Palestijnse vluchtelingen in Jordanië
‘Als Palestijnse vluchteling zal ik het recht op terugkeer nooit opgeven’
Met het recht op terugkeer valt niet te morsen. Dat geldt voor de Palestijnse vluchtelingen in Gaza waar de spanningen opnieuw hoog oplopen sinds de terugkeermarsen van mei. Dat geldt ook voor de twee miljoen Palestijnse vluchtelingen in het relatief stabiele Jordanië.
Jordanië telt 2 miljoen Palestijnen
© tine danckaers
Ze zegt het droog. ‘Als Palestijnse vluchteling zal ik het recht op terugkeer nooit opgeven’. Ze zegt het ook met die herkenbare zekerheid van andere Palestijnse vluchtelingen. Het geloof dat terugkeer op een dag mogelijk zal zijn, blijft voor Palestijnse vluchtelingen na zeventig jaar onwrikbaar als beton. Dat is zo voor Palestijnse vluchtelingen in Gaza, de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem, Libanon en Syrië, en het geldt ook voor de Jordaanse Palestijnen in Jordanië.
De 55-jarige Palestijnse-Jordaanse Amal is een generatievluchteling: ze erfde haar vluchtelingenstatuut bij geboorte. Amals moeder en vader behoorden tot de 700.000 Palestijnen die bij de oprichting van de Israëlische staat in 1948 het geweld ontvluchtten. Vandaag telt het kleine Jordanië twee miljoen Palestijnse vluchtelingen, vluchtelingen van een land dat niet bestaat: Palestina, een staat die in de feiten steeds verder weg lijkt te drijven van de maakbare toekomst.
Jordanië gaf Amal tenmiste de nationaliteit, in tegenstelling tot de buurlanden die de Palestijnse kwestie enkel in de retoriek verdedigden.
Ondanks Amals terugkeerverlangen houdt ze wel van Jordanië. Al was het maar omdat het kleine koninkrijk haar tenminste een nationaliteit gaf, in tegenstelling tot buurlanden Libanon, Syrië en Egypte. Die verdedigden in de retoriek de Palestijnse kwestie, maar weigerden om de vluchtelingen ervan te aanvaarden. Het is een eerste realiteit. De tweede realiteit is dat ze, ondanks de Jordaanse nationaliteitsstempel in haar paspoort, toch aan dat staatloos statuut vasthangt. Want terugkeer naar het huis en de grond van haar ouders die werden ingelijfd door de staat Israël was nooit mogelijk.
De realiteit van zeventig jaar vluchtelingen
Jordanië is vandaag met stip het grootste gastland voor Palestijnse vluchtelingen. In 1948 kwam met de toestroom van 100.000 Palestijnen een eerste golf vluchtelingen naar Jordanië. De tweede instroom was na de zesdaagse oorlog in 1967, na de bezetting van de Westelijke Jordaanoever en Gaza: 400.000 Palestijnen werden gedwongen vluchtelingen naar Jordanië. Een derde golf kwam tijdens de Golfoorlog in 1990, toen Irak Koeweit binnenviel: nog eens 300.000 Palestijnen uit Koeweit en andere golfstaten kwamen het land binnen.
Vandaag zou meer dan de helft van de Jordaanse bevolking Palestijn zijn. 18 procent daarvan, of 370.000 Palestijnen, wonen in tien erkende vluchtelingenkampen. De meeste Palestijnse vluchtelingen leven dus buiten de kampen, ook de Palestijnen die na 1967 uit Gaza vluchtten. De laatsten vormen de enige groep die geen burgerrechten kreeg. De Gazanen worden immers gezien als alle andere niet-Palestijnse Arabische vreemdelingen op Jordaans grondgebied. Dat betekent dat ze geen toegang hebben tot de arbeidsmarkt en tot Jordaanse universiteiten, noch mogen ze eigen kantoren, bedrijven of ziekenhuizen oprichten. (zie kader Gazanen in Jordanië)
Gazanen in Jordanië
De Palestijnse vluchtelingen die in 1967 naar Jordanië vluchtten kwamen zowel van de Westelijke Jordaanoever als van Gaza. De grote meerderheid van de Palestijnen uit de Westelijke Jordaanoever hadden volledig burgerschap gekregen toen Jordanië in 1950 de Westelijke Jordaanoever annexeerde. Dat was niet het geval voor mensen uit Gaza.
