‘De armen doen de overheid draaien, de rijken krijgen subsidies’
Dit is India’s ongelijkheidsmachine: elke dag 70 miljonairs en 43.200 armen erbij
‘Eilandjes Californië in een oceaan van Sub-Saharaans Afrika’, zo werd de sociale ongelijkheid in India al omschreven. De huidige Indiase regering pakt graag uit met de economische ontwikkeling en hoe die miljoenen mensen uit de armoede tilt. Maar de cijfers daarover zijn vaag en betwistbaar.
Marcel Crozet / ILO (CC BY NC-ND 2.0)
‘Eilandjes Californië in een oceaan van Sub-Saharaans Afrika’, zo werd de sociale ongelijkheid in India al omschreven. De huidige Indiase regering pakt graag uit met de economische ontwikkeling en hoe die miljoenen uit de armoede tilt. Maar de cijfers daarover zijn vaag en betwistbaar. Waarom doet India het qua ongelijkheid zoveel slechter dan de buurlanden en andere ontwikkelingslanden?
Het is een jaarlijks ritueel. Rijke ondernemers en politici vliegen met privéjets naar Davos voor de jaarlijkse jamboree van de heersers der aarde, en tegelijkertijd publiceert Oxfam International een rapport over de toenemende ongelijkheid in de wereld en de gevolgen daarvan voor mens en planeet. Voor het rapport dat op 16 januari 2023 verscheen, werd ook een speciale India-bijlage gemaakt. Daarin wordt duidelijk hoe onwezenlijk ongelijk India is – zelfs als je alleen naar inkomen of bezit kijkt.
Volgens Oxfam India ging meer dan 40% van de rijkdom die tussen 2012 en 2022 gecreëerd werd in India naar de 1% rijksten. Niet meer dan 3% van die rijkdom kwam terecht bij de 50% armsten.
In 2019 verminderde de Indiase regering bovendien de bedrijfsbelasting van 30% naar 22%. Nieuwe bedrijven betaalden maar 15%.
De armen doen de overheid draaien, terwijl de rijken gesubsidieerd worden.
Om het gat in de begroting dat daardoor ontstond te vullen, voerde premier Narendra Modi een soort btw op consumptiegoederen in, de Goods and Services Tax. 64% van wat die taks de overheid oplevert, is afkomstig van de armste helft van de bevolking, terwijl de rijkste 10% er maar 4% toe bijdraagt. Het zijn dus de armen die de overheid doen draaien, terwijl de rijken gesubsidieerd worden.
Geen wonder dat er elke dag zo’n 70 miljonairs bij komen in India. Tegelijkertijd belandt aan de andere kant van het extreem gepolariseerde landschap elke twee seconden iemand in diepe armoede, omdat de kosten voor noodzakelijke gezondheidszorg voor hem of haar onbetaalbaar zijn. Geen wonder, ook, dat het aantal Indiërs dat met honger leeft tijdens de pandemiejaren steeg van 119 miljoen naar 350 miljoen.
Uiteraard wordt zo’n rapport door de Indiase overheid van tafel geveegd, of beter: gewoon genegeerd. In haar versie van de werkelijkheid gaat alles goed, steeds beter zelfs, sinds India bestuurd wordt door de hindoenationalistische partij BJP – sinds 2014, dus. Eind april stelde Santosh Jha, de Indiase ambassadeur voor België, Luxemburg en de Europese Unie, tijdens een bijeenkomst in Gent zelfs dat extreme armoede nu wel tot het verleden behoort in India.
De val van de engel
Als er in de Indiase media al naar de cijfers van Oxfam over India verwezen werd, dan was dat een week later alweer vergeten. Maar net op dat moment, op 23 januari 2023, publiceerde Hindenburg Research een heel ander rapport, met een impact die niet weggetweet kon worden. Hindenburg is een Amerikaans bedrijf dat gespecialiseerd in financieel onderzoekswerk, dat bovendien belangen heeft op de kapitaalmarkten.
