Biobrandstof is niet de oplossing om onze klimaatdoelstellingen te halen

Analyse

Ngo's pleiten voor een snelle uitfasering van biobrandstof

Biobrandstof is niet de oplossing om onze klimaatdoelstellingen te halen

Biobrandstof is niet de oplossing om onze klimaatdoelstellingen te halen
Biobrandstof is niet de oplossing om onze klimaatdoelstellingen te halen

Het gebruik van biobrandstoffen zit in de lift. Ook België maakt er handig gebruik van om zijn klimaatdoelstellingen te halen. Ngo’s luiden de alarmbel, want een toename van biobrandstoffen zou onder meer leiden tot landroof, een hogere CO2-uitstoot en schendingen tegen de mensenrechten.

© IMAGEBROKER / Belga

Een vrachtwagen vol suikerriet rijdt door Trujillo, Peru.

© IMAGEBROKER / Belga

In het kader van de Europese Green Deal wil België zijn klimaatdoelstellingen voor transport bijstellen. Dit najaar buigt de ministerraad zich over een wet die het percentage biobrandstoffen in diesel en benzine zal vastleggen. Ngo’s luiden de alarmbel, want een toename van biobrandstoffen zou onder meer leiden tot landroof, een hogere CO2-uitstoot en schendingen tegen de mensenrechten.

Het recente rapport van het International Panel on Climate Change (IPCC) drukte ons andermaal met de neus op de feiten: een verder uitstel van de klimaatmaatregelen is onverantwoord. Daarom werkt ook Europa aan een verhoging van zijn doelstellingen. Als de EU tegen 2050 klimaatneutraal wil zijn – zoals met de Green Deal werd afgesproken – moet de uitstoot tegen 2030 met 55 procent dalen in vergelijking met 1990.

Deze zomer publiceerde de Europese Commissie Fit for 55%. Daarin geeft ze richtlijnen over hoe ze die doelstellingen wil bereiken. Het aandeel hernieuwbare energie zal tegen 2030 moeten toenemen tot 40 procent. Voor de transportsector betekent dat een grondige hervorming: fossiele brandstoffen zullen duurder worden en vanaf 2035 zullen er geen benzineauto’s meer worden gemaakt. Het aandeel hernieuwbare energie voor transport zal tegen 2030 opgekrikt worden van 10 tot 14 procent.

Volgens Europa mag daarvan maar 7 procent afkomstig zijn van 1G-biobrandstoffen. Dat is de zogenaamde eerste generatie biobrandstoffen: brandstoffen die worden gewonnen uit landbouwgewassen die ook voor voedsel geschikt zijn, zoals soja, palmolie, suikerriet, zonnebloem of koolzaad.

In het huidige Nationale Energie- en Klimaatplan (NEKP) voor de periode 2021-2030 wil België 14 procent hernieuwbare energie realiseren in transport, waarvan ze 7 procent wil bereiken met 1G biobrandstoffen, de maximaal toegestane norm van Europa.
Ngo’s pleiten voor een lager percentage hernieuwbare energie in transport dat volledig kan gehaald worden zonder die 1G biobrandstoffen.

Rijden of eten?

‘Voedsel verbranden in brandstoftanks is slecht beleid’, oordelen 11.11.11, Bond Beter Leefmilieu, Oxfam, FIAN en Bos+ in een eerder verschenen opiniestuk. Ook Greenpeace België luidde intussen de alarmbel.

België produceert nauwelijks 3 procent van zijn biobrandstoffen op eigen bodem.

Dat zo’n maatregel niet bijdraagt aan het halen van de klimaatdoelstellingen blijkt bovendien uit de CO2-uitstoot. De productie van heel wat biobrandstoffen uit landbouwgewassen stoten over de hele cyclus genomen meer CO2 uit dan fossiele brandstof. Biodiesel, op basis van koolzaad, soja of palmolie stoot bijvoorbeeld tussen de 118 en 303 procent meer broeikasgassen uit dan de referentie-uitstoot van de fossiele brandstof die ze vervangt.

