Deze economische en politieke keuzes bepalen vandaag de wereld van morgen

Analyse

De verdeling van de coronakosten: voor welke keuzes staan wereldleiders?

Deze economische en politieke keuzes bepalen vandaag de wereld van morgen

Deze economische en politieke keuzes bepalen vandaag de wereld van morgen
Deze economische en politieke keuzes bepalen vandaag de wereld van morgen

De coronacrisis kost ons véél geld als maatschappij. Wie gaat de gemaakte schulden betalen? Zullen banken en grote bedrijven langs de kassa passeren en zal de gewone burger moeten betalen, of gaat het dit keer anders? Het zijn de vragen waar leiders zich het hoofd over beginnen te breken. De komende weken en maanden worden beslissend voor onze toekomst.

REUTERS/Dado Ruvic/Illustration

REUTERS/Dado Ruvic/Illustration

Voor de tweede keer in twaalf jaar staan overheden hun burgers en bedrijven massaal bij om een economische depressie te voorkomen. Hoe dat gebeurt, moet nauwlettend opgevolgd worden. Maar de keuzes die daarop volgen, bepalen pas echt onze toekomst.

Het zijn de vragen die we ons nu allemaal stellen, en waar leiders zich het hoofd over beginnen te breken: de coronacrisis kost ons véél geld als maatschappij, maar wie gaat de gemaakte schulden betalen? Wordt het economische systeem na de coronacrisis fundamenteel hervomd? Zullen banken en grote bedrijven langs de kassa passeren en zal de gewone burger moeten betalen, of gaat het dit keer anders? Komt er een rijkentaks of groene belastingen?

Deze vragen zullen onze toekomst in sterke mate gaan bepalen. Antwoorden zijn er nog niet. Maar de komende weken en maanden zullen we te zien krijgen welke keuzes politici zullen afvinken op deze vragenlijst:

[Hoe vangen rijke landen de inkomensschok op?](#Hoe vangen rijke landen)

[Komt er een fundamentele hervorming van het systeem?](#Komt er een fundamentele)

[](#Wie betaalt de gemaakte)

[](#Mogen grote ondernemingen)

[](#Besparen of belasten)

[](#Komen er belastingen voor)

[](#Kunnen we de schulden vermijden)

[](#Zullen de landen van de EU)

[](#Is er geld om)

Voor de economie betekent de coronacrisis: op het bewust stilleggen van een groot deel van de productie én de consumptie. Mensen produceren en consumeren dikwijls in groep of in interactie met elkaar, en dus zit er niets anders op dan die activiteiten tijdelijk stop te zetten.

Die stillegging leidt tot minder inkomsten bij mensen, bedrijven en de overheid. Mensen die weinig reserves hebben, komen daardoor meteen in nauwe schoentjes. Ook heel wat bedrijven kunnen in problemen komen. Bovendien kunnen ze anderen meesleuren in hun val. Er kan zich een vicieuze cirkel ontplooien. Daarom doen overheden die dat kunnen er alles aan dat inkomensverlies te compenseren.

Maar dat is slechts de eerste stap. Verderop in de komende weken en maanden dienen zich allerlei keuzes aan, die zullen bepalen hoe de inspanningen verdeeld worden tussen verschillende groepen mensen. In welke politieke keuzes zullen de uitdagingen zich vertalen? Dat wordt de boordtabel van deze crisis. Maar nu de eerste fase van de economische aanpak van de crisis.

Hoe vangen rijke landen de inkomensschok op?

Overheden proberen op allerlei manieren die inkomensschok op te vangen, als ze over voldoende geld beschikken of in staat zijn voldoende geld te lenen, tenminste. Voor werknemers die hun inkomen verliezen, vangt de overheid de schok op via allerlei vormen van werkloosheidsuitkeringen. Voor zelfstandigen en werknemers in flexibele arbeidsstatuten wordt in sommige landen ook voor een vervangingsinkomen gezorgd.