Het onderzoek viel als een bom op de tempels van India’s politieke en economische elite. Het verscheen onder de veelzeggende titel: Adani Group: How The World’s 3rd Richest Man Is Pulling The Largest Con In Corporate History. Plots werd het verhaal van de één procent pijnlijk concreet, en onderbouwd met heel veel interne kennis van zaken.
‘Adani kon frauderen met de boekhouding, aandelen manipuleren en kapitaal witwassen dankzij de hulp van handlangers in de regering.’
‘We onthullen bewijs van brutale boekhoudfraude, aandelenmanipulatie en witwassen van kapitaal, zaken die bij Adani gedurende decennia plaatsvonden’, stelt het rapport in de inleiding. ‘Adani heeft deze gigantische klus kunnen klaren dankzij de hulp van handlangers in de regering en de inzet van een heel netwerk van internationale bedrijven die hun activiteiten mogelijk maken.’
Gautam Adani, de oprichter en voorzitter van de Adani Group, was op het moment van publicatie van het rapport zowat 120 miljard dollar waard. Daarvan kwamen 100 miljard dollar er pas de voorbije drie jaar als bij mirakel bij, ‘grotendeels als resultaat van een onwaarschijnlijke stijging van de aandelenkoersen van de zeven belangrijkste bedrijven van de Groep – met gemiddeld 819% over die periode’.
Op 8 maart 2023 was Gautam Adani niet langer de derde rijkste man ter wereld, maar moest hij genoegen nemen met plaats 24. De wereldwijde aandelenbeurzen hadden hun vertrouwen in Adani duidelijk verloren. Zijn nettowaarde werd door Bloomberg begin maart geschat op 52,1 miljard dollar. Eind mei was hij één plaatsje teruggeklommen en bedroeg zijn nettowaarde 59,8 miljard dollar.
Het is niet dat Gautam Adani een privéjet minder zal kopen door de plotse halvering van zijn fortuin. Hij heeft er al drie – een Bombardier Challenger 605, een Embraer Legacy 650 en een Hawker Beechcraft 850XP.
Maar wie weet moet er toch nog eentje aangeschaft worden. Want mijnheer Adani wil zijn privébezit wel eens ter beschikking stellen van medeburgers die een lift nodig hebben. Zo mocht premier Modi een van Adani’s privéjets gebruiken om naar New Delhi te vliegen na zijn verkiezing in 2014. Het was niet de laatste keer dat hij gesignaleerd zou worden in een vliegtuig waar in grote letters ‘Adani’ op stond.
De vrienden van de winst
Het verhaal van de spectaculaire opkomst en val van Adani is een schoolvoorbeeld van wat in de Angelsaksische literatuur crony capitalism heet. Dat “vriendjeskapitalisme” drijft op wederzijdse diensten tussen politieke en economische elites. Rijke zakenlui financieren en ondersteunen politici, terwijl de overheid haar rijke vrienden een voorkeursbehandeling geeft bij opdrachten of aankopen, of op maat geschreven wetten voorziet voor bedrijven en investeringen.
Dat levert voor de rijkste Indiërs méér op dan kleingeld. ‘Mukesh Ambani (voorzitter Reliance Industries Ltd., red.) zag zijn bezit met 72% toenemen tijdens de covidpandemie, toen hij nog de rijkste Indiër was’, schrijft sociaal activist Harsh Mander op The India Forum. ‘Dat betekent dat hij in die periode elk uur 900 miljoen roepie (meer dan 10 miljoen euro) rijker werd.’
Mukesh Ambani: ‘Binnen een cirkel van 500 meter van de plek waar ik verblijf, tref je een inkomensverschil aan van één tot een miljard. Dat is niet houdbaar.’
Ongeveer vijftien jaar geleden al stelde diezelfde Mukesh Ambani vast dat er ‘binnen een cirkel van 500 meter, met als middelpunt de plek waar ik verblijf, een inkomensverschil aangetroffen wordt van één tot een miljard. Dat is niet houdbaar.’ Het citaat komt uit het boek Planet India van auteur Mira Kamdar.