Bovendien stimuleert zo’n beleid het verlies van biodiversiteit, ontbossing en de schending van mensenrechten’, zo stellen de ngo’s. Het leidt ook tot directe of indirecte wijzigingen in landgebruik en zorgt voor druk op grond (de zogenoemde ILUC: indirect land-use change, red.), voedselmarkten en voedselprijzen.

België produceert immers nauwelijks 3 procent van zijn biobrandstoffen op eigen bodem: uit koolzaad en zonnebloem. Het grootste deel voert ons land in uit Latijns-Amerika, Azië en Afrika. Het gaat dan in hoofdzaak om palmolie, soja en suikerriet. Ofwel: de 1G-biobrandstoffen.

Ook voor het inzetten van geavanceerde biobrandstoffen op basis van reststromen, dierlijke vetten of industrieel afval vraagt de coalitie van Belgische milieu- en ontwikkelingsorganisaties rond biobrandstoffen om de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen. Het zal trouwens nog tot 2030 duren vooraleer die op grote schaal op de markt worden gebracht.

Dat biobrandstoffen uit voedselgewassen meer problemen veroorzaken dan dat ze oplossingen aandragen, is de voorbije vijftien jaar overvloedig aangetoond. Onder meer door UCL- professor Olivier De Schutter, die jarenlang VN-rapporteur voor het Recht op Voedsel was. Ook MO* bracht eerder het probleem al uitvoerig ter sprake. De Europese Commissie heeft haar beleid voortdurend herzien, onder druk van klachten, kritische rapporten en nieuwe informatie over de impact op de voedselprijzen, de voedselzekerheid en de druk op grond.

Heel vaak zorgt de grootschalige aanleg van plantages voor energiegewassen voor ernstige mensenrechtenschendingen, zoals blijkt uit een reportage die MO* in Paraguay maakte.

Ban op palmolie en soja

Onder druk van al die negatieve neveneffecten besliste de Europese Commissie in 2018 om het gebruik van palmolie als grondstof voor biobrandstof tegen 2030 te beëindigen. Een belangrijke stap vooruit, maar het gevaar is reëel dat hierdoor de druk op de sojateelt en de daarmee gepaard gaande ontbossing van het Latijns-Amerikaanse Amazonewoud en de Braziliaanse Cerrado, zal toenemen. Dat signaleert onder meer de ngo Transport & Environment.

Daarom besliste federaal minister van Leefmilieu en Klimaat, Zakia Khattabi, om vanaf midden 2022 ook biodiesel uit soja te bannen voor de Belgische biobrandstoffenmarkt. Ons land nam die beslissing als maatregel om geïmporteerde ontbossing tegen te gaan, een maatregel die kadert in het Amsterdam Declarations Partnership waartoe België in 2021 toetrad.

Voor 11.11.11 en andere ngo’s is dat echter onvoldoende, zolang het totale volume van 1G-biobrandstoffen niet daalt, omdat je telkens het probleem van landgebruik en concurrentie met voedsel verschuift.

Bio-ethanol uit Peru

Die uitfasering van biodiesel uit soja en palmolie is alleszins een erkenning van het probleem. Voor bio-ethanol uit suikerriet zijn er echter nog geen gelijkaardige maatregelen genomen, hoewel de impact daarvan niet minder is.

Brazilië is op wereldvlak de grootste producent, maar 94 procent van de op suikerriet gebaseerde ethanol die op de Europese – en ook de Belgische — markt belandt komt uit Peru.

Aangespoord door het Europese biobrandstoffenbeleid begon Peru zo’n tien jaar geleden met de productie van energiegewassen. Men zag hierin een goede aanleiding om buitenlandse investeerders aan te trekken, de landbouw te moderniseren, werkgelegenheid te genereren en ook zelf zijn energiebronnen te diversificeren en milieuvriendelijker te maken. Het wettelijke kader werd aangepast om het voor grote bedrijven makkelijker te maken om water- en landrechten te verkrijgen.

