De onvolkomen energietransitie van de Zweedse coalities

Analyse

Minister Peeters: ‘N-VA bemoeilijkte uitbouw hernieuwbare energie’

De onvolkomen energietransitie van de Zweedse coalities

De onvolkomen energietransitie van de Zweedse coalities
De onvolkomen energietransitie van de Zweedse coalities

Vlaanderen en België zetten tijdens de voorbije legislatuur wel stappen vooruit in de energietransitie, maar de gedane inspanningen verraden dat de regeringen de schaal en de urgentie van de klimaatuitdaging nog altijd onvoldoende beseffen. Onze regeringen blijven Europese druk nodig hebben.

Energieminister Lydia Peeters terwijl ze het verkiezingsmemorandum van de Vlaamse energiecoöperaties ontvangt

© Bronsgroen;

Ietwat geërgerd reageerde de Vlaamse minister-president Geert Bourgeois op het verwijt van de klimaatspijbelaars – toen de klimaatmarsen op hun hoogtepunt waren, begin dit jaar – als zou de Vlaamse regering niet genoeg gedaan hebben in de strijd tegen klimaatverandering. Hij verwees gaarne naar een hele waslijst van maatregelen. We doen wél veel en men moet ook realistisch blijven, zo was de teneur.

Vlaanderen scoort ronduit slecht op het voornaamste klimaatobjectief: de CO2-uitstoot is niet gedaald.

Maar de cijfers hebben uiteraard ook hun rechten. Daarbij springt vooral het belangrijkste cijfer van allemaal als het gaat om klimaatverandering – dat zijn namelijk de CO2-emissies – in het oog. De Vlaamse regering had zich er op Europees en Belgisch vlak toe verbonden om de uitstoot tegen 2020 met 15 procent te verminderen, maar in werkelijkheid beperkt die reductie zich momenteel tot 0,4 procent. Eigenlijk geen noemenswaardige vermindering. Zo blijft Vlaanderen dus evenveel bijdragen tot de klimaatverandering als toen de regering aantrad.

Toen we Lydia Peeters, sinds vier maanden de Vlaamse minister van energie, met die pijnlijke vaststelling confronteerden, kon ze alleen maar beamen dat we op dat gebied een tandje moeten bijsteken. Dan is de vraag natuurlijk waarom de regering die vijf jaar aan de macht is, niet eerder dat tandje bij stak.

Zowel voor de gebouwen, het transport als de landbouw nam de uitstoot in Vlaanderen toe tussen 2014 en 2016 en verwacht de regering, volgens de eigen rapporten, dat de emissies in 2020 in die drie sectoren hoger zullen liggen dan bij het aantreden van de regeringen in 2014. De uitstoot van de bedrijven die onder het Europese systeem voor Emissiehandel vallen, bleef de voorbije legislatuur regering min of meer stabiel: hij schommelt rond 32 miljoen ton CO2.

Ook inzake energie-efficiëntie haalt Vlaanderen zeker de Europees vastlegde doelstelling van 15,3 procent niet, we bleven in 2017 steken op 5,6 procent. ‘Ondanks het renovatiepact dat Vlaanderen in 2014 met alle stakeholders afsprak’, onderstreept Sara Van Dyck van Bond Beter Leefmilieu. Minister Peeters ontkent dat niet, maar wijst op de vorderingen die werden gemaakt inzake het E-peil van de nieuwbouw. ‘Gemiddeld ligt dat nu al op 30, terwijl het in mijn provincie Limburg al 24 bedraagt.’ Peeters wijst ook graag op de energiehuizen die burgers bijstaan om wegwijs te geraken uit de veelheid van premies en maatregelen.

De productie van windenergie is meer dan verdubbeld de voorbije vijf jaar.

