De mode is dood, lang leve de tragere textielketen?

Analyse

Vijf scenario’s om de textielindustrie na corona te transformeren

De mode is dood, lang leve de tragere textielketen?

De mode is dood, lang leve de tragere textielketen?
De mode is dood, lang leve de tragere textielketen?

Zal de mode-industrie lessen trekken uit de coronacrisis? Ontwerpers, retailers, activisten en experten in binnen- en buitenland hopen alleszins van wel. Een gerenommeerde modejournaliste spreekt zelfs over een ‘brave new fashion world’. Waarom pikken kledingarbeiders, de grootste verliezers van deze crisis, dan geen graantje mee?

Renand Zovka (CC BY-NC-ND 2.0)

Meer dan zeshonderd modeontwerpers én luxemerken willen dat de mode-industrie trager gaat, met minder collecties per jaar.

Renand Zovka (CC BY-NC-ND 2.0)

Zal de mode-industrie lessen trekken uit de coronacrisis? Ontwerpers, retailers, activisten en experten in binnen- en buitenland hopen alleszins van wel. Een gerenommeerde modejournaliste spreekt zelfs over een ‘brave new fashion world’. MO* onderzocht vijf mogelijke scenario's en een antwoord op de vraag wat de industrie kan doen voor de grootste verliezers: de textielarbeiders.

De wereldberoemde Belgische ontwerper Dries Van Noten wil vertragen. Ruim 2000 andere ontwerpers, waaronder Walter Van Beirendonck, onderschrijven die oproep in een open brief. Net als luxemerken Gucci en Armani en zelfs de British Fashion Council en Council of Fashion Designers of America, de organisaties die de London en New York Fashion Week organiseren.

Allemaal hebben ze de afgelopen weken aangegeven slechts twee collecties per jaar meer te willen, in plaats van minstens vier. Ook het aantal modeshows zal er qua aantal bij inboeten. ‘Dit is immens’, tweette de gerenommeerde New York Times-modejournaliste Vanessa Friedman dolenthousiast. ‘Welkom aan het beginpunt van the brave new fashion world.’

Socioloog en schrijver Aurélie Van de Peer schreef een doctoraat over het moordende tempo van de modekalender. ‘Vroeger stapten ontwerpers al vaker uit de ratrace van collecties. Dat waren meestal jonge en onafhankelijke ontwerpers. Nu klinkt deze roep luid vanuit het hart van de luxemode.'

In haar onderzoek omschrijft Van de Peer de modekalender als de onderstroom waar de commerciële motor van de mode op draait. ‘Die tijdsstructuur ondersteunt het idee dat kleding van het vorige seizoen ouderwets is. Vertraging brengt een volledig ander modesysteem teweeg.’

‘De dood van de mode’, zo noemt de sociologe deze nieuwe tendens. ‘Niet dat ik hiermee noodzakelijk de dood van de kledingbusiness bedoel’, verduidelijkt ze meteen. ‘Het verschil is dat de waardeoriëntatie zou verschuiven van steeds nieuwe kleren naar een nieuwe horizon waarbij het veel meer kan gaan over creativiteit, esthetiek, schoonheid en duurzaamheid.’

Scenario 1: Van snelle naar trage mode

Als trage mode of slow fashion de norm wordt, wat betekent dat dan voor het segment van de snelle mode of fast fashion van merken zoals Primark, H&M en Zara? Hun collecties volgen elkaar in sneltempo op: soms 52 per jaar of zelfs meer, in het geval van “superfast fashion“-merken zoals het Britse Boohoo. Die merken kopen aan in bulk, en door die massaproductie blijven hun prijzen laag. Vertraging lijkt daarbij niet aan de orde, want dan zou het businessmodel van fast fashion als een kaartenhuisje in elkaar storten.