Die ‘plek waar Ambani verblijft’ is Antillia, een familieflatgebouw van 27 verdiepingen met extra hoge plafonds, in het hart van Mumbai (foto hieronder). Een legertje van 600 bedienden moet er het leven van een van de rijkste families van India zo aangenaam mogelijk maken.
Antillia is erop berekend aardbevingen van 8 op de schaal van Richter te doorstaan. Of de Amerikaanse architecten en Australische ingenieurs het gebouw ook resistent maakten tegen het aanzwellende ongenoegen over de ongelijkheid en de blijvende armoede, is niet geweten.
Adani en Ambani zijn ook niet de enige vrienden van de winst. Harsh Mander: ‘Ook miljardairs als Shiv Nadar, Radhakrishnan Damani en Kumar Birla hebben de voorbije paar jaar hun rijkdom met een vijfde verhoogd, terwijl Cyrus Poonawala zijn rijkdom met 91% zag toenemen. Hij was ook degene die zonder schaamte stelde dat de pandemie een kans was voor bedrijven om superwinsten te maken.’
Antilia, de residentie van de familie Ambani in Mumbai
CC Ninara BY ND 2.0
Een paar andere namen die nuttig zijn om te kennen, voor wie het wil maken in India: Ratan Tata (patriarch van de Tata Group), Sunil Bharti Mittal (telecomtopman), Anand Mahindra (voorzitter van de gelijknamige Groep), Anil Agarwal (voorzitter Vedanta), Natarajan Chandrasekaran (voorzitter Tata Sons), Sajjan Jinda (voorzitter JSW Group), Venu Srinivasan (voorzitter TVS) en Anil Manibhai Naik (hoofd van L&T). Al dit kapitaal staat, samen met Gautam Adani, Mukesh Ambani en Narendra Modi, op één foto uit 2020.
Crony capitalism is in India meer dan een vriendendienst tussen deze politicus of gene kapitalist. In 2015 schreef journalist M.K. Nenu al op de Indiase nieuwssite The Wire dat 70% van de uitstaande leningen van India’s grootste banken op naam stonden van minder dan 10 industriële conglomeraten. Ze zijn, met andere woorden, too big to fail. Hun overleven is essentieel voor zowel de staatsfinanciën als het spaargeld van de Indiërs. De eigenaars kunnen op beide oren slapen.
Tussen maart 2018 en december 2022 werd voor 1,285 miljard euro privésteun aan politieke partijen gegeven
Die levensverzekering wordt vergoed via gulle politieke giften. Tenminste: dat vermoedt men. Want er bestaat geen transparantie over de electoral bonds die de regering-Modi in 2018 invoerde, een financieel instrument dat niet-geplafonneerde, anonieme giften aan politieke partijen mogelijk maakt.
Het gaat daarbij in elk geval niet over kleine bedragen. Tussen maart 2018 en december 2022 werd voor niet minder dan 1,285 miljard euro aan dergelijke obligaties aangekocht. Bijna 94% van die obligaties hadden elk een waarde van 10 miljoen roepie (115.000 euro). Volgens middenveldorganisaties bewijst dat duidelijk dat de giften niet van individuele burgers maar van bedrijven komen.
Uit de eigen financiële verslaggeving van de politieke partijen blijkt dat de BJP het leeuwenaandeel van de giften krijgt: 472 miljoen euro over een periode van vier jaar. De Congresspartij volgt als tweede met 80 miljoen euro aan giften. Of alle giften gerapporteerd worden, blijft onduidelijk.
Armoedegrens, miserielijn
Uiteraard blijft Gautam Adani ook na de spectaculaire waardevermindering van zijn aandelen mijlenver verwijderd van wat in India armoede heet. Met 52,1 miljard dollar bezat hij nog evenveel rijkdom als wat 354 miljoen arme, rurale Indiërs op een jaar kunnen uitgeven.
