In Bolivia, één van de minst ontwikkelde landen van Latijns-Amerika, is sinds 2006 een uitgesproken linkse regering aan de macht. Die heeft haar zinnen gezet op industrialisering. De materiële basis is in ieder geval voorhanden: belangrijke voorraden petroleum en gas in de ondergrond, en aanzienlijke reserves tin, zink en zilver.
Bolivia heeft nog altijd reserves. Eigenlijk is dat de juiste formulering want het land wordt sinds de oerdagen van de kolonisatie leeggehaald, eerst door het Spaanse koninkrijk, daarna door buitenlandse exploitanten. De huidige regering, onder leiding van president Evo Morales, zet echter revolutionaire stappen. Ze wordt aangevoerd door de MAS, de Beweging voor het Socialisme van de president.
Morales had amper zijn ambt opgenomen, na glansrijk gewonnen verkiezingen, of hij liet het leger de petroleum- en gasputten bezetten. Dat was begin 2006. Maanden later had de regering de uitbatingscontracten met de exploitanten heronderhandeld. Vanaf dan droegen zij tot tachtig procent van de opbrengsten af aan de schatkist.
Met dat manna duwt de MAS-regering zowel de gezinnen als het land vooruit. Ze heeft sociale programma’s en uitkeringen voor de armste gezinnen ingevoerd. Aan snel tempo verbetert ze de wegen en de infrastructuur. Tot in de kleinste dorpen verrijzen openbare gebouwen met spiegelglas. De laatste aanwinst in de hoofdstad La Paz is een kabelbaan die passagiers voor drie boliviano (de prijs van een rit in een taxibusje) vervoert tussen de stationswijk en de veel hoger gelegen buurgemeente El Alto.
Lithium voor batterijen
‘De grondstoffen zijn van alle mensen van het land; ze mogen niet in handen van een dunne toplaag van kapitaalkrachtigen worden geconcentreerd.’
Bolivia wil ook economisch vooruitgaan, met eigen industriële ketens, waar in opeenvolgende schakels de eigen grondstoffen tot verbruiksgoederen worden omgevormd.
De eerste keten is die van lithium. Lithium, het lichtste metaal, kan energie opslaan. Het is daarom bijzonder geschikt om batterijen te maken. In Zuid-Amerika wordt deze grondstof in zoutmeren gewonnen. Daarvan zijn er tientallen te vinden rond het drielandenpunt van Noord-Chili, Noord-Argentinië en het zuidwesten van Bolivia. In dat gebied klim je al gauw naar twee- tot drieduizend meter. Het klimaat is er extreem droog, de zon schijnt er fel en het water van de meren verdampt. Zo vormt zich een zoutkorst.
Sinds lang wordt er zout gewonnen. Maar in Chili, en hoe langer hoe meer ook in Argentinië, wordt uit het zout ook kali gewonnen (voor meststof) en lithium. Dat is het werk van private ondernemingen. Bolivia heeft ‘s werelds grootste voorraad van lithium in het uitgestrekte zoutmeer van Uyuni. Maar de lokale gemeenschappen hebben hun lithium nooit aan privé-ondernemingen willen afstaan.
In 2008 keerde het tij. De regering besliste het lithium zelf uit te baten en verwerken; ze kreeg de steun van de bevolking. De filosofie achter deze innovatie luidt zo: de grondstoffen zijn van alle mensen van het land; ze mogen niet in handen van een dunne toplaag van kapitaalkrachtigen worden geconcentreerd zoals dat volgens de neo-liberale praktijken gebruikelijk is.
© Raf Custers
Een sleutel-op-de-deur-fabriek uit China
Bolivia heeft stoutmoedige ambities met het lithium. Het stelt eigen procédés op punt om het zout uit de meren te splitsen in lithium, kali en andere bestanddelen. Nabij Uyuni is een pilootfabriek gebouwd. Begin 2014 is een tweede pilootfabriek voor lithiumbatterijen ingehuldigd. President Morales demonstreerde er een elektrische fiets met een accu van eigen fabrikaat. Ooit hoopt Bolivia zelfs eigen elektrische auto’s te maken.
De Boliviaanse regering worstelt echter met de erfenis van het verleden. Vroegere regeringen hebben nooit genoeg goede technici geschoold. Bolivia onderhandelt nu met buitenlandse investeerders en instellingen. Druppelsgewijs geef dat resultaten. De Technische Universiteit Delft in Nederland levert technologie voor li-ionbatterijen; de batterijenfabriek in La Placa komt – sleutel-op-de-deur – uit China.