‘Het businessmodel van deze bedrijven hangt helemaal af van die kwantiteit’, verduidelijkt Sara Ceustermans van de Schone Kleren Campagne. ‘Ze willen zo goedkoop mogelijk verkopen. Daarom zijn de winstmarges per kledingstuk lager en moeten ze zoveel mogelijk stuks zien te verkopen. Zolang concurrentie tussen fastfashionmerken sterk gebaseerd blijft op prijs, zie ik hen jammer genoeg niet vertragen.’

Wat is fast fashion?

Thuis kleren maken is vandaag nog slechts nostalgisch hobbyisme: de productie van onze kleding is verschoven naar de textielindustrie, en vooral naar lageloonlanden. Fast fashion (letterlijk vertaald: snelle mode) duidt op de trend om van kleding een goedkoop wegwerpproduct te maken. Nieuwe kledij volgt de laatste trends en is snel weer ouderwets, en moet dan vervangen worden door de laatste nieuwe mode.

Fast fashion gaat gepaard met grootschalige productie en snel wisselende modecollecties. Je vindt die bijvoorbeeld bij bekende kledinggiganten als H&M, Zara en Primark. De productie gaat zo snel dat het gemiddeld slechts zes weken duurt tussen het ontwerp en de aankomst van een nieuwe collectie in de winkel. Door de massale schaal waarop deze kleding geproduceerd wordt, is de prijs per kledingstuk bijzonder laag. Helaas is de kwaliteit meestal ook laag: fast fashion wordt niet voor niks wegwerpkleding genoemd.

De kritiek op deze mode-industrie klinkt de laatste jaren steeds luider, omdat ze een grote, negatieve impact heeft op mens en milieu.

Een tegenbeweging van slow fashion (“trage mode”) klaagt deze problematiek aan. Ze pleit onder andere voor minder onnodige consumptie en een betere kwaliteit van de kleding. (ldr/lvdb/svd)

Toch denkt Ayesha Barenblat van de ngo Remake dat de vertraging in het luxesegment een invloed zal hebben. ‘Goedkope ketens halen vaak hun inspiratie uit collecties van luxemerken en creatieve ontwerpers. Als die laatsten minder gaan produceren, gaat ook fast fashion daar onder lijden.’

Het marktaandeel van fast fashion zal krimpen, denkt ook Isolde Delanghe van Mode Unie, de sectororganisatie voor zelfstandige modedetailhandel. ‘De komende jaren zal ons consumptiepatroon vermoedelijk niet hetzelfde niveau halen als voor corona’, zegt ze. ‘Net de mensen die bij goedkope ketens zoals Primark shoppen, zullen hard getroffen worden door de economische crisis die nu volgt. Mijn aanvoelen is dat ook die ketens minder zullen produceren,’ concludeert Delanghe, ‘al is het maar uit pure noodzaak.’

Scenario 2: Shoppen, shoppen, shoppen zoals vanouds, maar waar dan?

'Op korte termijn zouden veel kleine handelszaken failliet kunnen gaan, terwijl modereuzen hun machtspositie versterken.’

Bij de heropening van de winkels stak net die ene fastfashiongigant met kop en schouders uit boven de concurrenten: Primark. Nieuwssites beschreven een ‘overrompeling’ bij de filialen van de keten. Een bevriende winkelbediende stuurt me het bericht dat de Antwerpse Meir dagelijks volloopt, ‘alsof er nooit een pandemie geweest is’.

‘Sommige consumenten zullen geneigd zijn om te bingeshoppen na een periode van ongewild leven met minder’, reageren de Britse academici Mathilda Tham en Kate Fletcher. ‘Anderen zullen andere lessen trekken uit de crisis. Zij konden meer nadenken, “kleiner” leven, hadden er deugd van om minder te winkelen. Hopelijk behouden ze die denkwijze.’

Vooral kleinere retailers, detailhandelaars, hopen dat consumenten vanaf nu bewuster kopen als ze shoppen. Zij hebben moeilijke weken achter de rug. ‘We bekijken het momenteel van dag tot dag, van huur tot huur’, getuigt Siel Vandamme, mede-eigenaar van de Gentse eerlijke-kledingwinkel en webshop Just Hazel.