Om dat te berekenen, gebruik ik de armoedegrens van de Indiase overheid. Opvallend: in India gebruikt men niet het inkomen van mensen of gezinnen om te bepalen of je ‘BPL’ (Below Poverty Line, onder de armoedegrens) bent. Daarvoor ontbreken de nodige gegevens, zeker aan de onderkant van de samenleving. De armoedegrens wordt daarom bepaald door de gemiddelde kost van een korf onontbeerlijke goederen en diensten, met de klemtoon op voeding en gezondheid.
15 euro per persoon per maand is geen armoedegrens maar een miserielijn, zegt de Belgisch-Indiase econoom Jean Drèze.
Voor wie op het platteland woont, hanteert de regering op dit moment een armoedegrens van 1059,42 Indiase roepie (of 12,25 euro) per maand en per persoon. In stedelijke gebieden ligt die grens net iets hoger, omdat het eten er wat duurder is: 1286 Indiase roepie (of 14,87 euro) per maand en per persoon. De Belgisch-Indiase ontwikkelingseconoom Jean Drèze merkte jaren geleden al op dat dit geen armoedegrens is maar een ‘miseriegrens’.
De Indiase armoedegrens ligt ook flink onder de inkomensarmoedegrens die de Wereldbank hanteert: 1,9 dollar per dag en per persoon, wat neerkomt op zo’n 57 dollar per maand en per persoon. Philip Alston, voormalig VN-Speciaal Rapporteur over extreme armoede en mensenrechten, noemde de Wereldbank-armoedegrens in 2020 ook al ‘een ellendige overlevingsstandaard in plaats van een standaard die een minimaal aanvaardbaar levensniveau garandeert.’
De Wereldbank komt tot de conclusie dat India een forse vermindering van extreme armoede gerealiseerd heeft, van 50% in 1987 naar 10% van de bevolking vandaag. Alston toonde echter aan dat er de voorbije decennia wereldwijd nauwelijks sprake was van het terugdringen van extreme armoede als je de armoedegrens op 2,5 dollar in plaats van 1,9 dollar per persoon per dag legt.
Het debat over de armoedegrens lijkt op het eerste gezicht misschien op een academisch dispuut. Maar het maakt op twee vlakken een enorm verschil. In India worden sommige bijstandsprogramma’s voorbehouden voor wie erkend wordt als BPL. Als die armoedegrens opgetrokken wordt, zouden dus wellicht honderden miljoenen mensen plots ook recht krijgen op gratis rijst en andere steunmaatregelen. Anderzijds helpt de extreem lage armoedelijn de regering om internationaal te scoren met snel dalende armoedecijfers – hét “bewijs van goed beleid”, toch?
Meer gaten dan wet
Zowel voor ongelijkheid als voor armoede is het inkomen van mensen de bepalende factor. Dat betekent ook dat het loonbeleid cruciaal is. Al moet daar meteen bij gezegd worden dat de overgrote meerderheid van werkend India zich in de informele sector bevindt en er dus weinig tot geen écht loonbeleid gevoerd wordt.
‘Er zijn meer achterpoortjes dan regels’, merkt arbeidsadvocaat Sushovan Dhar in Mumbai op. Hij volgde met zijn collega’s van de India Labourline de voorbije jaren zo’n 8000 klachten op. Die variëren van gebrekkige betaling tot verbroken afspraken. Het is de dagelijkse realiteit voor miljoenen arbeiders in India.
Reële lonen groeien minder dan 1 procent, terwijl economische groei rond 7 procent schommelde
Volgens B.V. Bhosale, die aan Mumbai University onder andere Sociologie van Informele Arbeid doceert, valt niet minder dan 93% van alle arbeid in India onder de niet-geregistreerde en niet-gereguleerde informele sector. ‘Bamboewerkers, pottenbakkers, metaalbewerkers, glazenblazers, lederbewerkers, beedimakers, straatverkopers, thuiswerkende textielarbeidsters, riksjarijders, loonwerkers, metselaars… Ze overleven, maar bouwen niet echt een toekomst op’, zegt hij. Bovendien lijkt het aandeel van informele arbeid nog toe te nemen.
Alsof dat niet genoeg is om de lonen en inkomsten van een grote meerderheid Indiërs onder voortdurende druk te houden, bevinden overheden zich eerder aan de kant van grote ondernemers dan van kwetsbare arbeiders.