Voor bedrijven zorgt de overheid ofwel voor vergoedingen (in Vlaanderen voor kleinere bedrijven die verplicht moesten sluiten), ofwel zet ze de banken aan goedkoop krediet te verschaffen aan getroffen ondernemingen. Dat doet de overheid door zich garant te stellen voor die kredieten, en door via de centrale bank een ultrazacht geldbeleid te voeren. Dat laatste zet de banken bijna aan om krediet te verschaffen aan bedrijven.

Dat alles zal niet kunnen beletten dat er desondanks een inkomensschok komt. Dat zegt de Belgische bestuurder bij het Internationaal Muntfonds (IMF), Anthony De Lannoy: ‘De wereld zal een recessie kennen (minstens twee kwartalen zonder groei, red.). Bovendien komt er geen V-vormig herstel’. De Lannoy doelt daarmee op een situatie waarin het herstel even snel gaat als de daling. Maar dat komt er dus niet. ‘Omdat de toeleveringsketens verstoord zijn, en omdat wellicht bepaalde activiteiten niet direct of niet helemaal terugkeren.’ Herstel komt ten vroegste in 2021. Intussen heeft het IMF in zijn World Economic Outlook als meest waarschijnlijke scenario een wereldwijde krimp van de economie met drie procent vooropgesteld voor 2020. De zwaarste klap sinds de Gr’ote Depressie van de jaren dertig.

De meeste ontwikkelingslanden beschikken niet of veel minder over de mogelijkheid om de inkomensschok van mensen en bedrijven op te vangen. De lockdown raakt de mensen daar veel harder, waardoor hij ook veel moeilijker af te dwingen is.

Een fundamentele hervorming van het systeem?

De aanpak waarbij de overheid de inkomensschok zoveel mogelijk opvangt, is nu een voor de tweede keer in twaalf jaar toegepast — de eerste keer was na de crisis van 2008-2009. Dat is wat er gebeurt in het “ervaren” kapitalisme, waarbij lessen zijn geleerd uit de geschiedenis.

Als de overheid die inkomensval op geen enkele manier compenseert, belanden we in een depressie. Een belangrijk deel van de actieve bevolking — sommigen spreken over twintig procent — zou daarbij gedurende langere tijd geen werk hebben.

Zo’n ontredderende omstandigheden kunnen leiden tot meer fundamentele hervormingen van het systeem, in alle mogelijke richtingen. In de jaren dertig van de 20ste eeuw kreeg de sociaaldemocratie vastere vorm (Zweden, de VS van de New Deal), maar bloeide in ander landen het fascisme op. Als de crisis dieper is, worden bestaande machtsgroepen meer in diskrediet gebracht en kan er dieper hervormd worden.

Je kan zeggen dat de tussenkomst van de overheid het lijden van de mensen beperkt, maar mogelijk ook de kans op een meer fundamentele hervorming of ontsporing van het systeem beperkt.

In de jaren dertig werd het financieel stelsel grondig gewijzigd en op allerlei manieren meer onder de controle van de nationale politiek gebracht. Dat was in 2008-2009 veel minder het geval. Doordat de overheid toen tussenbeide kwam, en de banken van de ondergang redde, hebben die er vervolgens alles aan gedaan om zoveel mogelijk verandering tegen te houden.

De banken werd wel opgelegd om grotere buffers aan te leggen (minder risico’s te nemen en dus een lager rendement op hun kapitaal te aanvaarden). Maar verder werd het systeem niet fundamenteel gewijzigd. De grote banken bleven te groot om failliet te gaan. Er kwam geen muur tussen het elementaire bankieren en het handelen voor eigen rekening. De banken bleven zeer hoge winsten halen en vergoedingen uitbetalen. De sector bleef verhoudingsgewijs erg groot.

Hoe zal het nu lopen? En welke actoren zullen de toekomst mee vormgeven? Dat moet nog blijken. Veel hangt af van de mate waarin diverse sociale groep zich weten te organiseren, en van internationale verhoudingen. Die strijd speelt op korte en iets langere termijn.