‘Grote bedrijven hebben grote marges, kleine dikwijls veel minder’, zegt Jonathan Janssens van Gent Fair Trade. ‘Op korte termijn zouden veel kleine handelszaken failliet kunnen gaan, terwijl modereuzen hun machtspositie versterken.’ Dat zien we ook gebeuren bij e-commerce: magnaten zoals Jeff Bezos (de topman van webwinkel en techreus Amazon) worden ‘de overwinnaars van deze pandemie’ genoemd. Online starters konden volgens e-commercestrateeg Cis Scherpereel ‘slechts kruimeltjes’ meepikken.

'Veel leveranciers hebben nu niks meer te verliezen, ze stevenen hoe dan ook af op een bankroet. Dus spreken ze zich uit over wanbetalers.’

Veel fastfashionmerken annuleerden hun orders door de coronapandemie, of ze nu voldaan zijn of nog in productie. Voor leveranciers vielen daardoor veel inkomsten weg.

Ook Primark laat het afweten en betaalt zijn geannuleerde orders niet. Een aantal ngo's, waaronder Remake, begon met een petitie om de merken toch te doen betalen voor die onbetaalde orders.

Primark beloofde dan toch 370 miljoen pond opzij te zetten voor orders. Maar kritische ngo’s kraaien nog geen victorie. ‘Dit is gewoon goede PR’, zegt Laura Gutierrez van Workers Rights Consortium. ‘Het nieuwe beleid van Primark is een verbetering, maar het helpt leveranciers niet om op tijd volledige betalingen te ontvangen voor alle orders. Primark heeft tijd gekocht en zal de leveranciers niet uitbetalen tot november. Zo lang trekken arbeiders het niet.’

Bij veel geannuleerde orders gaat het om merken onder de vleugels van miljardairs: onder andere om de Amerikaanse familie Walton (bekend van Walmart, met een fortuin van 175 miljard euro), de Nederlandse familie Brenninkmeijer (bekend van C&A en 20 miljard euro waard), Anders Holch Povlsen (bekend van Vero Moda, Only en Jack & Jones, goed voor 8,5 miljard euro), Philip Green (bekend van Topshop, met een waarde van 2 miljard euro) en Philip Day (bekend van Peacocks en Bonmarché, goed voor 1,3 miljard euro). Zij krijgen bakken kritiek te slikken.

De Britse auteur en journaliste Tansy Hoskins sprak zich uit tegen de praktijken van de modemiljardairs in een filmpje: 'Jullie aankopers vragen om kortingen die mensen zullen doen sterven van de honger. (…) Geef terug wat je hen afgenomen hebt. Betaal je schuld, want het geld was nooit echt van jou.'

De kritiek komt niet enkel van ngo’s, maar ook van leveranciers. En dat is uitzonderlijk.

'Komt de nieuwe Europese wetgeving erdoor, dan kan je hier een rechtszaak aanspannen tegen bedrijven die elders kleding laten produceren in slechte omstandigheden.'

De Bengalese werkgeverskoepel BGMEA werkt zelfs aan een zwarte lijst. Daarop dreigt onder andere het bedrijf van Philip Day te belanden. Volgens de koepel is dat 30 miljoen euro verschuldigd aan zijn leveranciers, op in totaal bijna 3 miljard euro aan geannuleerde leveringen.

‘Dit is ongezien’, legt Ayesha Barenblat van de ngo Remake uit. ‘In principe hebben merken alle macht. Leveranciers wilden hun contracten koste wat het kost bij zich houden. Nu hebben veel leveranciers niks meer te verliezen, ze stevenen hoe dan ook af op een bankroet. Dus spreken ze zich uit over wanbetalers.’ Dit stemt Barenblat hoopvol. ‘De slechtsten moeten eruit.’

Scenario 3: Europa neemt kledingarbeiders in bescherming

Europa voorziet noodhulp voor productielanden in de textielindustrie. Begin april kondigde de Europese Unie al aan dat ze 5 miljoen euro zou vrijmaken voor kledingarbeiders in Myanmar. Vorige week werd bekend dat de Unie ook 90 miljoen euro voorziet voor arbeiders in Bangladesh.