Samen met Oxfam Peru deed Oxfam België recentelijk uitvoerig onderzoek naar de impact van de ethanolproductie op de gemeenschappen en het milieu in de Chiravallei in het departement Piura, Noord-Peru. Van daaruit importeert ook België zijn bio-ethanol. Uit dat rapport, Fueling Human Rights violations: Consequences of EU and Belgian biofuel policies in Northern Peru, blijkt dat er heel wat kanttekeningen zijn te plaatsen bij die productie.

‘In zijn verplichte rapportering over de impact van zijn biobrandstoffen heeft België nooit oog gehad voor de impact buiten het eigen territorium.’

Het bedrijf waarover het in het Oxfam-onderzoek gaat is Maple Ethanol. Het filiaal van het Amerikaanse Maple Energy begon zijn werkzaamheden in 2006. De Peruaanse tak van die ethanolproductie kon onder meer rekenen op investeringen van het Belgische BIO (Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden) en de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO).

Maple Ethanol ging echter failliet en droeg zijn installaties samen met de grond (bijna 14.000 hectare) over aan AgroAurora, een filiaal van de Gloria Groep, Peru’s grootste conglomeraat van suikerrietinvesteringen. Ook BIO trok zich intussen terug als investeerder.

Er is heel wat agro-industrie in die regio, naast kleinschalige landbouw van rijst, maïs, koffie, katoen, citroenen, mango’s en biobananen. Alleen: de plaatselijke boerengezinnen werden niet op de hoogte gebracht van de komst van het bedrijf.

‘De overheid gaf AgroAurora de toestemming om zich daar te vestigen door een groot deel van de gronden “braakliggend” te verklaren,’ zegt Clemence Abbes Castillo van Oxfam Peru in een videogesprek. ‘Nochtans waren die in gebruik door de lokale bewoners, maar heel vaak op basis van gebrekkige of weinig transparante eigendomstitels.’

Behalve de grondconflicten die dat veroorzaakte, vergrootten de suikerrietplantages het waterprobleem waar deze regio mee worstelt. ‘Voor een groot deel zijn deze gebieden droog, tenzij ze geïrrigeerd worden’, verduidelijkt Abbes Castillo. ‘Het suikerrietbedrijf eist echter ook de toegang tot water op, waardoor de waterstress voor de boeren toeneemt.’

‘Peru kampt structureel met een waterprobleem door de grootschalige mijnbouw die over het hele land verspreid is. Die vergt gigantisch veel water en vervuilt ook rivieren, waterlopen en drinkwater. Daarnaast laat de klimaatverstoring zich voelen door smeltende gletsjers en in het bijzonder in deze regio door het fenomeen van El Niño, dat regelmatig zorgt voor overstromingen van landerijen en gemeenschappen.’

Alba Saray Pérez Terán, beleidsmedewerker voor Klimaat bij Oxfam België voegt er in het gezamenlijke videogesprek nog een bezwarend element aan toe: ‘De inwoners lijden momenteel nog het meest onder de zware rook. Bij het oogsten wordt het suikerriet verbrand om het overtollige gebladerte weg te werken. Dat veroorzaakt periodes van zware rook die belastend is voor de ademhaling.’

Pérez Terán: ‘Uit de geschiedenis van AgroAurora blijkt heel duidelijk hoe de Peruaanse productie een reactie is op het Europese beleid. Bovendien is daar een probleem gecreëerd waar momenteel een volgende generatie mee geconfronteerd wordt, terwijl de eigenlijke verantwoordelijken zijn vertrokken.’

Ook België schiet tekort, vindt ze: ‘In zijn verplichte rapportering over de impact van zijn biobrandstoffen heeft België nooit oog gehad voor de impact buiten het eigen territorium. In die rapportering staat: “er is geen impact”. Men gaat gewoon niet op zoek naar de correcte informatie of volgt de rapporten onvoldoende op.’

