De haast onmogelijke zoektocht van hooggeschoolde migranten naar gepast werk
Goele Geeraert
06 oktober 2015
Meer geschoolde vluchtelingen versterken de Belgische economie, las ik recent in de krant. Kan kloppen. Maar zijn we klaar om die hooggeschoolde migranten te ontvangen en hun economisch potentieel te valideren? Bijna niemand ziet de bomen door het bos, de nieuwkomer al helemaal niet.
Ik zie hem nog zo voor me. De jongeman die midden in de nacht arriveert op het strand van het Griekse eiland Kos. Na een tocht van vijf kilometer met tientallen anderen, vanuit Turkije, in een rubberbootje. Hij verzekert de televisiereporter dat alle jongeren aan boord hebben gestudeerd. Hijzelf is student geneeskunde.
Alsof hij een statement wil maken aan kritische Europeanen: dat ze met hem geen ongeschoolde last, maar een pak jonge, ambitieuze brains binnenhalen. Hij wil geloven dat die universitaire bagage een soort van garantie vormt voor een goede job. Maar is dat ook zo?
Als deze ambitieuze nieuwkomer in Vlaanderen is aanbeland, vraag ik me af hoe het hem hier vergaat. Migratie is bij ons federale materie, maar voor onderwijs en grote delen van het arbeidsmarktbeleid, zoals activering en begeleiding naar werk, kom je bij de deelstaten uit. Het begint al niet goed.
Als cijfers spreken
In 2014 stelde de SERV, het overlegorgaan van de Vlaamse sociale partners, vast dat hooggeschoolden geboren in een land buiten de EU15* gevoelig minder aan het werk zijn (67,1 procent) dan hooggeschoolden die in België geboren zijn (87,9 procent). Die werkzaamheidskloof is bovendien groter bij hooggeschoolden dan bij laag- of middengeschoolden. Terwijl ze voor laaggeschoolden 4,9 procentpunt bedraagt, loopt ze voor hooggeschoolden op tot 20,8.
In 2013 waren er in Vlaanderen in totaal 37.642 hooggeschoolden werkloos. Daarvan kwamen er 7778 van buiten de EU15.
In 2013 waren er in Vlaanderen in totaal 37.642 hooggeschoolden werkloos. Daarvan kwamen er 7778 van buiten de EU15. Dat lijkt op zich niet veel, maar het gaat om meer dan een kwart van de hooggeschoolde werklozen in Vlaanderen. Onderzoeker Johan Geets stelde in zijn studie rond de arbeidsmarktpositie van hooggeschoolde migranten (2011) dat het probleem van die ‘ondertewerkstelling’ bovendien samenhangt met een risico op ‘overkwalificatie’, een belangrijke indicator voor arbeidsmarktintegratie.
Op basis van de sociaal-economische Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) bleek 13 procent van de totale werkende beroepsbevolking in Belgie overgekwalificeerd. Voor de hooggeschoolde immigranten liep dat percentage, afhankelijk van hun herkomst, op van 30 procent tot 60 procent. Volgens Geets rijst bij zo’n mismatch tussen het scholings- en het tewerkstellingsniveau de vraag of een maatschappij wel in staat is om het menselijk kapitaal van haar immigranten te valoriseren. Over welke instrumenten beschikt Vlaanderen om die opdracht tot een goed einde te brengen? En, zorgen zij voor een optimale benutting van het potentieel?
Diploma niet op zak? Terug naar start.
Een diploma, de jonge vluchteling had het naar eigen zeggen behaald. Maar had hij het ook op zak? In dat laatste geval zou hij bij het Vlaams departement Onderwijs kunnen aankloppen. Dat heeft een specifieke dienst, NARIC, die instaat voor diploma-gelijkschakeling. Uit de jaarrapporten van NARIC blijkt echter dat slechts een fractie van de hooggeschoolde instromers een aanvraag indient.
190 hooggeschoolde vluchtelingen en asielzoekers vroegen in 2014 geljikstelling van diploma aan.
In 2014 ontving NARIC in totaal 1474 aanvragen voor de gelijkwaardigheid van een hoger diploma, maar die cijfers bevatten ook aanvragen uit landen als Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
Zo’n 190 aanvragen kwamen van hooggeschoolde (oorlogs)vluchtelingen en asielzoekers. Niet bijster veel dus. Naar de reden van dat lage cijfer werd nog nooit echt grondig gepeild. Wel verneem je een aantal pijnpunten op het terrein.