Los van liefdadigheid bekijkt de EU steeds meer hoe ze problemen in de textielketen structureel kan aanpakken. EU-commissaris voor Justitie Didier Reynders (MR) heeft eind april beloofd werk te zullen maken van wetgeving die bedrijven verplicht om mensenrechten en milieunormen te beschermen. Wies Willems, beleidsmedewerker van Broederlijk Delen, bejubelde dat in een opiniestuk op deze site.

De toekomstige reglementering zou gebaseerd worden op het principe van “gepaste zorgvuldigheid” of due diligence: bedrijven zijn aansprakelijk voor schendingen van mensenrechten of milieuvervuiling in de volledige keten. ‘Als Europese burgers zouden we dan een rechtszaak kunnen aanspannen tegen bedrijven die producten verkopen die gemaakt zijn in slechte omstandigheden’, verduidelijkt professor Jan Orbie, directeur van het Centrum voor EU-studies aan de Universiteit Gent. ‘Europa kan dan eigen bedrijven verantwoordelijk stellen voor wat er misgaat verderop in de keten, in plaats van enkel sancties op te leggen in productielanden.’

In de realiteit zal dat niet evident zijn. Orbie vreest dat de wetgeving enkel van toepassing zal zijn op een beperkt aantal bedrijven, en dat ze vaag zal blijven over wat de juridische verantwoordelijkheid van die bedrijven precies is. Ook Wies Willems van Broederlijk Delen is sceptisch en vraagt zich af of het voorstel ‘echt tanden zal hebben’.

Als dat wel het geval is, zullen Europese bedrijven volgens Orbie een pak voorzichtiger worden. ‘Ofwel gaan ze misstanden actief moeten opvolgen, wat tijd, geld en moeite kost,' aldus de prof, ‘ofwel gaan ze de waardeketens inkorten en dichterbij produceren om de controle te vergemakkelijken. In beide gevallen zal de handel verminderen, de prijs stijgen en de consumptie dalen.’

Volgens professor duurzame ontwikkeling Bernard Mazijn, UGent-collega van Orbie, is het goed mogelijk dat we binnenkort de textielindustrie zien ‘thuiskomen’. ‘Tijdens deze crisis stellen economen en andere academici zich sterke vragen bij globale ketens.’

Mazijn verwijst naar het tekort aan mondmaskers en andere uitrusting voor zorgpersoneel. ‘Blijkbaar zijn we in Europa zelfs niet meer in staat om aan onze eigen behoeften te voldoen? Vroeger was de textielnijverheid sterk aanwezig in België. Wie weet verlaten we na deze crisis de globalisering voor een stuk en zien we binnenkort een nieuwe industrialisering van onze eigen regio.’

Scenario 4: De kledingproductie keert terug naar Europa

Mazijn is niet de enige academicus die pleit voor kortere, lokale ketens. Ook de Britse academici Kate Fletcher en Mathilda Tham pleiten voor “lokalisme” in hun Earth Logic Fashion Action Research Plan voor een betere mode-industrie, dat ze eind 2019 uitbrachten. ‘Corona heeft aangetoond hoe fragiel waardeketens zijn’, mailt Tham in naam van beiden. ‘We hebben nieuwe, veilige, lokale tewerkstelling nodig binnen deze industrie. Deze crisis zal de thuiskomst van de industrie alleen maar versnellen.’

Volgens Ceustermans (Schone Kleren Campagne) was er de afgelopen tijd al deels sprake van reshoring, het terughalen van bedrijfsactiviteiten uit het buitenland. ‘Maar dan om flexibiliteitsredenen. Kleding uit Roemenië is nu eenmaal sneller hier dan kleding die in Cambodja gemaakt wordt.’