Waar Vlaanderen mogelijk wel het vooropgestelde doel haalt, is de hernieuwbare energie – dat zou ons moeten helpen om in de toekomst minder broeikasgassen te gaan uitstoten. Tussen 2014 en nu steeg het aantal windturbines op het Vlaamse land van 297 naar 541 stuks. Met meer dan een verdubbeling van zowel de productie als het geïnstalleerd vermogen tot gevolg. Daarmee rukt Vlaanderen (80 kw/km2), na Duitsland (140 kw/km2) en Denemarken (84 kw/km2) op naar de derde plaats in de EU als het gaat om het vermogen per vierkante km2. Dit ondanks de soms erg trage procedures. ‘We betreuren dat er nog altijd geen planmatig beleid is dat een vroegere en structurele betrokkenheid van de omwonenden mogelijk maakt,’ aldus Sara Van Dyck (BBL). Dat is precies de aanpak van de provincie Oost-Vlaanderen die bij elk windproject twintig procent participatie door burgercoöperaties oplegt, dat de Vlaamse regering uitdrukkelijk niét heeft gevolgd. Minister Peeters verdedigt die visie: ‘Uiteraard kunnen coöperaties zorgen voor meer draagvlak, maar we willen niet zo ver gaan om dat te verplichten. Soms bouwen bedrijven ook een windturbine, louter voor hun eigen verbruik.’

Het geïnstalleerd vermogen van zonne-energie steeg deze legislatuur heel wat trager dan dat van de windenergie – zo’n 33 procent — van 2115 MW in 2014 naar 2823 MW nu. Dat komt onder meer doordat Vlaanderen stroef omspringt met de regels om zonne-energie te produceren en te verdelen. Voormalig energieminister Bart Tommelein zegde nochtans toe het “zonnedelen” mogelijk te maken en het beter benutten van grote daken mogelijk te maken, maar slaagde daar niet in. Buurtbatterijen en zonnedelen wat bijvoorbeeld in Nederland al mogelijk is, blijft hier onmogelijk. Toch staat Vlaanderen, na Duitsland, intussen op de tweede plaats in de EU als het gaat om geïnstalleerd vermogen per inwoner: 394 Watt per inwoner, tegenover 521 Watt per inwoner bij onze oosterburen.

Zo blijft zon voorlopig de grootste bron van hernieuwbare energie in Vlaanderen met zo’n dertig procent van het totaal gevolgd door vaste biomassa met 28 procent en windenergie met 26 procent.

Het gevolg is dat hernieuwbare energie de enige van de drie Europese klimaattargets is die we mogelijk halen. Vlaanderen moet tegen 2020 ruim tien procent voor zijn totale energieverbruik uit hernieuwbare energie halen en we scoren in 2017 zo’n 7,5 procent. ‘Dat is drie vierde van het traject. Ik denk dat we die doelstelling zullen halen,’ klinkt Peeters optimistisch.

Minister Peeters benadrukt dat het lastig was dat één coalitiepartner van de Vlaamse regering – lees: de N-VA – voortdurend toeterde dat ‘ge uw doelstellingen voor hernieuwbare energie niet zult halen’, maar tegelijk maatregelen tegenhield die zouden helpen om die doelstellingen te realiseren. Peeters: ‘Zowel bij het decreet over de bestemmingsneutraliteit dat zou toelaten dat ook in natuurgebied windturbines worden gebouwd, als bij de vereenvoudiging van de procedure voor het realiseren van grootschalige zonne-installaties, wrongen ze tegen. Ook van de milieubeweging verwacht ik dat ze consequent is, en mee nadenkt hoe ze kan bijdragen tot het realiseren van onze klimaatdoelen en dus ook onze doelstellingen inzake hernieuwbare energie.’

Het klopt in elk geval dat moet worden nagedacht over het evenwicht tussen lokale milieuschade aan pakweg plaatselijke vleermuizenpopulaties en de hemelsbrede impact van de klimaatverandering die op een veel grotere schaal de biodiversiteit bedreigt.

Energiepact biedt niet de verhoopte zekerheid

Een ander belangrijk objectief bij het aantreden van de regionale en federale regeringen in 2014 was het tot stand brengen van het energiepact. Er werd van uit gegaan dat regeringen die vier jaar lang – tot de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2018 — geen verkiezingen zouden meemaken, minder zouden lijden onder electorale koorts, en dus makkelijker een plan op de lange termijn tot stand zouden kunnen brengen. En effectief, na bijna vier jaar palaveren, werd in maart 2018 een energiepact overeengekomen tussen alle regeringen die ons land rijk is.

