Expansiedrang zorgt voor aaneenschakeling van conflicten met traditionele leefgemeenschappen
De Braziliaanse deelstaat Maranhão wordt ontwikkeld, maar tegen welke prijs?
Brazilië wil zich ontwikkelen, en voor die vooruitgangsdrift moeten mens en natuur baan ruimen. In de deelstaat Maranhão zorgt dat voor een aaneenschakeling van conflicten met traditionele leefgemeenschappen. Moderniseren en dekoloniseren staan er lijnrecht tegenover elkaar.
Het overstromingsgebied van de Mearim-rivier in de Braziliaanse deelstaat Maranhão is van hoge ecologische waarde, vooral voor de ontelbare vissoorten die hierin hun paaiplaatsen.
© Adriano Almeida
Brazilië wil ontwikkelen en voor die vooruitgangsdrift moeten mens en natuur baan ruimen. Dat zorgt voor een aaneenschakeling van conflicten met traditionele leefgemeenschappen in de deelstaat Maranhão, waar de agro-industrie en omkaderende infrastructuurprojecten oprukken. Moderniseren en dekoloniseren staan in Brazilië lijnrecht tegenover elkaar.
Maranhão, in het noordoosten van Brazilië, is na Pará de deelstaat waar zich de meeste grondconflicten bevinden. De drijfveren voor die conflicten zijn talrijk maar vooral de oprukkende monocultuur van soja zet druk op de grond.
Die uitdeinende agro-industrie brengt grote infrastructuurwerken mee, onder meer de aanleg van een hoogspanningslijn eind vorig jaar. Die transmissielijn vervoert energie die opgewekt wordt in een windmolenpark in de deelstaat Piauí en verbindt de stad Miranda do Norte met de baai van São Marcos. Daar moeten 9 havens gebouwd of uitgebreid worden nabij de oude havenstad São Luís.
De havenzone is van bijzonder economisch belang voor de Chinezen en de werken, uitgevoerd door het Chinees-Portugese energiebedrijf EDP, moeten de energiezekerheid voor de toekomst waarborgen. Maar de aanleg van deze elektriciteitslijn zorgt voor heel wat problemen.
Een zeventigtal gemeenschappen van inheemsen, quilombolas (zie kader) en ook arme blanke bewoners, verspreid over 13 gemeenten, werd zwaar getroffen door de impact van de werken. Die liepen dwars door het overstromingsgebied van de Mearim-rivier, in de regio Anajatuba, Itapecuru-Mirim en Santa Rita.
Quilombolas zijn afstammelingen van gevluchte slaven. Sinds het begin van de slavernij in Brazilië, 5 eeuwen geleden, tot 1888 toen die er officieel werd afgeschaft, ontstonden er over het hele land gemeenschappen van gevluchte slaven.
Tot op vandaag zijn de quilombolas dragers van een rijke culturele mix, die zowel zwarte als indiaanse elementen bevat. Net als de inheemse gemeenschappen liggen de quilombos erg afgelegen in de “wilde natuur”, precies om beschut te zijn tegen de dwang van de slavenmeester op de fazenda. Het isolement maakt ook dat deze zwarte gezinnen in precaire omstandigheden leven en in hun onderhoud voorzien op grond van een overlevingseconomie. Het overstromingsgebied is van hoge ecologische waarde, vooral voor de ontelbare vissoorten die er hun paaiplaatsen hebben. De aanleg van de hoogspanningslijn gebeurde met zware machinerie, zonder enige rekening te houden met de waardevolle aquatische ecosystemen en met de paaitijd van de vissen.
Voedselzekerheid bedreigd
Elias Pires, van de quilombo Santa Rosa dos Pretos, is voorzitter van de Unie van Quilombola-gemeenschappen van Itapecuru-Mirim (UNICQUITA). De vereniging telt 50 quilombolagemeenschappen waarvan er 10 door de werken getroffen worden.
‘De vernieling van de paaigronden heeft een blijvende impact omdat de habitat van de vissen en het hele ecosysteem kapotgemaakt worden.’
‘Voor ons is die aanleg desastreus’, vertelt hij aan MO*. ‘Zowel direct als indirect verstoren deze werken grondig ons bestaan omdat ze onze voedselwinning vernielen. De visvangst is voor ons een belangrijke bron van overleven, zowel voor onze eigen voeding als voor onze inkomsten. De werken verhinderen dat de vissen de weg vinden naar hun vaste paaiplaatsen. Het betekent een aanslag op onze voedselzekerheid en daarmee direct op onze gezondheid.’
Om de vissen te vangen hebben deze vissers kleine dammen en kweekplaatsen aangelegd in de waterlopen, maar door de werken werden die volledig vernield. Luís Carlos, eveneens van UNICQUITA, is visser van de gemeenschap Santa Helena. ‘In mijn gemeenschap verliezen minstens 79 families hierdoor hun bron van voeding en inkomsten. Bovendien gaat het om een blijvende impact omdat de habitat van de vissen en het hele ecosysteem kapotgemaakt worden,’ vertelt hij via een Whatsapp videogesprek.
Groeien eist mensenlevens
De aanleg van de transmissielijn is de zoveelste aanslag op het leefgebied van deze gemeenschappen. De uitdeinende agro-industrie (vooral soja), de mijnbouw (ijzererts), de aanleg van snelwegen en spoorwegen zorgden de afgelopen 8 jaar voor aanhoudende grondconflicten. Heel vaak wordt hierbij met valse documenten beslag gelegd op gronden die traditioneel door deze gemeenschappen in gebruik zijn genomen, de zogenaamde praktijk van grilagem, het vervalsen van eigendomsdocumenten.
‘Het feit dat er zelfs geen onderzoek wordt ingesteld naar de verantwoordelijken voor deze moorden, komt in de feiten neer op een licence to kill.’
Tussen juni en oktober vorig jaar vielen bij grondconflicten zes doden, maar zelden wordt er een onderzoek ingesteld naar de verantwoordelijken van die duistere moorden. De escalatie van dit geweld bracht de bisschoppen van Maranhão ertoe in een publieke brief hun beklag te doen. De bisschoppen wijzen op de structurele oorzaken van dit aanhoudende geweld tegenover de gemeenschappen.
‘De beleidskeuze van deze regering (van de deelstaat Maranhão, nvdr) om de agro-industrie te stimuleren en megaprojecten uit te bouwen, ligt aan de basis van de grilagem en van de dodelijke slachtoffers die er gevallen zijn. Het feit dat er zelfs geen onderzoek wordt ingesteld naar de verantwoordelijken voor deze moorden, komt in de feiten neer op een licence to kill’, stellen de bisschoppen.
Het recht om te bestaan
Ook voor de quilombolas van UNICQUITA is de maat vol. Elias Pires: ‘Wij kunnen dit niet langer nemen. De tijd is gekomen om te vechten voor onze voedselsoevereiniteit en voor het recht om op onze territoria te kunnen leven. Maar vooral om op te komen voor het recht om gewoon te mogen léven, te mogen bestaan!’
‘Wij willen die werken niet op ons grondgebied want voor ons betekent dit meer honger.’
Volgens het internationaal recht kunnen deze gemeenschappen een beroep doen op de Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie. Die stelt dat inheemse gemeenschappen het recht hebben om geïnformeerd en geraadpleegd te worden bij werken die zulke impact hebben op hun leefomgeving. Dat is in dit geval bij geen enkele van de gemeenschappen gebeurd.
Elias Pires: ‘We worden niet geconsulteerd omdat de overheid weet dat we neen gaan zeggen. Ons antwoord is heel duidelijk “neen”. Wij willen die werken niet op ons grondgebied want voor ons betekent dit meer honger.’
Links progressief?
Nochtans is gouverneur Flavio Dino van de PSB, de Braziliaanse Socialistische partij, gekend als links-progressief. Pires: ‘Eén ding is wat hij zegt in woorden, een ander is hoe hij handelt. Als hij echt progressief was, zou dit voor ons betekenen dat hij eindelijk werk maakt van de legalisering van onze territoria. Wij vragen aan deze linkse regering dat ze ons grondgebied erkent. Die erkenning wordt altijd op de lange baan geschoven maar voor ons is het hoogdringend. De uitdeinende agro-industrie en al die infrastructuurwerken brengen ons bestaan hier in het gedrang.’ Gouverneur Dino heeft wel de mond vol over duurzaamheid en compensatie, maar daar hebben we nog niets van gezien, aldus de vertegenwoordigers van UNICQUITA.
Sinds 2014 zijn de territoria van deze quilombos in een proces van demarcatie door Funai (Fundação Nacional do Indio), de organisatie die inheemse kwesties coördineert. Maar twee jaar geleden stelde Bolsonaro een ex-officier van de federale politie, Marcelo Xavier da Silva, aan als nieuwe directeur van de Funai, helemaal in lijn met de extreemrechtse en racistische visie van de president jegens deze traditionale gemeenschappen.
‘De huidige regering geeft de voorkeur aan de groep met de meeste economische en politieke macht ten koste van de bescherming van het milieu en de gemeenschappen.’
Adriano Almeida, jurist
Luís Carlos: ‘Links-progressief? Het is het Secretariaat voor Milieu (SEMA) van de regering van Maranhão zelf die alle milieuvergunningen gegeven heeft voor de uitvoering van deze werken.’
Ook de Ombudsdienst van de deelstaat, samen met een aantal middenveldorganisaties, wijzen erop dat de regering van Dino hiermee haar eigen wetgeving overtreedt. Als er daadwerkelijk milieu-impactstudies waren gedaan en als de gemeenschappen geconsulteerd waren, zou daaruit blijken dat die transmissielijn een andere route had moeten volgen.
Adriano Almeida is jurist en volgt als mensenrechtenverdediger de schendingen die met dit project gepaard gaan. Hij heeft een verklaring voor dit incoherente beleid: ‘De bestuurbaarheid van de huidige fractie hangt af van de steun van de economische machtsgroepen. De rechten van de gemeenschappen kunnen hun gestolen worden. De huidige regering geeft de voorkeur aan de groep met de meeste economische en politieke macht ten koste van de bescherming van het milieu en de gemeenschappen.’
Ouderwetse koloniale praktijken
In plaats van hun rechten gerespecteerd te zien, worden de leiders van deze gemeenschappen geïntimideerd en gecriminaliseerd. 16 inheemsen van het Akroá Gamella-volk brachten in november twee dagen in gevangenschap door, gegijzeld in hun gemeenschap door onbekenden die met wagens zonder nummerplaat hun territorium binnendrongen, omdat ze zich verzetten tegen de werkzaamheden.
Het voorval raakte bekend op basis van foto’s en getuigenissen op sociale media en door de onderzoeksgroep “Ontwikkeling, Moderniteit en Milieu” van de universiteit van Maranhão samen met enkele andere universitaire onderzoeksgroepen rond de impact van grootschalige projecten op inheemse gemeenschappen.
Zij wijzen op het criminaliseren van de protesten en noemen het een ouderwetse koloniale houding van een overheid die denkt “ontwikkeling” te moeten brengen op een manier waarbij zogenaamd “wilde en primitieve volkeren” dan maar moeten wijken. Ze hekelen ook het feit dat openbare veiligheidsdiensten ingezet worden om de privébedrijven te beschermen in plaats van de inwoners van de gemeenschappen en bovendien de conflicten mee aanwakkeren.
Intussen is er op federaal niveau een aanklacht neergelegd. Volgens die federale rechtbank is er een gebrek aan transparantie in het toekennen van de milieuvergunningen. Ze vraagt een opschorting van de vergunningen omdat de gemeenschappen vooraf niet geïnformeerd en geconsulteerd zijn en er ook geen impactstudies gemaakt werden.
Adriano Almeida: ‘De uitspraak van de rechtbank is een voorlopige uitspraak. Er kan nog altijd in beroep gegaan worden en intussen gaan de werken gewoon door. Het einde van dit juridisch geschil is onvoorspelbaar.’ Sinds april vraagt de Openbare Aanklager dat iemand van SEMA, het Secretariaat voor Milieukwesties, ter plaatse zou gaan om te kijken wat er aan de hand is. Maar pas recent, op 28 december, werd aan die vraag gevolg gegeven en kwam er een delegatie ter plaatse.
Greenwashing en Ecocide
EDP, het energiebedrijf dat de transmissielijn installeert, pakt graag uit met haar groene en duurzame aanpak maar in dit project is die claim moeilijk hard te maken.
Adriano Almeida: ‘Behalve het feit dat de gemeenschappen niet geconsulteerd werden en dat de overheid de milieuvergunningen blind heeft toegekend, heeft het bedrijf tot nog toe niets ondernomen om de aangerichte schade te herstellen. Daarnaast gaat EDP er prat op te werken volgens de hoogste norm van duurzaamheid en CSR (Corporate Social Responsability) maar in dit project is die claim totaal ongefundeerd.’
Een andere piste die Adriano Almeida wil uitzoeken, is die van een veroordeling voor ecocide. ‘Deze traditionele gemeenschappen, die hier al eeuwen wonen en destijds gevlucht zijn voor uitbuiting en onderdrukking, organiseren zich op basis van de overvloed of schaarste van het voedsel en de biodiversiteit in die habitat. Als er geen voedsel meer is, verliest de gemeenschap zijn bestaansgrond en stort die in.
Het wetsontwerp over ecocide, dat in juli werd geformuleerd op initiatief van de actiegroep Stop Ecocide International definieert ecocide als “onwettige of moedwillige daden gepleegd met de wetenschap dat er een aanzienlijke kans is dat ernstige en wijdverbreide of langdurige schade aan het milieu wordt veroorzaakt door die daden”.
Indien het Internationaal Strafhof (ICC) dit voorstel aanvaardt, wordt het de vijfde misdaad die door het ICC wordt behandeld, naast oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid, genocide en agressie. Een van de leidende figuren om dit concept uit te werken is Philippe Sands van de University College Londen.
‘De vier andere misdaden zijn allemaal uitsluitend gericht op het welzijn van de mens. Deze doet dat natuurlijk ook, maar het introduceert een nieuwe niet-antropocentrische benadering, namelijk het milieu centraal stellen in het internationale recht, en dat is innovatief’, benadrukt Sands.
‘Het allerbelangrijkste aan dit initiatief is dat het deel uitmaakt van dat bredere proces van het veranderen van het publieke bewustzijn. Het betekent erkennen dat we in relatie staan met onze omgeving, dat we voor ons welzijn afhankelijk zijn van het welzijn van het milieu en dat we verschillende instrumenten moeten gebruiken, politiek, diplomatiek maar ook legaal om de bescherming van het milieu te bereiken.’
Het idee van ecocide werd een halve eeuw geleden al gelanceerd, toen de Zweedse premier Olaf Palme het op de agenda zette van de VN-Milieuconferentie van 1972 in Stokholm.
Om tot dit nieuwe bewustzijn te komen, zijn deze gemeenschappen, die men vandaag uit de weg wil ruimen, net van primordiaal belang.
(met medewerking van Adriano Almeida voor de videobeelden en het afnemen van de getuigenissen)