Geschat wordt dat Jordanië tussen 118.000 tot 150.000 Gazanen huisvest. Vermits Egypte hen niet toeliet op zijn grondgebied, ontfermde Jordanië – dat een open grenzenbeleid hanteerde – zich over deze groep. Toen Egypte stopte met het hernieuwen van de reisdocumenten, gaf Jordanië tijdelijk verblijfsrecht aan de Gazanen. Daarmee krijgen ze dezelfde verblijfsrechten als alle andere Arabische vreemdelingen. ‘Lees: geen’, zegt de Jordaanse onderzoekster Oroub El Abed. ‘Gazanen vallen zelfs niet onder artikel 16 van de Jordaanse nationaliteitswet dat recht geeft om de Jordaanse nationaliteit aan te vragen na vijftig jaar.’Amal woont in het Palestijnse vluchtelingenkamp Baqaa, op zo’n twintig kilometer van de Jordaanse hoofdstad Amman. Bijna iedereen hier heeft een Jordaans paspoort, en dus toegang tot de Jordaanse arbeidsmarkt. En toch schudt deze plek verwachtingen — ‘een Palestijns kamp in Jordanië zal wel meevallen’ — door elkaar. Zo opgeruimd de dure hoofdstad is, zo vastbesloten is het zwerfvuil rond en in Baqaa om de bodem te bedekken. Hoe dichter je Baqaa nadert, hoe meer de plastic zakken en flessen zich verspreiden, zelfs tot diep in de groentevelden hier.
In de steegjes van Baqaa zelf ontsnap je niet aan de geuren en beelden van de aanwezige armoede. Volgens Amal leeft een derde van de Palestijnse kampbewoners in extreme armoede. Het betekent niet dat de andere kampbewoners een luxeleven hebben. Veel mensen hier hebben problemen om elke maand de eindjes aan elkaar te knopen.
UNRWA of zeventig jaar buitenlandse bijstand?
Als gescheiden vrouw heeft Amal geleerd wat vechten is, voor haar kinderen en voor zichzelf. Het kostte haar bloed, zweet en tranen om te staan waar ze nu staat. Vandaag heeft ze een zetel in de lokale bestuursraad van het kamp en runt ze een kleine sociale onderneming voor en door vrouwen, rond textiel en voedselproductie. Twee vliegen in één klap: een extra inkomen voor de vrouwen en versterking van het zwakke geslacht dat ondervertegenwoordigd is, al helemaal in het economische leven. Helaas blijft ze een uitzondering, ook voor de generaties na haar.
‘Het grote probleem is de generatiearmoede waarin dit kamp grossiert. Zet daar de overvolle scholen naast, de drop-outs en dus de onderscholing, te weinig jobs en je weet genoeg’, zegt Amal. Diegenen die toch overeind krabbelen en een plaats hoger op de sociale ladder komen, verlaten vaak het kamp. De achterblijvers, de overgrote meerderheid, blijven in armoede steken.
Van de tien Palestijnse kampen staat Baqaa op de derde plaats voor armoede en op de tweede voor werkloosheid. De kampbewoners zijn afhankelijk van de UNRWA-voorzieningen als onderwijs, gezondheidszorg en voedselvoorziening. Sommigen krijgen beperkte financiële bijstand. Maar feit is dat veel kampbewoners afhankelijk zijn van hulp, zelfs na zeventig jaar (zie kader het UNRWA-mandaat).
Amal is Jordaanse maar bovenal Palestijnse die het recht op terugkeer onwrikbaar vindt
© tine danckaers
Goed om weten: het UNRWA-mandaat
UNRWA werd in 1949 opgericht om de Palestijnse vluchtelingen te helpen en beschermen. UNRWA gaf een vluchtelingenstatuut aan de personen wiens thuis in Palestina lag gedurende de periode 1 juni 1946 tot 15 mei 1948 en die hun huis en inkomen verloren als een gevolg van het conflict in 1948. Het vluchtelingenstatuut is overdraagbaar aan hun nakomelingen.
Toen UNRWA werd opgericht, werden Palestijnse vluchtelingen zeer specifiek geweerd uit de internationale vluchtelingenconventie van 1951. Zowel de conventie als het protocol van 1967 sluiten Palestijnse vluchtelingen uit, teminste zolang ze hulp krijgen van UNRWA. Het VN-Vluchtelingenagentschap UNHCR voorziet wel hulp en bescherming aan Palestijnse vluchtelingen die buiten het actieveld van UNRWA liggen.