Maar er was evenwel meteen onenigheid over de interpretatie ervan. Voor de N-VA stonden er voorwaarden in – de prijs, de energienorm, de CO2-uitstoot en de bouw van gascentrales – die er voor konden zorgen dat de kernuitstap er toch niet zou komen. Voor de andere regeringspartijen was dat niet het geval. Naarmate de verkiezingen naderden, werd het voor de N-VA zelfs een van zijn belangrijkste verkiezingsitems om te onderstrepen dat voor hen de kernuitstap allesbehalve een feit is.

De Zweedse regeringen slaagden er niet in om een energiepact tot stand te brengen dat zekerheid biedt.

Hoewel Chris Peeters, de CEO van Elia, of professor Ronny Belmans van Energyville duidelijk aangaven dat het best mogelijk is om tegen 2025 voldoende gascentrales te bouwen om de kerncentrales te sluiten, werd de haalbaarheid van die strategie door N-VA in vraag gesteld. Dat zich vorige week uit Qatar een investeerder meldde om zonder subsidies vier gasturbines te bouwen, veranderde daar niks aan. Ongetwijfeld speelt hier de lobby van de energie-intensieve bedrijven zwaar mee, die de goedkope kernenergie van de afgeschreven kerncentrales zo lang mogelijk willen blijven betrekken.

Wel heeft de N-VA uiteraard een punt dat gascentrales CO2 produceren en kerncentrales niet. De voormalige directeur van de CREG, Guido Camps, formuleerde daarom een opmerkelijk compromisvoorstel van een gefaseerde uitstap uit de kernenergie waarbij per te sluiten kernreactor eerst massaal worden geïnvesteerd in voldoende hernieuwbare energie om de sluiting te compenseren. Op die manier denkt Camps dat je drie doelstellingen kan realiseren: kernuitstap tegen 2040, lage CO2-uitstoot en volledig hernieuwbaar tegen 2040.

Het blijft een spijtige zaak dat de politiek er niet in geslaagd is om een consensus tussen de voornaamste politieke krachten van dit land tot stand te brengen. Het soort consensus dat de investeerders ook op lange termijn – en energie-investeringen zijn per definitie lange termijn – zekerheid zou bieden.

Europa blijft een trekker

Quid het Europese niveau? Vooraf werd gevreesd dat de EU een commissaris voor klimaatactie en energie, Miguel Arias Canete, met een verleden in de sector van de fossiele brandstoffen, niet langer een leidende rol zou spelen in het klimaatbeleid. Internationaal is het ook wel zo dat Europa minder dan twintig jaar geleden de absolute koploper was inzake klimaatbeleid. Zeker als je mee in rekening brengt dat we historisch toch een grote rol hebben gespeeld in het veroorzaken van de klimaatverandering, dat we per hoofd van de bevolking nog altijd grote uitstoters zijn, en dat we een rijk continent zijn dat over de financiële en technologische mogelijkheden beschikt om de klimaatverandering te bestrijden.

De afscheidnemende Europese Commissie legde de Europese klimaatdoelstellingen voor 2030 vast. Die waren, zoals altijd, het voorwerp van discussie, gelobby en immens getouwtrek tussen de lidstaten. Uiteindelijk werd afgeklokt op een reductie van de CO2-uitstoot met veertig procent tegen 2030, minstens 32 procent hernieuwbare energie en minstens 32,5 procent minder energieverbruik. Dat is niet genoeg, zo stelde de milieubeweging, om de klimaatverandering onder de anderhalve graad te houden zoals het klimaatverdrag van Parijs vooropstelt.

Van Dyck: ‘Waar zou het Vlaamse klimaatbeleid staan zonder Europese druk?’

Toch blijft de Commissie intra-Europees wel degelijk een trekker. Dat erkent ook Sara Van Dyck (BBL): ‘Als de doelstellingen voor 2030 niet aanscherpen, halen we tegen 2050 nooit een nuluitstoot. Tegelijk moeten we vaststellen dat de commissie met die doelstellingen de lidstaten wel opjaagt. Waar zou het Vlaamse beleid staan zonder die Europese druk?’