Toch ziet Clemence Abbes Castillo kansen. ‘Eind vorig jaar vonden in Noord-Peru massale protesten plaats tegen een nieuwe wet die een aanslag betekent op het statuut van de arbeiders in de agro-industrie. Peru heeft sinds juli een nieuwe president, Pedro Castillo. Hij is zelf afkomstig van het Noord-Peruaanse platteland en beloofde in zijn verkiezingscampagne werk te maken van landhervormingen.’ Een belofte die hij enkele dagen geleden herhaalde.

Samen met de gemeenschappen vraagt Oxfam dat het AgroAurora zijn verantwoordelijkheid opneemt. ‘Het gaat er niet om het bedrijf weg te werken’, verduidelijkt Clemence Abbes Castillo. ‘Maar we willen wel gehoord worden door die machtige Gloria-groep. Het bedrijf kan niet straffeloos de regels op vlak van milieu en mensenrechten overtreden. Gloria is een machtig bedrijf dat erg verstrengeld is met politieke belangengroepen in Peru.’

‘Wij vragen dat België zijn klimaatdoelstellingen haalt zonder gebruik te maken van biobrandstoffen van de eerste generatie.’

Biobrandstoffen worden momenteel ingezet als een oplossing op de korte termijn. In de klimaatmaatregelen op de lange termijn worden biobrandstoffen van de eerste generatie uitgefaseerd, zo bevestigde ook Peter Wittoeck, diensthoofd Klimaatverandering van de FOD Health tijdens de recente hoorzitting in de Kamer over een nieuw wetsvoorstel aangaande biobrandstoffen.

Is het dan nog verantwoord om in het Zuiden, in dit geval Peru, leefgemeenschappen en ecosystemen te vernielen onder het mom van vergroening van onze mobiliteit?

Alba Saray Pérez Terán: ‘Die vraag kan je terecht stellen. Maar zo werkt de markt nu eenmaal. Bedrijven hebben een grote impact op de politiek, zoals blijkt uit het Oxfam-rapport Burning the land, burning the climate, over de impact van de private sector op het biobrandstoffenbeleid van de EU.’

We legden dezelfde vraag voor aan het kabinet van Tinne Van der Straeten, bevoegd voor het biobrandstoffenbeleid. ‘We zijn ons bewust van de perverse effecten van 1G-biobrandstoffen,’ aldus woordvoerster Stéphanie Maquoi.

‘Het wetsvoorstel dat op tafel ligt, voorziet in een aangepaste aanpak voor 1G-biobrandstoffen. Het nieuwe wetsvoorstel wil meer ruimte geven aan “0-emissie”-oplossingen, ter ondersteuning van nieuwe dynamieken, zoals elektriciteit, waterstof en andere toepassingen.’

Onrechtvaardige transitie

De hele reeks van problematische neveneffecten van 1G-biobrandstoffen werd onlangs nogmaals opgesomd in een wetsvoorstel dat PVDA-parlementsleden Greet Daems, Thierry Warmoes en Raoul Hedebouw op 5 mei in de Kamer indienden.

Dat beoogt de stopzetting van het gebruik van 1G-biobrandstoffen als hernieuwbare energie voor transport. Het wil ook het gebruik van geavanceerde biobrandstoffen beperken tot wat nodig is om aan de verplichtingen opgelegd door de Europese Unie te voldoen. Tot slot wil het die geavanceerde biobrandstoffen beter reguleren vanuit het voorzorgsprincipe.

Over dat wetsvoorstel vond op 28 september een uitgebreide hoorzitting plaats in de Kamer. Tijdens dat debat wees Lien Vandamme, beleidsmedewerker Klimaat en Natuurlijke Rijkdommen voor 11. 11. 11, op het belang van beleidscoherentie. Het klimaatbeleid moet in lijn zijn met het Akkoord van Parijs, dat ons land mee ondertekende, maar ook met de mensenrechtenverdragen voor de bescherming van boeren- en inheemse gemeenschappen, waar België zich achter schaarde.