Het agentschap werd operatief in 1950 en biedt vandaag hulp aan vijf miljoen Palestijnse vluchtelingen: 810.000 in de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem, 1,3 miljoen in de Gazastrook, 2,2 miljoen in Jordanië, 450.000 in Libanon, 527.000 in Syrië. Het huidige mandaat van UNRWA werd door de AV van de VN verlengd tot juni 2020.
Begin oktober was net dàt — die afhankelijkheid van hulp — de insteek van een high level workshop in Amman over de situatie van de Palestijnen in Jordanië. Hoe zet je die hulpafhankelijkheid om in actief burgerschap in een politieke context die geen milimeter vooruitgang boekt? Het was die prangende vraag die de Jordaanse hulporganisatie ARDD op de tafel legde.
Lex Takkenberg was erbij. Na dertig dienstjaren bij UNRWA staat hij aan het hoofd van de dienst ethiek in Amman. Hij kent de discussies over de hulpafhankelijkheid, weet hoe het zover is kunnen komen. ‘Toen zeventig jaar geleden de staat Israël werd opgericht, werd het Palestijnse vluchtelingenprobleem gecreëerd.
Daarmee werd ook “de politiek van het lijden” gelanceerd: een bewuste politieke keuze om de kampen voor Palestijnse vluchtelingen onleefbaar te houden. Op die manier wilde men het onrecht benadrukken en druk zetten op Israël.’
Uiteraard is dit geen goede keuze geweest, zegt Takkenberg. Het had anders gekund, juridisch was het perfect mogelijk geweest om én een veilig huis te creëren voor de Palestijnse vluchtelingen én staatsburgerschap te geven met behoud van het recht op terugkeer.
Frontale aanval op UNRWA
Het was de kroniek van een aangekondigd afscheid toen Donald Trump afgelopen augustus aankondigde dat de Amerikaanse administratie de VN-hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen volledig zou stopzetten. Daarmee zag UNRWA zijn grootste sponsor opstappen.
‘UNRWA is een onherstelbaar defecte operatie geworden’, verklaarde de Amerikaanse administratie haar drastische beslissing. Daarmee schaarde de VS zich resoluut aan de zijde van de critici: de VN-organisatie zou het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk alleen maar in stand houden en vormt een gesloten deur voor de hervatting van de vredesonderhandelingen.
Opgeruimd staat netjes, dacht de Amerikaanse president toen hij de heikele kwestie van het recht op terugkeer voor de vluchtelingen verticaal leek te klasseren.
De Amerikaanse president reduceerde en passant ook de omvang van het probleem van de Palestijnse vluchtelingen. Volgens Trump is er niet langer sprake van 5,5 miljoen vluchtelingen maar gaat het slechts om 500.000 vluchtelingen. Opgeruimd staat netjes, dacht de Amerikaanse president toen hij daarmee het recht op terugkeer voor de vluchtelingen, één van de meest heikele kwesties in het Israëlische-Palestijnse conflict, verticaal leek te klasseren.
Wat Trump zegt, is niet nieuw. Het recht op terugkeer was in de ogen van de Amerikanen altijd al een test voor de realiteitszin, een irrationale benadering ook. Israël onderstreepte dit graag, zowel langs rechter- als linkerzijde. Israël minimaliseerde altijd al zijn eigen rol in de vluchtelingenkwestie: ‘die waren vrijwillig weggegaan’, klonk het. Zelfs toen de nieuwe historici brandhout maakten van die officiele geschiedschrijving en aantoonden dat de Palestijnen wel degelijk verdreven werden, bleef het vluchtelingenvraagstuk een heikel thema.
Onder meer de linkse zionist Yossi Beilin, één van de architecten van Oslo en dus voorstander van een Palestijnse staat, verwierp het recht op terugkeer. Hij wees erop dat een vredesakkoord geen kwestie van dromen kan zijn, maar er één is van harde consensus en realiteit. Het werkte, politiek dan toch. De Palestijnse onderhandelaars aanvaardden om VN-resolutie 194 (1948) — over het recht op terugkeer — niet mee te nemen naar latere onderhandelingen voor een finaal vredesakkoord.
Vandaag noemt de Palestijnse bevrijdingsorganisatie PLO de Amerikaanse stopzetting van de hulp aan Palestijnse vluchtelingen een regelrechte inbreuk van de internationale wetgeving. ‘UNRWA is immers geen Palestijnse organisatie’, klinkt het, ‘maar een VN-organisatie die gebonden is aan de internationale verplichtingen om de Palestijnse vluchtelingen te ondersteunen tot een oplossing is gevonden.’
