In de naam van de vader, de zoon en de republiek Congo

Analyse

In de naam van de vader, de zoon en de republiek Congo

In de naam van de vader, de zoon en de republiek Congo
In de naam van de vader, de zoon en de republiek Congo

België en Congo hebben al meer dan 130 jaar een band met elkaar. In die periode werden de relaties door een hoop figuren bepaald, soms door verschillende personen uit dezelfde familie. MO* wierp een blik op de geschiedenis en hield een aantal van hen tegen het licht. Op zoek naar de impact van ‘vaders en zonen’ op de banden tussen België en Congo.

Leopold II

Wanneer Leopold II in 1876 de Geografische Conferentie in Brussel belegt, denkt hij aan een groot project waarmee hij iemand kan worden op het wereldtoneel. Leopold wil uitstijgen boven het “petit pays, petit esprit”-imago van België. Bovendien wil hij zichzelf met Congo Vrijstaat (1885) financieel verrijken. ‘Congo is voor Leopold een lucratieve zaak’, weet historicus Guy Vanthemsche (VUB), die de economische impact van de kolonie op België bestudeerde. ‘Hij heeft er zijn persoonlijk domein en reikt concessies uit aan privébedrijven. Zo verdient hij geld, voor eigen rekening én als aandeelhouder van de concessiemaatschappijen.’

Leopold financiert zijn activiteiten met eigen kapitaal. Toch blijken de uitgaven voor expedities, infrastructuur en administratie zwaarder dan de winsten die hij de eerste jaren (1885 — 1895) maakt. Daarom ontvangt hij van de Belgische regering tot twee keer toe een renteloze lening. In 1906 keert de situatie, wanneer de Generale Maatschappij, een bedrijvengroep van het Belgische grootkapitaal met ook de vorst als aandeelhouder, in de vrijstaat investeert.

In november 1908 wordt het lucratieve Congo, zwaar tegen Leopolds zin, een Belgische kolonie. Dat gebeurt zowel onder druk van de binnenlandse oppositie als van de internationale opinie tegen zijn beleid.

Boudewijn I

De regering is aanvankelijk niet echt met de kolonie bezig. ‘Belgisch Congo is een zaak van het ministerie van Koloniën – vlak naast het koninklijk paleis – maar vooral van de Kerk en van een aantal grote bedrijven, waaronder de Generale Maatschappij’, stelt Guy Vanthemsche. Zo heeft ook het hof nog een vinger in de pap. Leopolds imago is intussen opgepoetst dankzij een stevige propagandamachine onder de Belgische elite. De vorst wordt gezien als een geniaal visionair die beschaving heeft gebracht. Dat beeld leeft voort onder Leopolds nazaten, die hun band met de kolonie met verschillende reizen naar Congo benadrukken.

Legendarisch is het bezoek van Boudewijn aan Leopoldville (Kinshasa) in 1955. De piepjonge vorst wordt in eigen land niet door iedereen echt serieus genomen. In Congo wacht hem echter een uitbundige ontvangst. ‘De Congolezen noemen hem “Bwana Kitoko” de ‘mooie heer’, er wordt over hem in de pers gepraat. De Belgen zien plots wie hun nieuwe koning is’, vertelt Jean Omasombo (hoogleraar culturele antropologie en geschiedenis aan het Afrikamuseum Tervuren). Of hoe de geschiedenis zich herhaalt: dankzij Congo zet de Belgische vorst zichzelf op de kaart.

Ook Boudewijn droomt groots. Hij staat open voor Congolese onafhankelijkheid, maar ziet die niet als een definitieve scheiding., wel als het begin van een soort van Belgisch gemenebest. Die droom moet hij op 30 juni 1960, de dag van Congo’s onafhankelijkheid, definitief opbergen.

Maar Boudewijn kan Congo moeilijk loslaten. ‘Wanneer de rijke mijnprovincie Katanga zich wil afscheiden (1960), steunt hij bewust de secessionisten en het Belgische grootkapitaal. Tegen de democratisch verkozen regering-Lumumba in’, aldus historicus Emmanuel Gerard (KU Leuven, lid van de Lumumba-Commissie).