‘Normaal zou elk onthaalbureau nieuwkomers die een inburgeringstraject starten, moeten informeren over de mogelijkheid om een gelijkschakeling van zijn diploma aan te vragen’, stelt het Minderhedenforum. ‘Maar de procedure is niet bij elke trajectbegeleider even gekend.’
Om dat probleem te verhelpen, organiseert NARIC cursussen voor begeleiders van onthaalbureaus en voor arbeidsbemiddelaars rond het opzet en de voorwaarden van de aanvraagprocedure. Zo is de fysieke beschikbaarheid over een diploma van een erkende hogere onderwijsinstelling een absolute minimumvereiste.
Ook immigranten uit landen waar geen oorlog is, kampen soms met het probleem van afwezige papieren diploma’s
Maar heeft iedereen zijn diploma per definitie bij? ‘Sommigen hebben hun reis naar hier erg goed voorbereid’, stelt Vlaams diversiteitsambtenaar Alona Lyubayeva. ‘Maar het verhaal van de mensen die we recent ontvangen, is er een van platgebombardeerde woningen en overtochten in rubberbootjes. De kans dat je dan je diploma mee hebt, is eerder gering. Je kan het ook niet meer bij de bevoegde instelling aanvragen.’
Maar ook immigranten uit landen waar geen oorlog is, kampen soms met dat probleem. ‘Neem bijvoorbeeld mensen die uit de voormalige Russische federatie komen’, stelt het Minderhedenforum. ‘Wie migreert, wordt er scheef bekeken. Op het vlak van administratieve hulp worden er dus ook geen cadeaus gegeven.’
De kosten lopen op
Wie zijn diploma kan voorleggen, staat al een stapje verder. Maar een volledig dossier dat in het Engels of het Nederlands moet worden ingediend, vraagt nog een hoop andere formaliteiten: een cv, de invulling van een uitgebreide vragenlijst, kopies van identiteitspapieren en bewijzen allerhande, een gedetailleerd studieprogramma – voor (oorlogs)vluchtelingen en asielzoekers kan dat laatste vervangen worden door een gesprek.
Alona Lyubayeva: ‘Alle officiële documenten moeten bovendien worden vertaald, deels door een beëdigde vertaler. Die doet dat natuurlijk ook niet gratis. Afhankelijk van de taal betaal je 22 tot 50 euro per pagina. De kost van het maken en opsturen van vier kopieën van het dossier wordt ook vaak verzwegen. In principe kan een onthaalbureau of het OCMW die kosten opnemen voor mensen die in een traject zitten. Helaas gebeurt dat nauwelijks.’
Zolang het dossier niet volledig is, kan de erkenningsprocedure die twee tot vier maanden duurt, niet starten. Gelijkwaardigheid van je diploma krijgen, is dus geen eenvoudige zaak.
Papieren in orde? Je bent nog niet klaar.
Het feit dat de dienst NARIC onder het departement onderwijs valt, zegt ook wat. NARIC focust op de academische erkenning van een buitenlands getuigschrift, niet op de waarde ervan voor de arbeidsmarkt.
‘Eigenlijk vragen we aan buitenlanders iets wat we zelf niet kunnen waarmaken’
Was je bijvoorbeeld ingenieur in je thuisland, maar verschilt je universitair curriculum van dat in Vlaanderen? Dan zal je na een vergelijkend onderzoek waarschijnlijk geen volledige gelijkwaardigheid bekomen, maar eerder een gelijkschakeling van niveau – bijvoorbeeld als algemene bachelor of bachelor in dezelfde richting.
‘Eigenlijk vragen we aan buitenlanders iets wat we zelf niet kunnen waarmaken’, stelt Alona Lyubayeva. ‘Opleidingen evolueren. Ons huidig lessenpakket van een ingenieur, een leraar of een taalkundige kun je ook niet vergelijken met dat van tien jaar geleden.’
‘Bovendien kun je de procedure bij NARIC maar één keer doorlopen. Stel, je kwam in jaren negentig uit Roemenië, je diende een aanvraag in en die werd toen geweigerd. Intussen behoort Roemenië tot de Europese Unie, maar dat maakt die weigering niet ongedaan. Ik heb mensen gekend die vanuit dezelfde opleiding wel of geen erkenning kregen, afhankelijk van de datum waarop ze hier arriveerden.’