Wie betaalt de gemaakte schulden?

Wordt in de huidige crisis de steun eerlijker verdeeld over de verschillende groepen? Dat moet nauwlettend opgevolgd worden.

Bij de vorige crisis werden de banken gered en werd er niet zoveel aan hun verdienmodel geraakt. Maar tegelijkertijd verloren heel wat huiseigenaren hun woning, omdat ze hun hypotheek niet langer konden afbetalen.

Toen werd de schok beperkt door geldcreatie, met lage rentes van de centrale banken en met de systemen van tijdelijke werkloosheid. Dat hielp om de economie weer enigszins aan de praat te krijgen. Veel mensen vonden na verloop van tijd opnieuw een baan.

Maar het zachte geldbeleid dreef de waarde van woningen en aandelen de hoogte in. Je kon goedkoop geld lenen en daarmee veel geld verdienen door het te beleggen op beurzen, die hoge toppen scheerden.

Veel werknemers hadden een kwetsbare baan en een bescheiden loon. Ze moesten verder in een wereld waarin ze zich klein voelden ten opzichte van onbetaalbare woningen en een kleine groep mensen die almaar rijker werd op de beurs. De onvolkomen aanpak van de crisis droeg bij tot het succes van politieke partijen links en rechts van de mainstream, die de crisis hadden beheerd.

Als de banken het even kunnen opbrengen om niet te denken aan hun aandeelhouders, dan kunnen ze de rest van de economie veel beter ondersteunen nu.

Wordt in de huidige crisis de steun eerlijker verdeeld over de verschillende groepen? Dat moet nauwlettend opgevolgd worden. Een beduidend deel van de steunprogramma’s gaat zeker naar het op peil houden van het inkomen van werknemers en zelfstandigen.

In meerdere West-Europese landen doen systemen van tijdelijke werkloosheid dat haast automatisch, op een indrukwekkend efficiënte manier. Sociale zekerheid werkt hier echt als een automatische buffer.

In de Verenigde Staten gaat er, na een beslissing van het Congres, een cheque naar de meeste burgers. Het is de vraag of daarmee iedereen bereikt zal worden. Voor mensen in flexibele arbeidsstatuten (ook bekend onder de naam gig-economie), kleine zelfstandigen of mensen zonder papieren is dat allemaal heel onzeker.

De Europese Centrale Bank vroeg de banken om geen dividenden uit te keren en geen eigen aandelen te kopen (om zo de waarde van de bestaande aandelen op te drijven). Als de banken die winst bijhouden in plaats van ze uit te keren, verhogen ze hun kapitaal en kunnen ze meer krediet verschaffen aan ondernemingen in nood.

Wordt die vraag opgevolgd? Even dacht BNP Paribas Frankrijk er nog aan de winst in zijn Belgische tak af te schuimen om dividenden uit te betalen. Maar na een storm van protest borg de bank dat plan op.

Deze kwestie is absoluut niet triviaal. In 2019 betaalden globale banken maar liefst 325 miljard dollar aan dividenden en voor het opkopen van de eigen aandelen. Wie weet dat één dollar kapitaal goed is voor 15 dollars aan krediet, beseft dat de banken de rest van de economie veel beter kunnen ondersteunen als ze het nu, in het oog van de storm, even kunnen opbrengen om niet te denken aan hun aandeelhouders.

Opvallend was de deal die de Belgische minister van Financiën Alexander De Croo sloot met de Belgische banken om de bedrijven te ondersteunen. Die hield in dat de Belgische staat de kredieten aan bedrijven niet voor honderd procent garandeert; de banken moet dat voor drie procent zelf doen.

Mogen grote ondernemingen langs de kassa passeren?

Een andere vraag is of en hoe grote ondernemingen langs de kassa zullen passeren. In het Amerikaanse steunpakket van 2.200 miljard dollar zit 500 miljard dollar voor grote bedrijven. Het is helemaal niet duidelijk wat de criteria voor die financiële steun zullen zijn. Trump en enkele van zijn intimi zullen daarover beslissen.