Ook tijdens het Mobutu-tijdperk (1965 -1997) houdt Boudewijn zich niet afzijdig. Hij grijpt meermaals in, vaak als verzoener. Hij is persoonlijk bevriend met Mobutu. Maar naarmate de economische belangen van België afnemen en Zaïre een sociaal-economische puinhoop blijkt, neemt de vorst afstand. Tijdens zijn laatste Congoreis, voor de viering van 25 jaar onafhankelijkheid (1985), spreekt Boudewijn voor de verzamelde pers over het belang van de mensenrechten. Volgens historicus en Congokenner Gaulthier de Villers geeft de koning met zijn houding een belangrijk politiek signaal: hij gaat niet meer mee in Mobutu’s verhaal.

Daarmee komt een einde aan de prominente rol van het hof in de Belgisch-Congolese relaties. Zowel Albert II als koning Filip houdt zich strikt aan zijn protocollaire functie. De tijd van ‘Bwana Kitoko’ is voorbij. Al doet het gerucht dat de entourage van Kabila bij Filips aantreden een soortgelijke “blijde intrede” voorstelde, om de timide prins definitief te lanceren als koning van België.

Herman De Croo

Tijdens het Mobutu-tijdperk stellen zowel België als Congo zich meermaals de vraag of ze “geprivilegieerde” dan wel “normale” relaties met elkaar moeten onderhouden. Doorgaans lijkt het eerste het geval. ‘We hadden elkaar nodig’, gelooft Jean Omasombo (Afrikamuseum Tervuren). ‘Congo beschikte over rijkdommen en België vormde de verbinding met westerse instellingen, zoals het IMF en de Wereldbank. Typisch is dat die relaties eerder werden gevormd door persoonlijke contacten dan door een beleid van staat tot staat.’

Herman De Croo maakte die periode mee op de eerste rij. Als minister, als volksvertegenwoordiger, maar vooral als geboren netwerker. ‘De Croo heeft een netwerk van trouwe vriendschappen en hij geeft echt om Congo. Zijn uitgangspunt is daarbij liberaal’, vat een oud-diplomaat samen. Volgens Gaulthier de Villers zijn de liberalen voorstanders van ‘het behoud van de geprivilegieerde relaties’. Ter illustratie: in 1982, het gaat dan al niet goed met Congo, pleit De Croo tijdens een bijeenkomst met het VBO voor ‘economische samenwerking tussen België en Zaïre en voor synergieën tussen de overheid en de privé’.

Zo’n werkwijze via persoonlijke contacten leidt onvermijdelijk tot geruchten over privé-belangen. Maar Herman De Croo schudt het hoofd. ‘Ik ben onafhankelijk beheerder bij Texaf (een Belgische beursgenoteerde investeringsmaatschappij, nvdr.), maar uit principe ben ik geen aandeelhouder.’ Eén keer valt zijn naam in een corruptiezaak (rapport-Blumenthal). Maar nooit werd bewezen dat Herman De Croo zijn hand liet smeren. Tegelijk brengt zijn netwerk hem wel tot op Mobutu’s privé-feestjes. ‘We bevonden ons in de Koude Oorlog en Mobutu leunde sterk bij het Westen aan. Ik had geen vriendschappelijke relatie met de man, maar ik was bereid om met iedereen te praten.’

‘Afrika is een demografische bom. Als het daar slecht gaat, zullen we ze niet kunnen beletten hierheen te komen.’

Wanneer in 1990 echter blijkt dat Mobutu niet wil democratiseren, houdt Herman De Croo het voor bekeken. Zeven jaar lang – tot de val van de dictator – komt hij niet meer in Congo. Wel bleef hij zijn contacten onderhouden en bouwde hij rond Centraal-Afrika een kennisnetwerk uit (ECA – CREAC). Hij gelooft nog steeds dat er tussen Congo en België een ‘basisbrug’ bestaat en dat we elkaar nodig hebben. ‘We moeten de situatie in Congo stabiliseren. Daar heb ik altijd aan gewerkt. Uit generositeit voor hen, maar ook voor ons. Afrika is een demografische bom. Als het daar ter plekke niet goed gaat, zullen we hun tocht naar hier niet kunnen tegenhouden.’