Dat discours weerklinkt nu steeds luider binnen de EU. ‘Ook EU-politici benadrukken de nood aan strategische autonomie', duidt professor Orbie. ‘Alleen zal dit niet gelden voor de volledige textielindustrie. Alleen specifieke niches, zoals beschermende kledij en mondmaskers, zullen meer geproduceerd worden in Europa.’

Voor Marlese von Broembsen is de lokale productie van textiel hoe dan ook geen oplossing. Zij is directeur van het juridisch programma van WIEGO, een ngo die opkomt voor de rechten van thuiswerkers in de textielketen. Zulke textielarbeiders naaien vaak accessoires aan kledingstukken of voorzien andere afwerkingen. ‘Ik acht het mogelijk dat merken de banden met leveranciers doorknippen na deze crisis. Zij hebben hen slecht behandeld, en de leveranciers komen daar openlijk voor uit. Het resultaat is dat een deel van de arbeid mogelijk niet terugkeert naar dezelfde regio. Als die arbeid verdwijnt uit Azië, is dat rampzalig voor arbeiders die dan zonder werk zouden zitten.’

'We mogen niet naïef zijn: de productie terughalen naar Europa zou niets verbeteren.'

Als de kledingproductie verhuist naar onze contreien, zal die vermoedelijk steeds meer gebeuren door robots, zegt Von Broembsen nog. Dat is dramatisch, vindt Asad Rehman, directeur van de Britse armoedeorganisatie War On Want. ‘Door automatisering zal een derde van de jobs in het globale Zuiden verloren gaan’, aldus Rehman. ‘Deze pandemie heeft dat proces versneld. Nu wordt geschat dat ongeveer de helft van de arbeiders zonder job zal vallen en als thuiswerkers in de informele economie verzeild zal raken.’

Ook volgens Ayesha Barenblat (Remake) is het geen optie om de productie terug te halen. ‘We mogen niet naïef zijn: dat zou niets verbeteren. Merken mogen arbeiders nu niet in de steek laten, nadat ze hen zo lang misbruikt hebben. Bovendien hebben we de nodige kennis niet meer in huis. En ten slotte: merken zullen altijd goedkope arbeidskrachten vinden, hetzij hier, hetzij daar.’

Dat laatste zegt ook Ceustermans. ‘Productie in Europa biedt totaal geen garantie op eerlijke lonen. De kloof tussen het minimumloon en het leefbaar loon is in Roemenië even groot als in Bangladesh.’

Voor professor Mazijn blijft reshoring een wenselijke uitkomst van deze crisis, zolang die gepaard gaat met solidariteit en sociale vangnetten. ‘Arbeiders in Bangladesh zullen blijven produceren, maar dan voor de groeiende Oost-Aziatische markt. De vraag is of landen zoals China de mensenrechten zullen respecteren. Net daarom moet de implementatie van een goede sociale zekerheid in productielanden nu een prioriteit zijn vanuit Europa.’

Professor Huib Huyse, hoofd van de onderzoeksgroep duurzame ontwikkeling (HIVA-KU Leuven), benadrukt de nood aan afstemming met productielanden. ‘In het beste geval grijpen overheden in die landen de crisis aan om meer te investeren in sociale bescherming en toegang tot gezondheidszorg.’

Scenario 5: Arbeiders gaan weer werken en raken besmet met COVID-19, of ze blijven thuis en verhongeren

Net bij die toegang tot sociale bescherming en gezondheidszorg wringt het schoentje. Die bescherming is er nog niet. Arbeiders die nu hun job verliezen, hebben geen vangnet. Zonder sociale zekerheid, en zonder spaargeld (want sparen is geen optie met een slecht loon), zijn arbeiders de dupe in elk mogelijk scenario.

Als de mode vertraagt, hebben de textielarbeiders minder werk. Als de mode verhuist, hebben ze al helemaal geen werk. Als we opnieuw fast fashion gaan bingeshoppen, online of in de winkel, worden ze even slecht behandeld en betaald als voordien. Zelfs mochten arbeiders erop kunnen vertrouwen dat de Europese Unie mensenrechtenschendingen in de keten krachtdadig aanpakt, dan nog zou er minder productie in Azië blijven.