IMF-bestuurder De Lannoy: ‘Je kan niet de winsten privatiseren en de verliezen laten betalen door de overheid.’

Ook bij ons stelt zich de vraag of en hoe grote bedrijven zullen worden gesteund. ‘Die vraag heeft een ethische dimensie’, onderstreept de Belgische IMF-bestuurder Anthony De Lannoy. ‘Als bedrijven de voorbije jaren miljarden hebben besteed aan dividenden en het terugkopen van de eigen aandelen, is het niet evident dat ze nu de verliezen op de overheid afwentelen. Je kan niet de winsten privatiseren en de verliezen socialiseren.’

‘Kan je van grote ondernemingen niet verwachten dat ze een redelijke buffer aanleggen voor een crisis, zodat ze een inkomensschok van een paar maanden kunnen opvangen? Dat is wat we van de banken hebben geëist na 2008. Die discussie is des te relevanter als je weet dat de Belgische begroting al voor de coronacrisis in het rood zat, en dat de vergrijzing elk jaar voor een bijkomende last zal zorgen.’

Een andere manier waarop de grote bedrijven gesteund worden (of gesteund kunnen worden?), is door het opkopen van hun leningen door de centrale banken. De Belg Georges Ugeux, die topfuncties vervulde bij de Amerikaanse bank Morgan Stanley en de beurs van New York, was daarover kritisch in De Standaard: ‘Op deze manier worden vele miljarden aan risico’s doorgeschoven van de private naar de publieke sector.’

Dat roept de vraag op: moet de staat niet op een of andere manier vergoed worden als die grote bedrijven bijstaat? Dat kan in de vorm van aandelen of van het betalen van een crisisbelasting achteraf, bijvoorbeeld. Aandelen bieden het voordeel dat de overheid achteraf via de dividenden kan meegenieten van de bedrijfsopbrengsten. Zo kan de staat op langere termijn zijn financiële kracht aanscherpen en worden alle burgers er in principe beter als de geredde bedrijven het nadien weer beter doen.

Paul De Grauwe, professor economie aan de London School of Economics is duidelijk: ‘Bij een aantal cruciale bedrijven vind ik dat je als staat aandelen moet nemen en niet zomaar kredieten verschaffen. Op die manier kan je ook mee profiteren als het weer beter gaat met die bedrijven. Dat is symmetrisch. Je draagt de last als het moeilijk is, je deelt in de winst als het beter gaat. Bovendien moet je medezeggenschap eisen. Natuurlijk zou Lufthansa niet liever hebben dan dat we leningen geven en zwijgen als we Brussels Airlines helpen, maar dat moeten we niet doen. We moeten aandelen nemen, en zoals elke betekenisvolle aandeelhouder ons gedacht zeggen.’

Ergo: de manier waarop onze overheid grote ondernemingen steunt tijdens deze crisis is een keuze die gevolgen heeft.

Besparen of belasten? Of creatief zijn met monetair beleid?

Hoe de gemaakte schuldenberg opgeruimd wordt, bepaalt in belangrijke mate of de crisis aanleiding geeft tot verandering.

Uit de vorige crisis leren we dat je pas op iets langere termijn ziet wie de winnaars en wie de verliezers van een crisis zijn. En dat dat bepaald wordt door wat uiteindelijk politieke keuzes zijn, al zijn die niet altijd meteen zichtbaar.

Deze coronacrisis is van zo’n grote omvang dat het antwoord op die kwestie de toekomst mee vormgeeft, zo vindt VN-secretaris-generaal Antonio Guterres: ‘Alles wat we doen tijdens en na deze crisis moet gericht zijn op het bouwen van meer gelijke, inclusieve en duurzame economieën en samenlevingen, die meer bestand zijn tegen pandemieën, klimaatverandering en de vele andere uitdagingen waar we voor staan.’