Trumps ‘Deal van de Eeuw’
Volgens waarnemers is de terugtrekking van de VS uit UNRWA — na de verhuis van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem — de volgende stap in Trumps ‘Deal van de Eeuw’. De Amerikaanse president is vastbesloten om de knoop uit het eeuwige conflict tussen de Palestijnen en de Israëli’s te halen. Maar, zo zeggen waarnemers, het zal een opgelegd plan zijn dat de Palestijnen met de rug tegen de muur zet. Door UNRWA niet langer te steunen liquideert Trump alvast een van de moeilijkste problemen binnen de conflictoplossing: de vluchtelingen en hun recht op terugkeer.
‘Met deze Amerikaanse president is er, buiten zijn oranje haarkleur – which says it all – niet echt zóveel nieuws onder de zon’, reageert de Jordaanse onderzoekster Ontwikkelingsstudies Oroub El Abed. Kort: Trump mag zich gedragen als de olifant in de porseleinkast, hij ageert volgens El Abed niet anders dan vorige presidenten.
‘Het nieuwe aan Trump is dat hij bestaande conventies aan zijn laars lapt en dat hij voluit en heel openlijk kiest voor deze extreemrechtse Israëlische regering. Vorige presidenten waren gematigder in hun communicatie, maar hadden ook minder te maken met extreme Israëlische elementen. Ook onder de meer linkse regeringen in Israël werd Palestijnse grond geannexeerd en gingen de transfers verder van Palestijnen. Ze deden het alleen trager en achter het muurtje: stiekem.’
In strijd met Internationaal Recht
Volgens Lex Takkenberg heeft Trump echter geen legaal been om op te staan. ‘Het recht op terugkeer is een mandaat van de Verenigde Naties. De VS kan noch dit recht, noch het mandaat van UNRWA unilateraal opheffen. De Algemene Vergadering van de VN heeft dat mandaat overigens nog verlengd.
Het recht op terugkeer is een VN-mandaat en verankerd in het Internationaal Recht en blijft op de tafel liggen, ook als dat er al zeventig jaar ligt.
Takkenberg verwijst naar VN-resolutie 194 waarin het recht op terugkeer werd vastgelegd. ‘Die resolutie is een rechtstreeks gevolg van het verbod op de massadeportatie van burgers in gewapende conflicten, opgetekend in de Haagse Conventie in 1907.’
Met andere woorden, het recht op terugkeer is verankerd in het Internationaal Recht en blijft, aldus Takkenberg, op de tafel liggen, ook als dat er al zeventig jaar ligt. Dat recht op terugkeer zou ook vertaald kunnen worden in de financiële compensatie van geannexeerde grond en huizen. ‘Israël weet dat maar al te goed. De juristen achter VN-resolutie 194 waren perfect op de hoogte van de Neurenberg-tribunalen. Het verklaart ook waarom Tel Aviv zo in een oorlogskramp schiet bij de terugkeermarsen in Gaza.’
UNRWA kampt, na de terugtrekking van de VS, nog steeds met een tekort van 55 miljoen euro, ook na het vinden van nieuwe geldschieters en extra toezeggingen van bestaande donoren. In Gaza werden meer dan honderd UNRWA personeelsleden – zeer afhankelijk van de organisatie voor hun broodwinning – ontslagen. Ook de voedselvoorziening en het onderwijs zijn in de ingesloten en zeer gespannen Gazastrook in gevaar. Voor Jordanië bleven de programma’s echter grotendeels gevrijwaard.
Economie van hulp en cliëntelisme
Economisch heeft Jordanië allesbehalve de wind in de zeilen. Eerst was er de economische crisis van 2008 en toen kwam 2011, het jaar dat de Syrische Lente ontaardde in een gruweloorlog.
Vandaag is Jordanië een van de landen die het meest werden geraakt door de Syrië-crisis. Het zag niet alleen zijn handelswegen geblokkeerd, vandaag heeft het land mondiaal het tweede hoogste aantal vluchtelingen op zijn grondgebied, 89 per 1000 inwoners.
Ahmed is 1 van de 10.000 Jemenieten die zich ook in Jordanië bevinden
© tine danckaers
De Syriërs zijn goed voor 660.000 personen. Verder bevinden zich nog 66.000 Irakezen, 10.000 Jemenieten en meer dan 4000 Soedanezen en andere — kleinere — groepen op het grondgebied. Het gaat hier om vluchtelingen die zijn geregistreerd door UNHCR, de twee miljoen Palestijnse vluchtelingen en vluchtelingen zonder UNHCR-registratie zijn hier niet bij gerekend.