‘De regering is wel degelijk bezorgd over de samenhang van het ontwikkelingsbeleid met andere actieterreinen,’ zo antwoordt woordvoerster Stéphanie Maquoi. ‘Bij de uitvoering van RED II (de herziening van de Renewable Energy Directive, de richtlijn voor hernieuwbare energie, red.) worden de risico’s van schending van mensenrechten, landroof, schending van vrouwenrechten, slavernij, indirecte uitstoot van broeikasgassen enz. mee in rekening gebracht via een tweejaarlijkse evaluatie.’

Voor Vandamme is dat niet voldoende: ‘Wij vragen dat België zijn klimaatdoelstellingen haalt zonder gebruik te maken van biobrandstoffen van de eerste generatie. Zelfs wanneer de norm zou worden gerealiseerd met gewassen enkel op Europese grond, zou de druk op landbouwgronden en de voedselzekerheid nog toenemen. We zouden dan immers meer voedsel importeren om aan die noden te voldoen.’

‘We moeten altijd het totale plaatje voor ogen houden.’

Uiteindelijk vraagt 11.11.11 om alle biobrandstoffen op basis van landbouwgewassen zo snel mogelijk uit te faseren, omdat ze allemaal op een bepaalde manier nefaste gevolgen hebben en ze vooral allemaal druk zetten op de voedselzekerheid.

Vandamme wijst nog op een ander belangrijk punt: ‘Er is sinds 2021 geen enkele verplichting van Europa om 1G-biobrandstoffen te gebruiken en wij vragen België dus om daar volledig van af te stappen. Dat houdt in dat in het Nationaal Energie- en Klimaatplan de doelstelling hernieuwbare energie in transport, die heel erg hoog is, naar beneden moet. De totale doelstelling hernieuwbare energie die ons land krijgt opgelegd door de EU moet dan op andere manieren ingevuld worden.’

‘Uiteindelijk,’ zo stelt Vandamme, ‘vragen we om de klimaatdoelstellingen te behalen door in te zetten op een ander mobiliteitsbeleid, gericht op minder personenvervoer, meer deelmobiliteit en openbaar vervoer en meer echte vormen van hernieuwbare energie. Het gebruik van biobrandstoffen als mobiliteitsbeleid is ook niet logisch in een scenario waarin wagens met een verbrandingsmotor geleidelijk aan verleden tijd worden.’

Het kabinet van minister Van der Straeten wijst ook op dat langetermijnperspectief. Woordvoerster Maquoi: ‘Minister Van der Straeten, maar ook de collega’s van de federale en regionale overheid, hebben bij de planning voortdurend het perspectief van 2050 voor ogen, met de tussentijdse doelstelling van 55 procent reductie tegen 2030. Europa heeft ook tegen 2035 het einde van de warmtemotoren aangekondigd. Vanaf dan mogen er in de EU alleen nog elektrische en waterstofmodellen worden verkocht.’

‘De huidige wet, die dateert van 2013 en zich vooral richt op het inbouwen van biobrandstoffen, komt echter niet meer overeen met de huidige dynamiek. Ook elektriciteit, waterstof en andere technologieën hebben een wettelijk kader nodig. Door ze een kader te geven wil minister Van der Straeten deze nieuwe dynamiek stimuleren.’

Ook op dat punt geven 11.11.11 en andere ngo’s nog een bezorgdheid mee. Ook de elektrische wagen kan niet zonder lithium, ook een precaire grondstof uit het Zuiden. Vandamme: ‘Het kan niet zijn dat onze klimaattransitie gebouwd is op negatieve sociale en ecologische gevolgen in het Zuiden. We moeten altijd het totale plaatje voor ogen houden.’