Een speciale toegangspoort
Voor bepaalde, gereglementeerde beroepen, zoals arts, verpleegkundige, advocaat … moet je sowieso een gelijkwaardig diploma kunnen voorleggen. Krijg je geen erkenning van je volledig diploma, dan kan je door bij te studeren het Belgische diploma behalen. Voor artsen kan dat via een bijkomend examen. Maar daarmee kom je nog niet aan de bak.
Op 5 jaar tijd kregen maar 50 niet-Europese artsen toegang tot het beroep van geneesheer
Voor je een gereglementeerd beroep mag uitoefenen, heb je een professionele erkenning nodig, de officiële toegang tot het beroep. Daar heeft NARIC niets over te zeggen. Tot voor kort moest je je daarvoor tot het federale niveau wenden. ‘Die procedure wordt momenteel overgeheveld naar Vlaanderen. Momenteel is ze eigenlijk onbestaande. Iedereen wacht op een nieuwe regeling’, stelt Vlaams diversiteitsambtenaar Alona Lyubayeva.
Wie als geneesheer aan de slag wilt, moet bovendien over een RIZIV-nummer beschikken, maar dat aantal werd beperkt als gevolg van een numerus clausus. Het Minderhedenforum schrijft daarover: ‘Daardoor merk je dat er in ons land op 5 jaar tijd maar 50 niet-Europese artsen de toegang kregen tot het beroep, of dat hogere onderwijsinstellingen en ziekenhuizen duidelijk de voorkeur geven aan ‘eigen’ studenten. Door een nieuwe Europese richtlijn is binnenkort ook een verklaring nodig rond de kennis van het Nederlands…’
‘In Finland loopt het helemaal anders. Om daar met een diploma van buiten de Europese Economische Ruimte als arts aan de slag te gaan, moet je een licentie aanvragen bij de nationale toezichthouder voor gezondheidszorg. Na een evaluatie, een stageperiode van zes maanden onder medisch toezicht en een examen kan je het beroep volledig zelfstandig uitoefenen.’
Volgens Alona Lyubayeva geldt de strenge procedure voor meer beroepen. ‘De burger wil de betrokkene kunnen vertrouwen, waardoor er voor zware procedures wordt geopteerd. Met als gevolg een moeilijke toegang tot het beroep.’
Het einde van het diploma? Nog niet meteen.
Om gelijkwaardigheid van je diploma of een niveaugelijkschakeling te verkrijgen, moet je op zijn minst je diploma kunnen voorleggen. Wat als dat niet lukt, maar je je competenties toch formeel wil laten erkennen? Dan kan je – in principe - voor plan B kiezen, het plan van de elders verworven competenties (EVC).
Over hoe we elders verworven competenties zouden herkennen, erkennen én valideren werden het afgelopen decennium stapels nota’s geschreven
EVC is een begrip dat begin de jaren 2000 in het onderwijs- en arbeidsmarktbeleid werd gelanceerd. In die tijd begonnen we ons te realiseren dat competenties niet enkel op de schoolbanken worden opgedaan, maar ook via opleidingen, en en cours de route via andere werk- en levenservaring.
Over hoe we die elders verworven competenties zouden herkennen, erkennen én valideren werden het afgelopen decennium stapels nota’s geschreven, maar die leidden nog niet tot een eenvormig en effectief beleid.
Vandaag zijn er verschillende instanties die elders verworven competenties erkennen: van de hogere onderwijsinstellingen over arbeidsbemiddelaars tot organisaties binnen de cultuursector. Alleen heeft elk zijn eigen criteria en procedures, waardoor de geldigheid van hun EVC-erkenning beperkt blijft tot de eigen kring. Met een EVC-erkenning door de Universitaire associatie Gent, kun je aan de Universiteit Antwerpen bijvoorbeeld niet terecht. Laat staan dat je er op de arbeidsmarkt iets mee bent.
Dikke mappen met bewijzen en formulieren
Het EVC-systeem van de hogere onderwijsinstellingen focust op mensen die verder willen studeren. ‘Onze criteria zijn afgestemd op kandidaat-studenten, die binnen onze associatie via een verkort traject een academische of professionele kwalificatie willen behalen’, stelt Rudy Van Renterghem, stafmedewerker Onderwijs aan de Associatie Universiteit Gent.