Hij volgt Congo ook via Alexander De Croo, zijn zoon en huidig minister van Ontwikkelingssamenwerking. ‘Alexander is nog principiëler dan ik. Hij houdt zich ook niet veel bezig met “politiek”. Hij zegt wat hij denkt opdat de zaken zouden werken. Knap ook dat zijn beleid zich richt op de “fragiele staten”, al is dat geen envoudige opdracht.’

Laurent Désiré Kabila

Fragiel, dat is wel het minste dat je kunt zeggen over hoe Mobutu Zaïre achterlaat als rebellenleider Laurent Désiré Kabila hem van de macht verdrijft. Kabila wordt in mei 1997 enthousiast in Kinshasa onthaald en krijgt van zijn Afrikaanse partners (o.m. Oeganda, Rwanda, Angola en Zimbabwe) prompt het presidentschap. ‘De tijd van de persoonlijke relaties is voorbij’, weet Jean Omasombo. Voor Kabila zitten niet de westerlingen, maar zijn Afrikaanse collega’s op de eerste rij.’

‘Het land werd niet echt bestuurd, je wist niet wie waarvoor verantwoordelijk was.’

Kabila koestert ook het nodige wantrouwen tegen de Belgen. Dat heeft met zijn verleden te maken. Begin jaren zestig strijdt hij met de pro-Lumumbistische Balubakat tegen de Belgen, die de Katangese secessie steunen. Vijf jaar later komt hij hen opnieuw tegen, wanneer hij met de communistische Simba-rebellen tegen het Mobutu-regime vecht. Tegelijk herinnert Kabila zich ook het koloniale tijdperk, waarin het land naar behoren werkte. ‘Dat creëerde een opmerkelijke situatie’, getuigt toenmalig ambassadeur Frank De Coninck. ‘We mochten geenszins raken aan de Congolese soevereiniteit, maar Kabila vroeg ons wel onze verantwoordelijkheid te nemen en Congo weer mee op de rails te zetten. Dat was een schier onmogelijke opdracht. Het land werd niet echt bestuurd, je had weinig gesprekspartners, je wist niet wie waarvoor verantwoordelijk was.’

Bij Kabila’s aantreden zit de socialist Erik De Rycke op Buitenlandse zaken. Die gelooft er sterk in dat Afrika zelf oplossingen voor zijn problemen moet/kan vinden. Ook premier Jean-Luc Dehaene stelt zich afwachtend op. Intussen kampt Congo met een (tweede) burgeroorlog. Zeven Afrikaanse landen (RDC, Rwanda, Burundi, Zimbabwe, Angola, Namibië en Oeganda) strijden in Congo om macht en (natuurlijke) rijkdommen. ‘Kabila wilde de oorlog militair winnen’, gelooft Frank De Coninck. ‘Hij was zijn hele leven guerrillastrijder en zou dat als staatshoofd ook blijven’.

Volgens Erik Kennes, auteur van een Essai Biographique sur Laurent Désiré Kabila, krijgt de nieuwe president weinig krediet. Na een bezoek aan ons land in november 1998 schrijft hij in De Standaard dat zowel beleidslui als de publieke opinie zich te sterk op negatieve deelaspecten van Kabila’s beleid richten en vergeten het grotere geheel te zien. ‘Hij werd hier als een hond ontvangen, terwijl hij wel het staatshoofd van Congo was en het verdiende als zodanig te worden behandeld.’

Vandaag twijfelt Kennes of Laurent Kabila het land in goede banen had kunnen leiden, met degelijke structuren en een democratisch bestel. ‘Maar hij had wel een belangrijke psychologische verdienste. Hij heeft de Congolezen wakker geschud en hen duidelijk gemaakt dat Congo niet van het Westen hoeft af te hangen. Dat de bevolking absoluut in staat is haar problemen zelf aan te pakken. Jammer dat zijn zoon daar niets mee heeft gedaan.’

Louis Michel

In juli 1999 neemt Louis Michel de fakkel van De Rycke over. Michel wordt minister van Buitenlandse Zaken in de regering-Verhofstadt 1. ‘Aan de vooravond van de 21ste eeuw riskeerde onze Afrikapolitiek er een van onverschilligheid te worden. Sommigen geloofden dat er een kalme periode nodig was om een ambitieuze Belgische politiek in Afrika te kunnen heropbouwen. Voor mij was het tijd om onze verantwoordelijkheden te hernemen’, vertelt hij. ‘Michel was totaal verschillend van zijn voorganger’, gelooft Frank De Coninck. ‘Verhofstadt 1 wilde België inzake Afrika op de kaart zetten. Michel heeft zich daar persoonlijk voor geëngageerd en is daar proactief mee bezig geweest.’