Dat bleek tijdens de covidcrisis. De plotse en volledige lockdown die premier Modi eind maart 2020 oplegde resulteerde eerst in de massale uittocht van interne migranten – of, in Indiaas politiek correct jargon: interstatelijke arbeiders. Zij hadden plots geen werk en dus ook geen inkomen meer.
Daarbovenop beslisten negen Indiase deelstaten meteen om arbeidsbeschermende wetten voor ongeveer drie jaar op te schorten. Dat betekent dat de 8 uren-werkdag zelfs voor beschermde werkers niet meer gold en dat veiligheidsvoorschriften of afgesproken minimumlonen op losse schroeven werden gezet. Ook afdanken werd makkelijker en controles werden zeldzamer.
Haantje de voorste scoort slechter dan de klas
In twee bijdragen voor The Indian Express in april en mei focuste de Belgisch-Indiase econoom Jean Drèze op de evolutie van reële lonen in India. Die evolutie, schrijft hij, is immers ‘de belangrijkste economische indicator die het meest verwaarloosd wordt.’ Want als reële lonen stijgen, dan groeit de kans op betere levens voor een meerderheid.
© Justine Corrijn
Een volgehouden stijging bewijst dat economische groei vertaald wordt in betere inkomens voor werkende mensen. Maar aan de hand van de recentste statistieken die voorhanden zijn, komt Drèze tot de conclusie dat de groei van de reële lonen voor de periode tussen 2014 en 2022 gemiddeld lager is dan 1%. Dat is extra verontrustend als je het vergelijkt met de groei van de Indiase economie. Die heeft in dezelfde periode rond de 7 of 8% geschommeld – uitgezonderd het covid-krimpjaar 2020.
Als je de sociale verwezenlijkingen van India vergelijkt met die van vele andere landen, is het resultaat telkens beschamend.
Daarmee blijft de stelling overeind die Drèze en Nobelprijswinnaar Amartya Sen tien jaar geleden al formuleerden in India. An Uncertain Glory: ‘De geschiedenis van ontwikkeling in de wereld toont nauwelijks of geen voorbeelden van een economie die zo snel en over zo een lange periode groeit en toch zo’n beperkte resultaten oplevert in het verminderen van menselijke ontbering.’
In dat boek vergelijken Drèze en Sen de sociale verwezenlijkingen van het economisch goed boerende India met die van buurlanden, de BRICS-landen (Brazilië, Rusland India, China, Zuid-Afrika) en andere ontwikkelingslanden. Telkens is het resultaat beschamend.
Het inkomen per hoofd lag in India in 1990 60% hoger dan in Bangladesh. Tegen 2011 was dat 100%. In diezelfde periode stak Bangladesh India voorbij op het vlak van tal van sociale indicatoren, zoals levensverwachting, het terugdringen van kindersterfte, het verhogen van vaccinatiebereik, het verminderen van het aantal kinderen per vrouw en zelfs een aantal onderwijsindicatoren.
In Bangladesh schat men in 2010 het aantal gezinnen dat niet beschikt over een privé of gemeenschappelijk toilet op 8,4% van de bevolking; in India moest op dat moment 55% van de gezinnen zijn behoeften nog steeds in open veld doen – met alle gevolgen vandien voor de volksgezondheid en voor de menselijke waardigheid van vooral vrouwen. Premier Modi maakte van het bouwen van toiletten een erezaak en riep India in 2022 uit tot ‘vrij van open ontlasting’, maar dat klopt volgens factcheckers niet. Ook Unicef stelde in 2021 nog dat 15% van de Indiërs geen gebruik (kunnen) maken van een toilet.
Vergelijkingen met andere opkomende economieën maken het beeld er niet fraaier op. De overheidsuitgaven voor gezondheidszorg in India bedroegen 10 jaar geleden amper 1,2% van zijn bruto nationaal product, terwijl dat in China 2,7% was en in Brazilië zelfs 4,2%.