In dit geval wordt een cruciale kwestie hoe de gemaakte schuldenberg opgeruimd wordt. De keuzes die daarbij gemaakt worden, bepalen in belangrijke mate of de crisis aanleiding geeft tot een diepgaande verandering, hoe ver die verandering gaat en hoe die eruitziet.

Econoom Paul De Grauwe, daarin gevolgd door een groeiende groep vakgenoten, meent dat je dat probleem ten dele kan voorkomen door de schulden van overheden rechtstreeks monetair te financieren. Dat wil zeggen: centrale banken creëren gewoon geld uit het niets, en de staten moeten dat geld ook niet terugbetalen. Zo draagt het ook niet bij tot de schuldenberg van overheden. De Grauwe vindt dat uitzonderlijke omstandigheden vragen om uitzonderlijke oplossingen. Deze route is onwettelijk in de Europese Unie, maar De Grauwe ziet mogelijkheden om dat probleem te omzeilen.

Besparingen op publieke voorzieningen, zoals de gezondheidszorg, lijken nu haast ondenkbaar.

Zelfs al wordt de aanpak van de crisis ten dele op deze manier gefinancierd: iedereen is het erover eens dat de schulden van de overheden sterk zullen stijgen. Sommige prognoses gewagen van een stijging van de staatsschuld met 50 procent van het nationaal inkomen.

Zal het begrotingstekort opgeruimd worden met besparingen op de publieke voorzieningen? In de gezondheidszorg, bijvoorbeeld, een sector die nu heldhaftig moet strijden tegen de epidemie? Dat lijkt haast ondenkbaar. Meer en meer mensen roepen juist op om de groepen die het land rechthouden, beter te vergoeden.

Bovendien tref je met besparingen op de staatsuitgaven vooral mensen met een bescheiden inkomen, die erg afhankelijk zijn van publieke voorzieningen. Dat was het soberheidsbeleid waarmee na de crisis van 2008 werd uitgepakt in de EU, en dat al leidde tot succes bij populistische partijen.

Komen er belastingen voor vermogens en vervuilers? En wordt het marshallplan ook een klimaatplan?

Of wordt er gedacht aan bijkomende belastingen? Zo ja, welk type belastingen? Kan je de enorme schulden die overheden nu opbouwen, aanpakken met de klassieke begrotingsstrategieën?

Sommigen vinden dat nu het moment gekomen is om de sterk aangezwollen vermogens te laten meebetalen bij het opruimen van de crisis. Moet dit geen aanleiding zijn om de begrotingsproblematiek te verbinden met de maatschappelijke uitdaging van de toegenomen ongelijkheid? Een moment om zeker diegenen die kunnen bijdragen, dat effectief te laten doen? Is het in de huidige omstandigheden nog altijd aanvaardbaar dat reusachtige bedrijven bijna geen belastingen betalen?

Levert een globale crisis als deze niet het draagvlak om fiscale rechtvaardigheid echt te gaan organiseren op internationaal gebied en de inspanningen die hierover al enkele jaren bezig zijn in de schoot van de OESO een serieuze stap verder te brengen? Hier hangt heel veel af van de mate waarin globaal leiderschap zich zal ontplooien. De virtuele bijeenkomst van de G20, de twintig grootste economieën, tijdens deze coronacrisis lijkt niet veel dynamiek opgewekt te hebben. De spanningen tussen de VS en China maken een internationale dynamiek minder waarschijnlijk. Kan de Europese Unie die leemte invullen of is ze zelf te verdeeld door de crisis?

Ecologische belastingen zijn een andere interessante route, die toelaat om de crisis te verbinden met de klimaatuitdaging. Ook over een koolstoftaks wordt al jaren gesproken. Is deze crisis niet het juiste moment om die door te voeren? Ook hier is globaal en Europees leiderschap cruciaal. Oud-klimaatchef van de EU Jos Delbeke wijst erop dat de huidige heel lange brandstofprijzen de strijd tegen klimaatverandering bemoeilijken en het ideale moment zijn om een energie-en koolstoftaks in te voeren.