Twee dagen voor Michels aantreden op 16 juli 1999 wordt in Lusaka een staakt-het-vuren ondertekend. Michel ziet zichzelf als een bemiddelaar. Hij wil naar eigen zeggen ‘bouwen aan vertrouwensrelaties met de verschillende actoren, in woord en daad mijn persoonlijke betrokkenheid tonen, door een nachtelijk telefoontje, door een bezoek te velde, door een diner tête-à-tête – en soms door enkele stevige waarheden te vertellen’. Toch loopt het met Laurent Kabila niet zo vlot. Maar Louis Michel houdt vol. Hij is als enige westerse staatsman aanwezig op Kabila’s begrafenis. ‘Dat was geen makkelijk moment’, herinnert hij zich. ‘Ik heb toen ook met Joseph Kabila gepraat.’

Nog geen week na diens eedaflegging op 26 januari 2001 wordt le petit, zoals de Congolezen Kabila junior noemen, met grote honneurs in België ontvangen. Peetvader Michel spaart moeite noch tijd om iedereen, zowel in België als in Europa, ervan te overtuigen weer in Congo te investeren. Maar Michels grootste bekommernis is vrede. In november 2001 trekt hij aan het hoofd van een trojka (met de VS en Frankrijk) naar de Regio van de Grote Meren om een inter-Congolese dialoog op gang te brengen, twee maanden later leidt hij een vergadering met een groot deel van de Congolese oppositie. Die onderhandelingen leidden tot de akkoorden van Sun City (februari 2002) en Pretoria (17 december 2002).

Eind 2002 lijkt het met Congo de goede kant op te gaan. Er wordt een overgangsregering geïnstalleerd die een nieuwe grondwet moet ontwerpen, het leger weer zal opbouwen en binnen de drie jaar nationale verkiezingen moet houden.

De relaties tussen België en Congo raken weer op streek. Zowel sociaal, cultureel als economisch worden nieuwe samenwerkingen aangegaan, die volgens Michel bijdragen tot ‘het respect voor de mensenrechten en de rechtsstaat’. De focus op zakelijke belangen lijkt naar de achtergrond te verdwijnen.

Toch komt Michel begin jaren 2000 even in woelige wateren. Georges Forrest, baas van de in Congo actieve Forrestgroep en toenmalig voorzitter van het Congolese staatsbedrijf Gécamines, duikt op in een aantal compromitterende dossiers (Commissie Grote Meren, Telexgate, betwiste dekking door de Belgische Delcrederedienst). Het lijkt of hij mede dankzij Louis Michel ontkomt aan zijn verantwoordelijkheid, maar die laatste ontkent elke betrokkenheid.

Intussen zetten de Belgen zich zwaar in voor de democratische stembusgang van 2006. Vanuit eigen land stoot de regering-Verhofstadt 2 aan de kar. Op Europees niveau doet Louis Michel, intussen Europees Commissaris voor Ontwikkeling en Humanitaire Hulp, zijn duit in het zakje. De totale kosten van de verkiezingen bedragen 360 miljoen euro, waarvan meer dan de helft door Europa wordt betaald.

Joseph Kabila

Na twee spannende ronden komt Joseph Kabila als overwinnaar uit de bus. Op zijn eedaflegging op 6 december 2006 is een groot aantal Afrikaanse naties aanwezig. Ook Guy Verhofstadt is op het appel, met in zijn zog een uitgebreide ministeriële delegatie, en Europees Commissaris voor Ontwikkeling en Humanitaire Hulp Louis Michel.

België wil Joseph Kabila alle kansen geven. Verhofstadt kondigt aan dat het budget van ontwikkelingssamenwerking wordt verhoogd en dat er een substantiële schuldkwijtschelding wordt overwogen. Ons land zal ook ijveren voor langere aanwezigheid van de VN-vredesmacht MONUC, want in Oost-Congo blijf het onrustig.

