’ Ruimtelijk planner en landschapsarchitect Mathieu Schouten krijgt de vraag dezer dagen wel vaker te horen als hij langs de oevers van de Waal in Nijmegen wandelt. Het is al maanden uitzonderlijk droog en het waterpeil van de rivier is zo diep gezakt dat het slib toont wat al die tijd onzichtbaar bleef. Roestige fietsframes, plastic flessen en autobanden. In Nijmegen wonen de eerste officiële klimaatvluchtelingen van Europa. Vijftig huizen, enkele boerderijen en een autohandel moesten wijken voor meer rivier.

Waar de huizen stonden, werd een geul gegraven om de overvloedige neerslag en het voorspelde hogere debiet op te vangen. ‘Klimaatverandering heeft de stad veranderd’, vertelt Schouten. ‘Door ons aan te passen, hebben we de stad beter gemaakt. De natuur loopt nu door in de stad, de rivier heeft er een plek gekregen. Van een stad aan de rivier zijn we een stad met een rivier geworden.’ Als hij lezingen geeft over het grote project dat Ruimte voor de rivier is gaan heten en waarvan Nijmegen een onderdeel is, heeft hij het er vaak over hoe de stad de rivier omarmd heeft. Van angst en weerstand en dreigementen met juridische procedures evolueerden de reacties naar enthousiasme en trots. De mensen die hun huizen verloren, werden de ambassadeurs van het hele project.

Op het eiland dat tussen geul en rechteroever ontstond wijst Schouten me een moderne villa met veel glas en staal aan. Het is een van de compensatiehuizen. ‘De mensen zijn er niet op achteruit gegaan. Integendeel’, zegt Schouten. Het is deel van het geheim van het gebrek aan verzet. ‘Bewoners zijn vanaf het begin betrokken geweest bij de plannen en we hebben er alles aan gedaan om zoveel mogelijk huizen toch te redden. Wie zijn woning verloor, is ruimschoots vergoed.’

360 miljoen euro heeft het project in Nijmegen gekost. De totale kostprijs van Ruimte voor de rivier, dat nog 33 andere projecten omvat, is 2,4 miljard. Schouten noemt het een goedkope verzekering. Iedere overstroming kost meer aan schadevergoedingen.

Gepland verhuizen is de essentie van migratie als adaptatiestrategie. Maar plannen kost geld.

Gepland verhuizen is de essentie van migratie als adaptatiestrategie. Maar plannen kost geld. Geografisch kampen Nederland en Bangladesh met dezelfde problemen. Alleen beschikken ze niet over dezelfde expertise en middelen. Als de zeespiegel een meter stijgt, dan krimpt het landoppervlak van Bangladesh met een vijfde. Tegen 2050 zou een kwart van het bestaande land er verdwenen zijn en zouden zo’n 25 tot 30 miljoen mensen hun huis verliezen. ‘Als we ons niet voorbereiden, dan trekken al die mensen naar Dhaka en groeien enkel de sloppenwijken aan’, vertelt Saleemul Huq van het Centre for Climate Change and Development. ‘Dan verhoog je enkel de druk op een stad die nu al uit haar voegen barst.’

‘We proberen een snoer van klimaatbestendige en migratievriendelijke steden te ontwikkelen, steden die ver genoeg van de kust af liggen en die de komende dertig jaar een miljoen mensen zullen kunnen opvangen. We kunnen mensen niet verplichten om daarheen te verhuizen, maar we kunnen het leven er zo goed mogelijk maken. Door scholen te bouwen, werkgelegenheid te creëren. Het is georganiseerde migratie waarbij mensen erin slagen hun levens te verbeteren in plaats van enkel hun verleden te verliezen.’

Een budget heeft Huq niet. Wilskracht en geestdrift des te meer. Vertegenwoordigers van zijn centrum overleggen met burgemeesters en proberen hen warm te maken voor die georganiseerde migratie. ‘Niet eenvoudig’, zegt hij. ‘Ook al hebben mensen dezelfde nationaliteit, hetzelfde geloof en delen ze gelijke waarden, niemand houdt zomaar van migranten. We moeten ervoor zorgen dat stedelingen en migranten elkaar als burgers bekijken en niet als gastheer en gast. Heel concreet doen we daarvoor een beroep op het onderwijs. Voor jongens, maar vooral voor meisjes. Studenten blijven vaak hangen in de steden waar ze studeren, ze vormen de ankers voor hun familie uit de kustdorpen, zodat het voor die families makkelijker wordt om te verhuizen als het leven aan de kust onhoudbaar wordt.’

Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!