Nauw daarmee verbonden is natuurlijk de vraag of Europa na de coronacrisis zal inspelen op de klimaatuitdagingen. ‘De nood aan een zogenaamd marshallplan om Europa er na de coronacrisis opnieuw bovenop te brengen, wordt elke dag duidelijker’, zei Jos Delbeke eerder op MO*. ‘De kans om zo’n stimulusprogramma ook klimaatvriendelijk in te vullen, is nog nooit zo groot is geweest. Hier moet en kan de EU op wereldvlak leiderschap tonen.’

Kunnen we de schulden verkleinen met bewuste inflatie?

Centrale banken kunnen geld creëren om de crisis te verlichten. Die route werd toegepast na de financiële crisis van 2008 en we gaan nu duidelijk verder op dat pad. Ze leidt tot een herstel van de economische activiteit en van de werkgelegenheid (waarvan een deel precair), en tot een hogere waarde van de vermogens.

Allerlei groepen proberen nu, al dan niet in de schaduw, het laken naar zich toe te halen. That game is on now.

Een andere route kan zijn om het gewicht van de schulden aan te tasten via inflatie – waarbij de prijzen sneller stijgen dan de rente. Die strategie werd na de Tweede Wereldoorlog toegepast. Inflatie tast wel de waarde van het gewone spaargeld aan, maar mogelijk minder de waarde van de aandelen. Ze treft in die zin niet iedereen in dezelfde mate, want aandelen zitten geconcentreerd bij de hoogste inkomens.

Een verschil met de periode na de Tweede Wereldoorlog is dat nu een groter deel van de bevolking afhangt van de beurs, voor zijn pensioen. Een ander verschil is dat we er de voorbije jaren niet in geslaagd zijn inflatie te scheppen.

Hoe deze crisis uitpakt, wordt bepaald door de fundamentele keuzes die worden gemaakt op het moment dat ze losbarst, maar minstens evenzeer in de daarop volgende maanden en jaren. Allerlei groepen proberen nu, al dan niet in de schaduw, het laken naar zich toe te halen. That game is on now.

Zullen de landen van de Europese Unie dit keer wél solidair zijn?

Een apart hoofdstuk voor ons, Europeanen, is de vraag welke rol de Europese Unie zal spelen in deze crisis, en hoe de EU deze crisis zal doorkomen. Wordt het net zoals altijd een crisis die de Europese integratie verder bevordert, of wordt dit de crisis waarover de EU struikelt?

De vorige crisis, van 2008, wekte in de Europese Unie en de eurozone de nationale reflexen op. Maandenlang stelde zich toen de vraag naar de onderlinge solidariteit, tussen aan de ene kant landen met veel schulden en aan de andere kant de noordelijke groep (Duitsland, Nederland, Finland, Oostenrijk). De noordelijke landen vonden dat de landen in moeilijkheden de problemen over zichzelf hadden afgeroepen en dus niet zomaar steun verdienden. Het duurde drie jaar vooraleer de Europese Centrale Bank (ECB) de financiële markten liet voelen dat ze achter álle eurolanden stond.

Nu dreigt zich opnieuw eenzelfde soort discussie te ontspinnen. Vooral de Nederlanders hebben al aangegeven dat ze liever geen gemeenschappelijke Europese leningen willen aangaan om de crisis te bestrijden. Zuid-Europese landen hebben zich al mateloos geërgerd aan die houding.

Toch zijn er ook verschillen met 2008. De Europese Centrale Bank heeft nu veel sneller het fameuze zinnetje van oud-ECB-voorzitter Mario Draghi uitgesproken: dat ze zal doen ‘whatever it takes’. De ECB zal de obligaties van de eurolanden opkopen, en dit keer zelfs quasi onbeperkt. Voordien mocht nooit meer dan dertig procent van de obligaties van één lidstaat worden gekocht.

Populistische partijen in Italië zouden de euro wel eens kunnen doen ontploffen als het noorden zelfs in deze barre omstandigheden niet solidair is.