Een halfjaar later is de euforie voorbij. Wanneer minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht tijdens een bezoek aan Congo op 21 april 2008 wijst op de inspanningen van België en onder meer kritiek heeft op de repressie, het seksuele geweld en de persoonlijke verrijking van sommigen in Congo, maakt Kabila duidelijk dat België hem de les niet moet komen lezen. Rond dezelfde tijd klinken China en Congo op Sicomines, een nieuwe joint venture, een miljardenakkoord. China legt intussen ook volop wegen aan. Niets verhindert België om hetzelfde te doen, oordeelt Kabila, maar dan op een ‘volwassen’ manier en niet in een relatie van ‘meester- slaaf’.

Eind 2007 geeft Louis Michel als Europees Commissaris een interview aan De Tijd, waarin hij pleit voor een ‘andere’ relatie met Afrika, niet meer die van een ‘gever’ en een ‘nemer’ maar van gelijke partners. Het lijkt wel of Michel Kabila van antwoord dient. Tegelijk geeft hij hem ook respijt: ‘Europa kon Kabila en de Congolezen na die geslaagde verkiezingen geen extra hulp geven. Daarom heeft hij zich tot China gewend.’

Van welke kant de hulp ook komt, de democratie raakt niet van de grond in Congo. Berichten over omkoperij, politieke spelletjes en mensenrechtenschendingen volgen elkaar op. In 2011 begint Kabila na een bedenkelijk kiesproces aan een tweede ambtstermijn. Op de eedaflegging dit keer geen ruime Belgische delegatie, enkel ambassadeur Dominique Struye de Swielande. In Kinshasa patrouilleren tanks van de Republikeinse Garde.

Alexander De Croo/Charles Michel

Dat hij bezorgd is over de willekeurige arrestaties. Dat hij geen genoegen neemt met een status-quo. En dat de president zich aan de grondwet moet houden. Dat is de boodschap van Alexander De Croo, minister van Ontwikkelingssamenwerking in de regering-Michel, aan Joseph Kabila, wanneer in 2015 blijkt dat die aast op een derde, onwettige ambtstermijn. Hoewel de Belgische diplomatie zich almaar meer aansluit bij de Europese visie, zet De Croo op ontwikkelingssamenwerking graag de puntjes op de i. Respect voor mensenrechten en goed bestuur komen op de eerste plaats om te kunnen samenwerken. ‘Zijn aanpak slaat tegenwoordig zelfs bij minister van Buitenlandse Zaken Reynders aan’, stelt een Waals parlementariër vast. ‘Reynders koos vroeger voor de zachte aanpak, maar heeft zijn houding tegenover Congo nu ook verhard.’

‘Wat er ontbreekt in het huidige Belgische Congo-beleid zijn een andere visie, middelen, flexibiliteit en risicobereidheid.’

De grote vraag is of die aanpak werkt. Heeft die in Kinshasa enig effect? Frank Deconinck maakt zich daarover niet te veel illusies. ‘Het huidige Belgische Congobeleid wil vooral sporen met een Europese visie. Tegelijk weet Kinshasa goed: als Europa wat beslist, speelt België daar nog steeds een grote rol in. Maar ook de impact van Europa is relatief.’

Of België zich vandaag dan schrap zet in de Belgisch-Congolese relaties? Niet volgens Thomas Vervisch (Conflict Research Group, UGent) en Pieter-Jan Haemels (11.11.11). ‘Minister De Croo voert een beleid dat focust op fragiele staten. Daarin liggen mogelijkheden voor zinvolle Belgisch-Congolese samenwerkingen, los van de temperatuur van de diplomatieke relaties. Als het niet lukt van staat tot staat, kun je je middelen heroriënteren en met andere partners samenwerken. Maar dat vraagt een andere visie – wat wil je bereiken en met wie –, de nodige middelen, flexibiliteit en risicobereidheid. Vier elementen die we missen in het huidige beleid.’

Hoe de relaties tussen België en de Democratische Republiek Congo verder zullen evolueren, weet niemand precies. Maar ze kruisen vast nog het pad van enkele families die zo, elk op hun manier, mee richting geven aan de Belgisch-Congolese geschiedenis.

Dit artikel kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.

__Dit artikel werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!