‘We richten ons dus niet op een publiek dat omzeggens morgen aan de slag wil op de arbeidsmarkt. Personen die via NARIC niveaugelijkwaardigheid verkregen, kunnen bij ons wel automatisch op het gepaste niveau instappen.’
Voor hooggekwalificeerden van buitenlandse afkomst zijn er bovendien een aantal extra drempels, zoals taal en de aantoonbaarheid van je competenties.
Tijdens het academiejaar 2014-2015 werden binnen de hele Associatie Universiteit Gent in totaal slechts 229 aanvragen voor EVC-erkenning ingediend. 110 dossiers werden effectief opgestart, waarvan ongeveer tachtig voor de opleiding Verpleegkunde.
Globaal is de vraag naar EVC-erkenning dus zeer beperkt. ‘We krijgen ook heel weinig aanvragen door buitenlanders’, stelt Rudy Van Renterghem: ‘Ik vermoed dat het deels aan de geringe bekendheid van de procedure ligt. Voor hooggekwalificeerden van buitenlandse afkomst zijn er bovendien een aantal extra drempels, zoals taal en de aantoonbaarheid van je competenties. Binnen de AUGent dient elke kandidaat een portfolio op te stellen die bewijsstukken omvat zoals diploma’s, certificaten, attesten, werkbeschrijvingen, enzovoorts. De portfolio wordt aangevuld met een reflectiedossier, een competentiegericht interview of een beheersingsproef. Levert dat pakket onvoldoende informatie, dan kan er nog een bijkomend interview of een extra proef volgen.’
Een hele boterham dus. Bovendien blijkt de kostprijs voor de hele operatie niet gering. Wil je de erkenning van een beperkt aantal competenties aanvragen, dan betaal je een basistarief van 155 euro. Een dossier om een bachelor diploma aan te vragen, maakt je 590 euro lichter. Voor een master loopt dat op tot 770 euro.
Een aanvraag vormt trouwens nog geen garantie op succes. En een erkenning van competenties via EVC betekent ook niet dat je uiteindelijk een vrijstelling voor een vak of jaar verwerft. Daarover beslist uiteindelijk de opleiding zelf.
Een hogergeschoolde nieuwkomer zonder diploma in zijn rugzak moet het Nederlands dus goed beheersen, behoorlijk kapitaalkrachtig zijn en bij voorkeur beschikken over de nodige documenten die zijn competenties kunnen aantonen om ooit aan een Belgisch diploma te geraken.
Ik wil werken
Als onze geneeskundestudent van Kos geen papieren diploma bij had en hij geen EVC-procedure via het hoger onderwijs kan betalen, dan wil hij wellicht meteen aan de slag. Daarvoor moet hij niet bij de hogere onderwijsinstellingen zijn. Wel kan hij voor een ander soort EVC-attest bij de VDAB en andere arbeidsmarktgerichte bemiddelaars terecht.
Het aanbod blijft beperkt tot opleidingen voor laag- en middengeschoolde beroepen
De EVC-bewijzen die je via hun opleidingen en stages kan verkrijgen, richten zich op specifieke profielen. ‘Alleen bestaat daarin geen aanbod voor hooggeschoolden’, stelt Alona Lyubayeva. Het aanbod blijft beperkt tot opleidingen voor laag- en middengeschoolde beroepen, zoals keukenmedewerker, hulpboekhouder, heftruckchauffeur. Profielen waar onze arbeidsmarkt doorgaans ook een gebrek aan heeft.
‘Een grote groep hooggeschoolden belandt in opleiding ‘administratieve bediende’, maar die is niet altijd geschikt door de hoge eisen op het vlak van talenkennis en taalvaardigheid’, stelt Lyubayeva. Volgens het Minderhedenforum gaat die aanpak bovendien in tegen de filosofie van Europa rond EVC. Die plaatst het belang van de aanvrager centraal.
Waarom moet je trouwens rond beroepsprofielen werken? Waarom kan je geen EVC uitreiken die aangeeft dat een persoon bijvoorbeeld van masterniveau is en wetenschappelijk onderzoek kan ontsluiten? Waarom mag het geen opsomming van competenties zijn? Moet aan een EVC-attest per se een ‘beroep’ worden verbonden?’