Zowel de druk op de toch al tanende jobmarkt, het onderwijs en de gezondheidszorg zijn hoog, terwijl het dagelijkse leven in Jordanië steeds duurder werd.
De werkloosheid in Jordanië zit met 18,5 procent hoog, maar niet hoger dan het regionale niveau. Toch zou een derde van de Jordaniërs vandaag onder de armoedegrens leven. Dat verklaart onder meer de hevige burgerprotesten in juni tegen de takshervormingen die de regering wil opleggen. De Jordaanse economie is gestoeld op een overheid die het volk onderhoudt via cliëntelisme, subsidies en ‘kunstmatige prijsverminderingen’. Takshervormingen zouden dat systeem wel eens kunnen ondergraven.
‘Het water staat de Jordaniërs aan de lippen’, zegt Samar Muhareb van de Jordaanse hulporganisatie ARDD die onder meer legale bijstand verleent aan vluchtelingen. Ook al zijn de internationale hulporganisaties óver-gefocust op de Syrische crisis, het is niet genoeg, en al helemaal voor niet-Syriërs.
‘Jordanië is vandaag een tussenstation geworden voor vluchtelingen. De druk op de Jordaanse regering is enorm’, zegt Muhareb. ‘Als je daar het Palestijnse vraagstuk bijneemt is de vraag: hoe moet het nu écht verder? Hoe maken we het leven van de Palestijnen beter? En doen we dat ondanks of zonder de politieke impasse? Als we het laatste kiezen is de vraag: welke offers breng je daarvoor? Het zijn meer dan ooit enorm gevoelige vragen.’
Hoe stabiel is Jordanië?
‘Als kleine hulpafhankelijke speler in een zeer woelige geopolitieke context moet Jordanië zijn beleid synchroniseren met diegenen die het land steunen’
‘We zijn een product van de geopolitieke context’, zegt Osama Al Sharif, een doorwinterde Jordaanse journalist en politiek commentator over zijn regio. ‘We zijn een klein land met weinig keuzemogelijkheden. Als kleine hulpafhankelijke speler in een zeer woelige context moet je je beleid synchroniseren met diegenen die je steunen’.
Met andere woorden: de buitenlandse politiek van het kleine koninkrijk is er een van pragmatisme. Jordanië is niet alleen een partner van de VS van wie het jaarlijks ongeveer een miljard dollar ontvangt, het heeft ook al jaren goede banden met Saoedi-Arabië en tekende in 1994 een principeakkoord voor vrede met Israël. Toen Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Koeweit een paar maanden geleden nog tekenden voor een hulpinjectie van 2,5 miljard dollar, vroegen velen zich af of er ook voorwaarden aan de hulp verbonden zijn.
Jordanië voert een pragmatisch beleid in een woelige geopolitieke context
© tine danckaers
Wil dit zeggen dat Jordanië een Israëlisch-Palestijns vredesplan, opgelegd door de VS en gesteund door de Golf, zal moeten slikken? ‘Het zou hoe dan ook een bijzonder moeilijk evenwicht worden’, zegt Osama Al Sharif. ‘Jordanië blijft een vurige verdediger van de tweestatenoplossing. Onze koning Abdullah heeft zich ook zeer fel uitgesproken tegen de verhuis van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem en tegen de Amerikaanse aanpak van UNRWA en de Palestijnse vluchtelingen. Tegelijk is Jordanië pragmatisch en is onze overheid van mening dat het recht op terugkeer een symbolisch recht is, één van compensatie voor de geleden verliezen van de Palestijnen. Het is koorddansen met zoveel Palestijnse burgers onder ons.’
Al Sharif heeft weinig vertrouwen in de grillen van Trump, ‘juist omdat hij zo onvoorspelbaar is’. Op het moment van interview zijn de Mid-Terms nog een halve maand verwijderd. Vandaag zijn zijn – ‘Wat als Trump wint? Wat krijgen we dan?’ – meteen heel acuut geworden. Al Sharif vreest dat 2019 weleens een heel hard jaar zou kunnen worden voor de Arabische wereld. ‘Wat zou het mooi zijn, moest Europa, toch ook een verdediger van de tweestatenoplossing en intussen de grootste donor van UNRWA, de Palestijnse kaart trekken.’
Meer lezen over UNRWA