Het proces vordert traag. Veel te traag, zeggen kritische stemmen in Bolivia. De technische achterstand is één factor, een andere is de diepgewortelde corruptie en het feit dat individuen in het regerinsgapparaat persoonlijk profijt zoeken. Je hoort nu vaak in Bolivia dat de mooie woorden van de MAS-regering niet stroken met haar daden. Die kritiek komt ook van buiten. ‘Bolivia verliest zich in prestige-projecten’, zei president Mujica van Uruguay nog toen hij in juli in Bolivia was voor de Conferentie van de G77+China.
© Raf Custers
Leverancier van ruwe mineralen
Bolivia vervult sinds tijden de rol van leverancier van ruwe mineralen voor de internationale industrie.
Het enthousiasme van de begindagen brokkelt af. President Morales zal andermaal de verkiezingen van oktober 2014 winnen, dat is de algemene prognose. Hij kan natuurlijk echte realisaties voorleggen. Maar zijn campagne had ambigue kantjes. De president eiste bijvoorbeeld dat Bolivia toegang krijgt tot de Stille Oceaan. Buurland Chili moet dan maar zijn noordelijke regio’s afstaan (die het in de negentiende eeuw gewapenderhand op Bolivia veroverde). Zulk chauvinisme slaat misschien aan bij de achterban, maar je verwacht het niet van een linkse revolutionair.
Bolivia vervult sinds tijden de rol van leverancier van ruwe mineralen voor de internationale industrie. De regering wil door dat schema breken. Voor lithium nam ze resoluut het initiatief. Dat kon ook omdat die grondstof nog niet ontgonnen werd. Maar buiten lithium liggen de kaarten veel moeilijker omdat die sector in private handen is.
Tot in de jaren zeventig bezat Bolivia meer dan dertig mijnen. Ze stonden onder beheer van de staatsonderneming Comibol. Maar vanaf de jaren tachtig – tijdens de toenmalige dictatuur en de neo-liberale regeringen die erop volgden – zijn de mijnen uitgedeeld aan privé-ondernemers uit binnen- en buitenland. Dat geldt zowel voor tin als voor zink en zilver (die alle royaal voorhanden zijn in de ondergrond) en voor andere materialen zoals indium of wolfram.
Kapitalistische coöperatieven
© Raf Custers
De nieuwe grondwet van Bolivia (2009) zegt dat de natuurlijke rijkdommen aan het volk toebehoren. Het volk wordt in Bolivia belichaamd door de staat. Het streven is dus om het eigenaarschap van de mijnen terug onder staatscontrole te brengen. Dat gaat hard tegen onzacht. In 2012 nationaliseerde Bolivia de Colquiri-tinmijn, die tot dan werd uitgebaat door de Zwitserse grondstoffenjager GlencoreXstrata. Glencore bleef samen met de Sumitomo-groep (Japan) wel de zinkproductie domineren. Bolivia nationaliseerde ook de indium- en zilvermijn Maku Khota. De vorige privé-uitbater eist nu een schadevergoeding van bijna 400 miljoen dollar.
Ook de Colquiri-mijn kreeg de Boliviaanse staat niet zomaar in handen. Daar eisten Boliviaanse coöperatieven hun deel. Het kwam tot gewelddadige botsingen tussen cooperativistas en mijnwerkers van de staatssector. De coöperatieven vormen een kaste apart. Het zijn kleine privéondernemingen. Hun bazen willen geld verdienen. Ze laten hun mensen zwoegen voor weinig geld en ze verdelen de opbrengsten niet onder het werkvolk, zoals echte coöperatieven zouden doen. Ze bezetten soms mijnen van de staat en baten ze uit voor eigen rekening. Ze hebben ook politieke macht. Daarom zou de nieuwe mijnwet van Bolivia op maat van de kapitalistische cooperativistas geschreven zijn.
Schakels in een keten
Zink en zilver en het meeste tin stromen nog altijd – naar koloniaal model – het land uit.
Bolivia heeft bijna geen installaties om ertsen om te smelten en te raffineren. De belangrijkste – Vinto en Karachipampa – zijn van de staat. Voorlopig presteren ze echter slechts op beperkte kracht. Zink en zilver en het meeste tin stromen nog altijd – naar koloniaal model – het land uit. Daarmee verliest Bolivia niet-hernieuwbare grondstoffen.
Met het zink verdwijnt er ook indium naar buiten, dat door de exporteurs niet is gedeclareerd en waarop ze geen heffingen betalen. Dit is een courante praktijk, het is niet eens illegaal. Toch kost de ongeziene indium-export Bolivia elk jaar naar schatting 140 miljoen dollar. Bolivia wil de export dan ook indijken.
Op termijn mag tin niet meer in ruwe vorm worden uitgevoerd. Het erts moet eerst bij Vinto worden omgesmolten. Maar dat is nog altijd maar de eerste schakel van een industriële tin-keten. Het kan jaren duren voor Bolivia over de volgende schakels beschikt.
Dit dossier kwam mee tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.