In India had 30% van de bevolking geen aansluiting op het elektriciteitsnet, in China slechts 1%. Ook dat was een prioriteit in de ontwikkelingsagenda van premier Modi, en dus verklaarde hij in 2022 trots dat elk Indiaas dorp nu aangesloten was op het elektriciteitsnetwerk. Al betekent dat bijlange na niet dat alle huizen ook elektriciteit hebben, en is er geen garantie dat de stroom overal 24 uur per dag uit de stopcontacten komt.
Zelfs wanneer Drèze en Sen India vergelijken met Afrikaanse landen komt de nieuwe economische grootmacht er bekaaid af. In Sub-Saharaans Afrika schatte de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) dat 25% van de kinderen een te laag lichaamsgewicht heeft. Dat cijfer is een belangrijke indicator voor ondervoeding. In India liep dat op tot 40%. Het belette India niet om jaarlijks een budget van 380 miljoen euro te besteden aan ontwikkelingshulp voor Afrika.
Vijftig tinten ongelijkheid
Drèze en Sen beklemtonen in hun An Uncertain Glory nog een ander aspect van de gapende ongelijkheid in India: de impact daarvan wordt verzwaard wordt door een unieke combinatie van verticale (inkomens)ongelijkheid met diep verankerde horizontale ongelijkheden (van gender, kaste, religie en regio).
© Justine Corrijn
‘Multidimensionele ongelijkheid heeft de neiging zichzelf te doen voortbestaan, met name door de scheeftrekkingen van publieke debatten en van de voorstelling van zaken door de media.’ Wie kijkt naar de focus van de media op economische groei in plaats van op inclusieve groei en herverdeling van de welvaart, merkt dat er de voorbije tien jaar weinig veranderd en zeker niets ten goede gekeerd is.
Een voorbeeld uit Oxfam-rapport over ongelijkheid in India dat we aan het begin van dit verhaal citeerden: terwijl ongeveer driekwart van de bevolking in kleine steden of op het platteland woont, bevinden slechts 31% van de ziekenhuizen en 16% van de ziekenhuisbedden zich in die regio’s. 22% van de landelijke gezondheidscentra werken zonder dokter en 68% van de gemeenschapsgezondheidscentra functioneren zonden specialisten.
Groeiende ongelijkheid ondergraaft de fundamenten van een één-mens-één-stem-systeem. Én ze ondermijnt de koopkracht van de meerderheid.
Prabhat Patnaik, een econoom verbonden aan het Centre for Equity Studies in New Delhi, pleitte in het Indian Exclusion Report 2021 voor een doorgedreven belasting op de grote fortuinen. Die kan, stelt hij, het belangrijkste instrument zijn om de gapende ongelijkheid in India aan te pakken.
Dat is niet alleen een sociale noodzaak, het is ook een democratische urgentie, stelt Patnaik. Want groeiende ongelijkheid ondergraaft de fundamenten van een één-mens-één-stemsysteem, én ze ondermijnt de koopkracht van de meerderheid.
Maar de opbrengsten van de voorgestelde belastingen mogen niet gebruikt worden voor bijstandsprogramma’s, zoals de regering-Modi in toenemende mate doet, met onbeschaamde branding van de premier erbovenop.
Wat het land echt nodig heeft, argumenteert Patnaik, is de financiering van een handvol sociaal-economische basisrechten (niet ‘gunsten’). Zoals het recht op voedsel, het recht op werk, het recht op gratis onderwijs, het recht op gratis gezondheidszorg en het recht op een waardig pensioen en op een vergoeding voor mensen met een handicap.
Hoe groot is de kans dat die ongelijkheidscorrectie er op korte termijn komt? Niemand die ik onlangs sprak in India durft daar op te hopen, laat staan iets op te verwedden.
Toch zijn de meesten het wel eens met sociaal activist Harsh Mander, die zijn essay over ongelijkheid op The Indian Forum besluit met een vers uit een oud protestlied: Woh subah kabhi to aayegi, of: ‘Die ochtend komt er inderdaad ooit aan.’