Dat opkopen van obligaties maakt het zoveel makkelijker voor de financiers om geld voor te schieten aan de eurolanden. Ze weten dan immers dat ze geen risico lopen, omdat de ECB die schulden toch overneemt. En het wordt steeds onduidelijker of en wanneer die eurolanden de ECB ooit zullen terugbetalen. De ECB maakt het de eurolanden veel makkelijker om geld te lenen.

De Europese Commissie van haar kant gaf al aan dat de begrotingsregels, waarover na 2008 zoveel te doen was, nu even opzij mogen worden geschoven.

Een ander verschil met 2008 en de daarovolgende jaren is dat niemand schuld heeft aan het nieuwe coronavirus. Verder leeft nu zelfs in Nederland duidelijker het besef dat het land er zelf belang bij heeft om Italië en Spanje niet te laten wegzinken in een economische depressie. ‘Want waar zal Nederland anders zijn tulpen verkopen?’, vroegen Italiaanse politici smalend.

Nederland en ook Duitsland hebben er als exportlanden commercieel belang bij dat de Zuid-Europese landen zich zo snel mogelijk herstellen. Maar er spelen eigenlijk veel omvattender politieke redenen. Landen als Nederland en Duitsland zijn eigenlijk de grote winnaars van de euro, want een eigen munt zou een veel sterkere wisselkoers hebben, en zou hun export lastiger maken. Maar populistische partijen in Italië zouden de euro wel eens kunnen doen ontploffen als het noorden zelfs in de barre omstandigheden van een dodelijke epidemie niet solidair is.

De ministers van financiën van de eurozone zorgden intussen voor 200 miljard euro aan kredieten uit het Europees StabiliteitsMechanisme.  Zonder al te veel voorwaarden. Ook de Europese InvesteringsBank moet steun verlenen aan getroffen ondernemingen. Vraag is of dit voldoende is.  De perceptie is in deze ook niet onbelangrijk. Deze kwestie is zo emotioneel dat ze de euro kan vernietigen.  Solidair zijn, betekent dat alle eurolanden samen de kosten van een relance, van een marshallplan voor (Zuid-)Europa dat nog moet worden uitgetekend, bekostigen, op welke manier dan ook. Een grote groep Nederlandse economen sprak zich al in die zin uit.

Kunnen we ontwikkelingslanden uitstel van betaling geven?

Ontwikkelingslanden ondergaan nu dezelfde inkomensschok als de rijke landen. Alleen zijn ze meestal niet in staat om die inkomensschok bij hun burgers en bedrijven op te vangen. Omdat er geen sociale zekerheid is. En omdat de overheden geen of veel minder geld kunnen lenen op de financiële markt.

Meer zelfs: ze zijn voorbije jaren veel schulden aangegaan en kunnen die door de coronacrisis niet meer afbetalen. De overheden van deze landen komen in acute betalingsproblemen, omdat ze geen deviezen meer hebben. De bronnen waaruit ze die deviezen puren — de verkoop van grondstoffen (die nu in prijs dalen) of het toerisme — zijn sterk verminderd door de coronacrisis.

Daardoor komen niet alleen de burgers en bedrijven, maar ook de overheid op droog zaad te zitten. ‘Zij kunnen dan de nodige invoer of internationale betalingen niet meer financieren, waardoor de hele economie dreigt stil te vallen’, zegt IMF-bestuurder Anthony De Lannoy.

Om die reden vroeg het IMF alle bilaterale schuldeisers — vooral rijke landen en China — om de ontwikkelingslanden uitstel van betaling te geven op hun schulden. Er is ook sprake van schuldkwijtschelding. Het IMF zelf onderzoekt ook hoe het de afbetaling van IMF-schulden kan uitstellen.

Er is ook al een oproep van Afrikaanse financiers aan de private schuldeisers van Afrikaanse landen om een uitstel van betaling toe te staan op de 115 miljard euro aan private schulden. ‘Als dat niet gebeurt, dan dreigt een deel van de ontwikkelingshulpDie Afrikaanse landen ontvangen, bij de private sector te belanden, om die schulden te kunnen afbetalen’, zegt Tidjane Thiam, de voormalige CEO van Credit Suisse.