Jammer dat de scope van het artikel in de praktijk doorgaans beperkt blijft tot de uitvoering van handenarbeid in poets- en groendienstjobs
Volgens het Minderhedenforum willen veel OCMW’s hun cliënten zo snel mogelijk aan het werk. Dat kunnen ze realiseren via artikel 60 van de OCMW-wet. Dat geeft OCMW’s de kans om cliënten zelf of elders tewerk te stellen. Zo kunnen ze hun werkervaring vergroten en sociale rechten – zoals het recht op een werkloosheidsuitkering – opbouwen. Jammer dat de scope van het artikel in de praktijk doorgaans beperkt blijft tot de uitvoering van handenarbeid in poets- en groendienstjobs. Het is dus wachten op een aanpak waarbij hogergeschoolden hun bachelor- of mastercapaciteiten bijvoorbeeld door een stage of assessment on the job kunnen laten valideren.
Net voor de zomer lanceerden de ministers Muyters en Crevits een conceptnota om tot een meer geïntegreerd EVC-beleid te komen, maar uit verschillende hoeken klinkt dat de tekst weinig concrete acties tot vereenvoudiging en integratie, bij voorkeur tussen de academische wereld en de arbeidsmarkt, omvat.
De barrière van de werkgevers
Een geïntegreerde aanpak veronderstelt ook sensibilisering van de werkgevers. Want wie hen vandaag een EVC-attest voorlegt, oogst geen overdonderend succes. Sonja Teughels, senior adviseur arbeidsmarkt VOKA: ‘Bedrijven zijn slechts minimaal bekend met het EVC-systeem. Zij die er iets van weten, bevinden zich doorgaans in knelpuntsectoren. Maar een groot deel van de ondernemers heeft er nog nooit van gehoord.’
‘Ondanks het discours rond competenties en talenten wordt nog veel belang gehecht aan diploma’s’, stelde de SERV in 2014
Een studie van IDEA-consult bevestigt dat de praktijk van EVC bij werkgevers niet ingeburgerd is. Nochtans vindt de helft van de bevraagde ondernemingen een formele erkenning van competenties wel belangrijk. Volgens de meeste bedrijven biedt de erkenning van competenties ook een meerwaarde voor werkzoekenden.
Sonja Teughels (VOKA): ‘We staan absoluut achter een filosofie van competentievalidering, maar het jargon en de procedures moeten wel helder zijn. In sommige ondernemingen worden bijvoorbeeld loon- en arbeidsvoorwaarden toegekend aan bepaalde functies en diploma’s. Wat doe je daar dan mee in het geval van zo’n EVC-bewijs?’
‘Ondanks het discours rond competenties en talenten wordt nog veel belang gehecht aan diploma’s’, stelde de SERV in 2014. ‘Zeker voor ondernemingen en organisaties die minder vaak in aanraking komen met het aanwerven van personen met buitenlandse kwalificaties en werkervaring kan de onzekerheid over de waarde van een gelijkwaardig diploma een belemmering vormen voor het effectief aanwerven van de persoon. Het is immers niet omdat Naric een buitenlands diploma als gelijkwaardig erkent dat dit ook door de werkgever als gelijkwaardig wordt aanzien.’
De Vlaamse overheid scoort op dit vlak trouwens niet beter. Functieniveaus zijn bij de Vlaamse overheid gekoppeld aan diploma’s. Je moet een gelijkwaardig diploma kunnen voorleggen voor je je sollicitatie mag starten. Sinds drie jaar is er wel een opening gecreëerd om vacatures voor Vlaamse ambtenaren ook open te verklaren via EVC., maar de betrokken personeelsdienst moet de EVC-procedure betalen en de aanwervingsprocedure wordt er ook langer door. ‘Als gevolg daarvan werkt dat systeem natuurlijk niet’, stelt het Minderhedenforum.
Anders en beter
Wie vandaag in NT2 het hoogste niveau van Nederlands behaalt, kan nog niet functioneren in het hoger onderwijs of in een job op dat niveau.
Voor diversiteitsambtenaar Alona Lybuayeva staat het als een paal boven water. ‘We moeten op een andere manier naar de begeleiding van nieuwkomers kijken. Het is een zaak van de overheid, maar ook van het middenveld, van het onderwijs en van de bedrijven. Het is een zaak van de hele maatschappij. De premisse van de minder opgeleide nieuwkomer zit bij ons goed ingebakken. Er is nu wel een mindshift bezig, maar we zijn als maatschappij nog steeds niet klaar om hoogopgeleiden te ontvangen.’