Over betere arbeidsvoorwaarden, in plaats van minder werkgelegenheid, wordt amper gesproken. Tenzij als utopie.

Paula Bronstein/Getty Images/Images of Empowerment (CC BY-NC 4.0)

Zo kan het ook: 15 textielarbeiders in Bangkok, Thailand, maken kleding voor een beter loon en met degelijke werkuren in hun eigen collectief, Dignity Returns. (foto: 2015)

Paula Bronstein/Getty Images/Images of Empowerment (CC BY-NC 4.0)

‘Hoe kan het ook anders’, licht professor Mark Anner (Penn State University, Verenigde Staten) toe in een webinar. Anner is directeur van het Center for Global Workers’ Rights en auteur van Abandoned?, een paper over de geannuleerde bestellingen in Bangladesh. ‘Veel productielanden lokken merken door belastingvrije exportzones te creëren. Bangladesh is voor vier vijfde afhankelijk van de textielindustrie, maar daarvan vloeit maar weinig terug naar de overheid. Hoe kunnen zij dan geld genoeg genereren om een degelijke sociale zekerheid op te zetten?’

‘De situatie is kritiek’, vertelt Nazma Akter aan de lijn vanuit de Bengaalse hoofdstad Dhaka. Als kind werkte Akter zelf in textielfabrieken. Nu is ze oprichtster van de ngo AWAJ Foundation en probeert ze andere kledingarbeiders te helpen. ‘Zij hebben hun loon ofwel niet, ofwel slechts deels ontvangen. Merken vragen kortingen op leveringen. Het resultaat is dat ook arbeiders “kortingen” krijgen, op hun loon. In april zijn velen slechts zestig procent betaald van wat ze normaal verdienen. Dat is niet genoeg om de huur te betalen of om boodschappen te doen.’

Een aantal textielfabrieken is intussen opnieuw open, om mondmaskers te maken en alvast te beginnen aan de collecties die na deze crisis in de winkelrekken zullen liggen. Afstand houden is daarbij zo goed als onmogelijk, waarschuwt Akter.

‘Toch komt de productie op gang. Want de orders die in maart en april stof lagen te vergaren in depots, die zijn niet meer in de mode deze zomer’, zegt Barenblat (van Remake) cynisch. ‘Dit systeem is niet logisch. En arbeiders lijden eronder, want zij raken in fabrieken mogelijk besmet met het nieuwe coronavirus.’

'De vakbondslui waar ik mee spreek, zijn ijzersterke girl bosses: arbeidsters die blijven opkomen voor hun collega’s, hoe moeilijk deze periode ook is.'

‘Arbeiders aanvaarden nu slechtere werkomstandigheden dan voordien, net omdat ze dringend cash nodig hebben’, zegt Diewertje Heyl van Arisa, een ngo die arbeidsrechten monitort in Zuid-Azië. Akter vult aan: ‘Ze zijn niet eens zeker dat ze hun loon nu wel zullen krijgen, want veel fabrikanten zitten nog in de problemen. Het is beter om te werken en misschien betaald te worden dan om zeker te zijn dat je zal verhongeren.'

'Veel arbeiders zijn diep teleurgesteld', zegt Akter. 'Sommigen vragen zich af of hun leven nog wel waarde heeft.’ Ook Barenblat getuigt over ‘depressies, angst en verwarring’.

Maar ze hoort ook andere verhalen. ‘Elke week spreek ik met vakbondsafgevaardigden over heel de wereld. Zij zijn geen slachtoffers, zoals ze vaak worden voorgesteld. Ze zijn ijzersterke girl bosses: arbeidsters die blijven opkomen voor de rechten van hun collega’s, hoe moeilijk deze periode ook is. En ze geven niet op. Dat geeft mij de hoop om door te gaan. We moeten wel. Als zij de moed niet laten zakken, mogen wij dat ook niet doen.’