Is er geld om ontwikkelingslanden te helpen?

Het verschil in monetaire positie tussen de ontwikkelingslanden en de rijke landen is bijzonder scherp. Landen die over een munt beschikken die aanvaard wordt als internationaal betaalmiddel, kunnen die munt via hun centrale bank vermenigvuldigen. Zo voorzien ze zichzelf — uit het niets —van internationale koopkracht. Ontwikkelingslanden kunnen dat niet.

‘Met deze noodfondsen voor ontwikkelingslanden kunnen we de gezondheidsdrama’s in ontwikkelingslanden niet voorkomen.’

Ontwikkelingslanden zagen bovendien de waarde van hun munt dalen, omdat het internationale kapitaal hun munt dumpt, op zoek naar de veiligheid van de dollar of de euro. De ongelijkheid van deze posities in het internationale geldsysteem is schrijnend. Om die reden heeft het IMF al beslist om de schulden van 25 ontwikkelingslanden kwijt te schelden en roept het ook andere schuldeisers op tot een stopzetting van de schuldafbetalingen voor deze kwetsbare landen.

Het IMF kan op korte termijn 50 miljard dollar ter beschikking stellen van landen die geen internationale betaalmiddelen meer hebben. Er zijn intussen maar liefst 88 landen, vooral in Afrika, Latijns-Amerika en de Caraïben, die het IMF lieten weten dat ze graag beroep op willen doen op die steun. Het gaat om 10 miljard aan leningen met een nulrente voor lage-inkomenslanden, en 40 miljard dollar voor opkomende economieën.

De Lannoy: ‘Het gaat daarbij niet om grote bedragen, maar het is wel genoeg om deze landen de eerste weken, de eerste maand te helpen doorkomen. Met deze noodfondsen voor ontwikkelingslanden gaan we de gezondheidsdrama’s in ontwikkelingslanden niet volledig kunnen voorkomen. Wel kan het voorkomen dat ze hun verplichtingen niet meer kunnen nakomen of essentiële goederen zoals medische hulpmiddelen niet meer kunnen invoeren.’

Als er meer nodig is, moet er gepraat worden over een ruimer IMF-programma. Maar zoiets vergt meer tijd en gaat gepaard met allerlei voorwaarden. Alles bij mekaar beschikt het IMF over 1000 miljard dollar die het, na het onderhandelen van programma’s, naar landen in nood kan toeschuiven.

De vraag is of er snel genoeg voldoende middelen gemobiliseerd kunnen worden. Kleinere ontwikkelingslanden alleen hebben al voor 3.200 miljard dollar aan buitenlandse schulden. Wie komt er in de problemen als die schulden niet langer worden afbetaald?

Vanuit ontwikkelingslanden en de UNCTAD, de VN-conferentie voor Handel en Ontwikkeling, wordt gevraagd dat het IMF bijkomende SDR’s uitgeeft en die de ontwikkelingslanden toespeelt. SDR’s of Special Drawing Rights kan je best begrijpen als een internationale reservemunt die het IMF kan creëren. Dat gebeurde naar aanleiding van de financiële crisis van 2008-2009. Ook nu lijkt het opnieuw een manier om de ontwikkelingslanden bijkomende ademruimte te geven.

Het is effectief een manier waarop de wereld geld kan scheppen. Als er bijvoorbeeld 1000 miljard euro aan SDR’s wordt gecreëerd, worden die verdeeld onder de 189 IMF-leden a rato van hun zogenaamde IMF-quota, het economisch gewicht van de betrokken landen. Zo zou meer dan de helft van de SDR’s bij de rijke landen terechtkomen. Het idee zou zijn dat de rijke landen hun SDR’s bruikbaar maken voor de meest kwetsbare ontwikkelingslanden.

De uitgave van bijkomende SDR’s vereist wel dat zowat alle landen het ermee eens zijn.