Lybuayeva: ‘Vandaag krijgen nieuwkomers bij hun aankomst een minimale begeleiding, terwijl we hen een intensief taalbad zouden moeten geven, zodat ze binnen zes maanden, een jaar deftig Nederlands kunnen spreken. Voor hooggeschoolden moeten we nog een stap verder gaan. Want wie vandaag in NT2 het hoogste niveau van Nederlands behaalt, kan nog niet functioneren in het hoger onderwijs of in een job op dat niveau.’
‘Dertig procent van de vrouwen die hier arriveren, zijn opgeleid als leerkracht, maar hebben onvoldoende notie van onze taal’, vervolgt de Vlaamse diversiteitsambtenaar. Initiatieven rond taal op de werkvloer moeten veel meer middelen krijgen. Dat kost geld en is belastend voor de collega’s, maar wat is het alternatief?’
Onbekend is onbemind
Zolang de arbeidsmarkt en de hooggeschoolde immigranten elkaar niet op een of andere manier leren kennen, houden de vooroordelen waarschijnlijk stand. Daarom is het volgens Alona Lybuayeva van cruciaal belang dat we de nieuwkomer introduceren in een netwerk dat hem toegang geeft en wegwijs maakt in zijn professionele sector. **‘**Laatst was ik op een internationaal congres waar werd gesteld dat mensen met voldoende netwerk binnen de drie maanden een job kunnen hebben.’
Mensen moeten de kans krijgen om op gesprek te komen. Want pas dan kunnen ze zich bewijzen.
In Vlaanderen lopen vandaag verschillende proefprojecten waarbij hooggeschoolde nieuwkomers nauwgezet worden begeleid en geïntroduceerd in het netwerk van hun beroep.
Een van die projecten is Mentoring naar Werk, een samenwerkingsverband tussen VOKA-Oost-Vlaanderen, VDAB en de stad Gent. ‘Wij gaan aan de slag met mensen die al een bepaald niveau van Nederlands hebben, die zich samen met VDAB een duidelijk en realistisch jobdoelwit hebben gesteld, die ook op andere vlakken (privé) klaar zijn om aan de slag te gaan en die maximum zes jaar in België zijn’, vertelt Delphine Parmentier van VOKA- Oost-Vlaanderen.
‘We linken hen aan een mentor uit de ondernemerswereld die zijn netwerk voor de kandidaat openstelt en hem wegwijs maakt binnen de sector waar hij wil werken: wie zijn zijn concurrenten? Hoe moet hij zijn cv opstellen? Hoe maakt hij het verschil tegenover pas afgestudeerde schoolverlaters? Hoe stel hij zich krachtig voor ondanks het feit dat hij een vreemde naam heeft en geen native speaker is? Mensen moeten de kans krijgen om op gesprek te komen. Want pas dan kunnen ze zich bewijzen en twijfels van de werkgevers wegnemen rond de opleiding, maar bijvoorbeeld ook rond de periode dat ze hier zullen blijven.’
Bij VOKA hopen ze op een sneeuwbaleffect. ‘Het zou mooi zijn als onze huidige mentoren hun collega’s kunnen aanzetten om ook eens mentor te zijn. Zo leren ze de kandidaten vanuit een ander perspectief kennen, zien ze tegen welke obstakels hoogopgeleide migranten vandaag aanlopen en hoe ze hun rekruteringsverhaal kunnen aanpassen om het beschikbare talent te benutten.’
Beknopt verslag
Geloof het of niet, maar wat u hierboven leest, is een ‘beknopte samenvatting’ of een ‘korte analyse’ van de huidige situatie op onze onderwijs- en arbeidsmarkt voor hooggeschoolde migranten.
Mensen in het veld geven toe dat het soms moeilijk is door de bomen het bos nog te zien. Er is duidelijk nood aan meer integratie tussen onderwijs-, arbeidsmarkt-, en onthaalbeleid. Tussen iedereen die de hogergeschoolde immigrant in zijn zoektocht naar werk tegenkomt of begeleidt.
Hooggeschoolde immigranten kunnen inderdaad een meerwaarde betekenen voor onze economie. Maar voor het zover komt, is er nog werk aan de winkel.
[1] De EU15 verwijst naarde samenstelling van de Europese Unie per 1 januari 1995: België, Duitsland, Denemarken, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden.