De “beperkte interventie” in Mali werd een regionale aanwezigheid

Analyse

De “beperkte interventie” in Mali werd een regionale aanwezigheid

De “beperkte interventie” in Mali werd een regionale aanwezigheid
De “beperkte interventie” in Mali werd een regionale aanwezigheid

Intagrist El Ansari

19 maart 2015

De bevrijdingsoorlog die Frankrijk in Mali zou gaan voeren is in de ogen van een groot deel van de bevolking van het land uitgedraaid op een bezettingsoorlog en een permanente Franse aanwezigheid in het hele Sahelgebied. Dat schrijft de Malinese auteur en journalist Intagrist El Ansari vanuit Nouakchhott, Mauretanië, voor MO*.

In januari 2013 ontving het Franse staatshoofd “een formele steunaanvraag” van de toenmalige Malinese interim-president Diancounda Traoré. Toen de Franse troepen kwamen in de Serval-missie, stelde François Hollande gerust: ‘Frankrijk heeft niet de roeping om in Mali te blijven’. Twee jaar later heeft de interventie zich verspreid over de Sahel en een nieuwe naam gekregen, Barkhane. De aanwezigheid van de militairen kreeg een juridisch statuut en wettelijk kader en viseert de hele Sahelregio, waardoor de politieke grenzen van Mauritanië tot Tsjaad zo goed als opgeblazen werden.

European Parliament (CC BY-NC-ND 2.0)

Toen de Franse troepen kwamen in de Serval-missie, stelde François Hollande gerust: ‘Frankrijk heeft niet de roeping om in Mali te blijven’. Twee jaar later heeft de interventie zich verspreid over de Sahel en een nieuwe naam gekregen, Barkhane.

European Parliament (CC BY-NC-ND 2.0)

Van noodtoestand tot langdurige aanwezigheid

Tussen januari 2013 en maart 2015 werden volgens rapporten een twintigtal kamikaze-aanslagen gepleegd.

De eerste noodfase had als doel Bamako, de Malinese hoofdstad, opnieuw stevig onder controle te krijgen en de jihadistische opmars naar het zuiden van het land te stoppen, op de eerste plaats door de stad Konna over te nemen, al verliep dit niet zonder slag of stoot. Tot ieders verbazing vielen jihadisten ook Diabali in de Ségou-regio binnen. Ze veroverden de stad en versloegen het Malinese leger, dat zijn toevlucht achteraf in Niono zocht.

Die reactie toonde alvast aan hoe taai en vastbesloten deze groepen waren, ook al werd hun opmars richting Bamako gestopt en verloren ze hun munitiedepots, benzinedepots, logistieke basissen voor training en hergroeperingsplekken in grote agglomeraties zoals Gao, Timboektoe en Kidal.

De jihadisten leden serieuze verliezen en moesten terrein prijsgeven. Maar een deel van die strijders trok naar het noorden van Mali en vestigde zich daar vooral in de Ifoghas bergen, ten noordoosten van Kidal, en voorbij Timboektoe. Het merendeel van de jihadisten vluchtte echter naar het Libische zuiden om daar een stevig bolwerk op te bouwen, van waaruit ze op eender welk moment heel de Sahel –en met name Noord-Mali en Noord-Niger– kunnen destabiliseren.

De herovering van de steden Gao en Timboektoe leidde niet tot de volledige uitschakeling van de jihadistische troepen.Tussen januari 2013 en maart 2015 werden volgens rapporten een twintigtal kamikaze-aanslagen gepleegd. Die werden georganiseerd vanuit nieuwe basissen en sleeper cells, vooral in de Gao-regio. Doelwitten waren zowel Franse soldaten als VN-blauwhelmen.

MINUSMA (CC BY-NC-ND 2.0)

Een VN-blauwhelm wordt geëvacueerd richting Senegal na een aanslag.

MINUSMA (CC BY-NC-ND 2.0)

Na de moeilijke maar “definitieve” bescherming van Bamako en de herovering van Noord-Mali, wijzigde de Franse operatie van koers en werd een regionale en langdurige operatie, Barkhane, die zich uitspreidde van Nouakchott tot tot N’djaména.

Het defensie-akkoord tussen Parijs en Bamako, ondertekend in juli 2014 bood voortaan een juridisch kader aan de Franse militairen in Mali waarmee ze een mandaat van vijf jaar lang kregen. Officieel dient het verdrag van militaire samenwerking om ‘bij te dragen aan duurzame vrede et veiligheid’.

Het verdrag ligt in de lijn van de aanbevelingen die de Elysée-top voor de vrede et veiligheid in Afrika, in december 2013, formuleerde. Bedoeling daarvan was oplossingen uit te werken om de ‘Afrikaanse troepen te steunen’ en ‘hun veiligheid te garanderen’.

‘Dit verdrag zal de militaire coöperatie tussen Mali en Frankrijk consolideren op het vlak van inlichtingen, opleiding en informatieuitwisseling om de veiligheid van het Malinese gebied en in de Sahel te verzekeren’, beweerde de Franse minister van Defensie Jean-Yves Le Drian na de ondertekening van het verdrag.

Intussen is het Malinese leger nog steeds niet hersteld. Er is een diepgaande verdeeldheid tussen de bérets rouges en de bérets verts. Daarom zien veel waarnemers de steun van het Franse leger, dat waarschijnlijk ook geostrategische belangen in de regio koestert, als een onontbeerlijke hefboom in de wederopbouw en de ‘volledige’ ontplooiing van het Malinese leger in het noorden van het land. De situatie in het noorden van Mali heeft immers ook grote gevolgen voor het Libische zuiden,  Noord-Algerije –waar de leiding van Aqmi zich bevindt– maar ook West-Afrika, waar Boko Haram opereert. De aanslag in Bamako op 7 maart werd bijvoorbeeld opgeëist door de groepering van de Algerijnse jihadi-leider Mokhtar Belmokhtar, Al-Mourabitoune.

Het zuiden: van enthousiasme naar vijandigheid tegenover Frankrijk

De wittebroodsweken waren van korte duur voor Hollande.

De overname van Konna in januari 2013 door Franse et Malinese militairen heeft de jihadistische opmars een halte toegeroepen. Het Franse leger in het bijzonder, en Frankrijk over het algemeen, kreeg daarvoor pluimen van de publieke opinie. Het was dus niet verbazend dat François Hollande toegejuicht werd tijdens zijn bezoek in Mali begin februari 2013. Hollande gold als ‘de redder’ en zei tot de opgewonden massa: ‘Dit is zonder twijfel de belangrijkste dag van mijn politieke leven’. Hij kreeg meteen een daverend applaus van duizenden bijna hysterische Malinese burgers.

Maar de wittebroodsweken waren van korte duur. Het Malinese leger had weer controle over al de grote steden in Noord-Mali, behalve Kidal, een bolwerk van gewapende groeperingen, vooral Toearegs. Die hadden afstand genomen van de jihadisten en het streven naar een eigen staat afgezworen. In plaats daarvan waren ze bereid een politieke dialoog met Bamako aan te gaan.

Het Franse leger “recycleerde” het imago van die groepen, op de eerste plaats van de Nationale Bevrijdingsbeweging voor Azawad (MNLA), nadat ze verdreven waren door de jihadisten van Aqmi en hun bondgenoten van Ansar Dine en Mujao, die de grote agglomeraties in het noorden en bepaalde verkeersaders controleerden.

Met de bevrijding van de noordelijke steden door het Franse leger kreeg de MNLA de kans om zich te herpakken en een nieuwe rol te spelen: het opsporen van jihadisten in de Adrar des Ifoghas-bergen. Van hen werd vooral verwacht dat ze inlichtingen zouden bezorgen om de Franse gijzelaars te lokaliseren. De Franse minister van Defensie zei dat ze ‘in Kidal goede werkrelaties met de MNLA hadden’.

Voor de Malinese regering en publieke opinie zijn die contacten tussen de Toeareg rebellen en de Franse troepen een steen des aanstoots. Men gaat ervan uit Frankrijk onder één hoedje met de rebellen speelt. Bovendien kan het Malinese leger niet in Kidal terugkeren, wat als een gedwongen scheiding met de rest van Mali gezien wordt.

Tot groot ongenoegen van tal van Malinezen is de Franse aanwezigheid intussen een uitgesproken bezetting geworden.

In de hoofden van de meeste mensen heeft de rebellie van de MNLA immers de neergang van Mali vanaf januari 2012 veroorzaakt, waardoor ze zich de woede van de mensen op de hals gehaald hebben. De publieke opinie zou zelfs nog eerder de jihadisten aanvaarden, ondanks de misdaden die ze op de bevolking van Timboektoe en Gao hebben gepleegd. Op de sociale media verschijnen uitroepen zoals: ‘Alles behalve de MNLA.’

Het enthousiasme van kort na de bevrijding van Timboektoe en Gao in februari 2013 is dan ook voorbij. Tot groot ongenoegen van tal van Malinezen, namelijk in Kidal, is de Franse aanwezigheid intussen een uitgesproken bezetting geworden. En een obstakel voor de terugkeer van het Malinese leger naar Kidal.

Na een gevaarlijk bezoek van voormalig premier Moussa Mara, op tour door het hele noorden van Mali, vond in mei 2014 een zoveelste poging van de Malinese troepen om Kidal te heroveren plaats. Dat draaide uit op een spectaculaire mislukking. Met Malinese leger werd verslagen door de rebellentroepen die massaal aanwezig waren naar aanleiding van politieke bijeenkomsten die de drie belangrijkste gewapende groepen in de regio er net hielden.

De aanwezigheid in Kidal van zowel Franse en buitenlandse troepen, en van de MNLA, terwijl het Malinese leger daar geen toegang krijgt, is volgens Bamako en de publieke opinie onaanvaardbaar. Het toont hoe het noordelijke deel van het land anders behandeld wordt dan de rest van Mali, en hoe het aan het centrale bestuur in Bamako ontsnapt.

Toch is het standpunt van de rebellie in Kidal ook begrijpelijk. De bevolking met “lichte gelaatskleur”, met andere woorden de Toearegs en de Moren, zijn er bang voor de mogelijke gruweldaden die met de terugkeer van het Malinese leger gepaard kunnen gaan. Dergelijke gewelddadigheden werden immers vastgesteld sinds de herovering van andere gebieden door het leger, vooral in Timboektoe.

Geweld tegen de noordelijke bevolking

Uit veel getuigenissen van burgers vanuit de stad en de regio Timboektoe blijkt dat veel mensen door het Malinese leger werden vermoord.

In de ogen van de vluchtelingen is de Franse actie tegelijkertijd ‘welkom’ en zorgwekkend. Tijdens de eerste dagen van conflict tegen de salafisten in Noord-Mali vluchtten duizenden mensen naar Mauritanië. Met als gevolg de toename van het aantal mensen in M’Béra, het grootste Malinese vluchtelingenkamp buiten de grenzen.

Iedereen was toen eensgezind over de Franse operatie, inclusief del Toeareg en Moorse vluchtelingen, afkomstig uit de regio Timboektoe. De Toearegs verwijten Frankrijk wel zijn rol in de terugkeer en het gedrag van het Malinese leger.

De vluchtelingen zijn ook niet gerust in de uiteindelijke afloop van de strijd tegen de salafisten. Als ze niet finaal verslagen en uitgeroeid worden, blijven ze in de regio waar ze dich verder kunnen wortelen en zo op lange termijn een kopzorg voor de internationale gemeenschap zullen blijven.

Vandaag vrezen de Toearegs en de Moren de terugkeer van het Malinese leger, hoewel de toestand veranderd is. Hun misdaden werden al meer dan eens vastgesteld door organisaties zoals de Internationale federatie voor de mensenrechten (Ifm), Human Rights Watch (Hrw) en Amnesty International (AI). Ze waren zelfs van plan een onderzoek te openen naar ‘een reeks standrechtelijke executies verricht door het Malinese leger’ in het centrum van het land sinds 10 januari 2013, in de nasleep van de Serval-operatie.

Magharebia (CC BY 2.0)

Vandaag vrezen de Toearegs en de Moren de terugkeer van het Malinese leger, hoewel de toestand veranderd is.

Magharebia (CC BY 2.0)

Uit veel getuigenissen van burgers vanuit de stad et de regio Timboektoe blijkt dat veel mensen door het Malinese leger werden vermoord. Hetzelfde geluid klinkt in de internationale pers. In Timboektoe worden naar verluidt winkels en huizen, die behoren tot Moren, platgebrand, verwoest en geplunderd. Volgens veel Toearegs en Moren werden ze door het Malinese leger ervan beschuldigd voorstanders van de rebellen of jihadisten te zijn.

Zo is ook de publieke opinie in het noorden verdeeld over de Franse oorlog in Mali. Volgens veel burgers moet een eerlijke en duurzame vrede gebaseerd zijn op rechtvaardigheid, verzoening en het oplossen van de prangende Noord-Malinese kwestie. Daarvoor moeten alle gemeenschappen, zonder onderscheid en ongeacht het potentiële gevaar die de strijdende partijen vormen, betrokken worden. Blijkbaar ontbreekt zo’n politieke wil bij de elites.

United Nations Photo (CC BY-NC-ND 2.0)

Ook de Malinezen zullen zelf inspanningen moeten doen om, na de tussenkomst van het Franse leger, een totaal andere strijd te voeren: voor vrede, verzoening, ontwikkeling, rechtvaardigheid en wederopbouw, gebaseerd op een nieuwe en duurzame aanpak.

United Nations Photo (CC BY-NC-ND 2.0)

Oorlog en nationale belangen

Ook de Malinezen zullen zelf inspanningen moeten doen om, na de tussenkomst van het Franse leger, een totaal andere strijd te voeren.

Er is niets mis met het verjagen of vernietigen van de gewapende jihadisten, een plaag die het noorden van Mali al drie jaar teistert,  om de veiligheid, de waardigheid en de vrijheid van de bevolking te herstellen. Toch zijn er ook terechte vragen bij te stellen.

Des te meer omdat de voornaamste onruststokers in de regio vanuit Libië komen, wat volgens veel waarnemers een rechtstreeks gevolg isvan de (Franse) interventie daar. De aanval tegen het Kadhafi-regime in 2011 bood verschillende groeperingen de kans om een heleboel wapens uit de kazernes te plunderen. Einde 2011 begonnen die groepen het machtsevenwicht in Noord-Mali te verstoren. Vanaf januari 2012 hebben ze de regio in voortdurende chaos gestort. Vooral de burgers betalen het gelag.

De vraag die mensen in de regio zich stellen is of de Franse politieke en ideologische machtsverhoudingen opgelegd en geëxporteerd naar Afrikaans grondgebied. Het beleid wordt meestal voorgesteld als een ‘bevrijdingsoorlog’ of een ‘eerlijke oorlog voor democratie en mensenrechten’, terwijl het om politiek realisme gaat dat zich voortdurend aanpast aan streek, overheid en geostrategische belangen.

Vooral dat laatste weegt in de analyses. Het naburige Niger herbergt grote uraniumvoorraden, ontgonnen door Franse onderneming Areva. Bovendien lijken de vooruitzichten qua nog niet ontgonnen energiebronnen (olie, gas, goud, water, zon) in de grote Malinese Sahara veelbelovend. De Franse vestging in Tessalit is ook opmerkelijk. Het is een zeer strategische basis die op verschillende machten aantrekkingskracht uitoefenent, met name op de Verenigde Staten die van daaruit Afrika, de Maghreb en het Midden-Oosten in de gaten willen houden.

De oorlog alleen zal nochtans de situatie in Mali niet oplossen. Ook de Malinezen zullen zelf inspanningen moeten doen om, na de tussenkomst van het Franse leger, een totaal andere strijd te voeren: voor vrede, verzoening, ontwikkeling, rechtvaardigheid en wederopbouw, gebaseerd op een nieuwe en duurzame aanpak.

Intagrist El Ansari is een onafhankelijke auteur. Hij is regisseur, reporter en correspondent in Noordwest-Afrika (Sahel/Sahara) voor magazines, tv en internationale geschreven pers. Hij heeft o.a. gewerkt voor het programma + d’Afrique op Canal + Afrique, Afrik’Art op TV5Monde, Planète + en voor People TV. Hij publiceerde ook in internationale bladen en tijdschriften zoals Courrier International (Frankrijk), le Temps (Zwitersland), le Courrier (Geneva),  InfoSud (Zwitserland), La Libre Belgique, MO*, l’Humanité (Frankrijk), Slate Afrique, Al-Jazeera English, Le Huffington Post… Zijn eerste roman, Echo Saharien, l’inconsolable nostalgie, werd uitgegeven bij uitgeverij Langlois Cécile (Paris).