Bovendien stak de Europese Commissie op het einde van haar mandaat expliciet de hand uit naar de burger door de “hernieuwbare energiegemeenschap” op te nemen in haar richtlijn over hernieuwbare energie, én de “burger energiegemeenschap” in de richtlijn over de energiemarkt van de toekomst. Burgers moeten zich samen met KMO’s en locale besturen kunnen verenigen in dergelijke gemeenschappen en energie kunnen produceren, consumeren, delen,… kortom zich volop als locale actor in het energielandschap van de toekomst kunnen ontplooien. Het wordt heel interessant om zien hoe de Belgische regeringen die wetgeving zullen implementeren.

Sociale dimensie ontbreekt te veel

De meeste klimaatmaatregelen bereiken tot nu toe vooral de middenklasse. Zowel premies voor renovatie en als subsidies voor zonnepanelen veronderstellen dat je een eigen woning hebt, en voldoende financiële middelen om de ingrepen te financieren. Onderzoek heeft dat ook aangetoond.

De private huurmarkt waar het meest mensen onder de armoedegrens een woning vinden, is moeilijk in beweging te krijgen. De renovatie van private huurwoningen hangt in sterke mate van de eigenaren af die niet altijd gemotiveerd zijn om die investering te doen. Minister Peeters wijst er evenwel op dat de regelgeving de verhuurders dwingt om hun dak te isoleren en isolerend glas aan te brengen. Op de opmerking dat de handhaving van die regelgeving niet voor de hand ligt, toont de minister zich zelfverzekerd dat dit wel in orde zal komen: ‘Het volstaat dat de huurder een brief stuurt naar de administratie om een controle aan te vragen.’

Toch stellen we vast dat de renovatie op de private huurmarkt traag vordert. Waar ze wel gebeurt, zal dit ongetwijfeld de huurprijzen de hoogte in jagen, terwijl juist de private huurmarkt nu al het grootste aantal mensen in armoede telt, onder meer omdat meer dan de helft van de private huurders een derde van zijn inkomen aan wonen besteedt. De bouw van een flink aantal nieuwe en goed geïsoleerde sociale huurwoningen zou de overspannen private huurmarkt en de meer dan 100.000 mensen die wachten op een sociale huurwoning, uit het slop kunnen halen. Die versnelling is er niet gekomen onder de Zweedse regeringen.

Op een sociale manier de woningen klimaatneutraal maken, vergt meer sociale huurwoningen.

De bestaande sociale huurwoningen worden geleidelijk aan beter geïsoleerd, zegt Björn Mallants, directeur van de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen: ‘Ik schat dat het aantal sociale huurwoningen met een dakisolatie de voorbije vijf jaren is toegenomen van 75 naar 85 procent.’

Er wordt ook gewerkt aan een project van 40 miljoen euro om zonnepanelen op 20.000 sociale woningen te leggen. Mallants: ‘Het merendeel van die bewoners zal dan per jaar 200 tot 400 euro minder betalen voor zijn stroom.’ Als dat lukt, zal het de eerste keer zijn dat in Vlaanderen zo’n grote groep mensen met kwetsbaar profiel profiteren van goedkope zonnestroom.

Vorige week keurde de Vlaamse regering een noodkoopfonds van 15 miljoen euro goed waarop woningeigenaars die niet over de middelen beschikken om hun woning te renoveren, beroep kunnen doen voor een renteloze lening tot 25.000 euro (die maar moet terugbetaald worden als de betrokkenen dat aankunnen of op het moment dat ze hun woning verkopen).

Samenlevingsopbouw Gent reageerde verheugd op die beslissing: ze is immers onder meer geïnspireerd op een Gents project waar dertig woningen van noodkopers op die manier werden gerenoveerd. Wel wees Samenlevingsopbouw erop dat Vlaanderen liefst 119.000 noodkopers zou tellen. Met de vrijgemaakte middelen kunnen dus zeshonderd noodkopers een lening van 25.000 euro verkrijgen. Het illustreert meteen dat er veel meer nodig is.

Dat geldt eigenlijk voor het hele klimaat-en energiebeleid. Je kan niet zeggen dat er de voorbije vijf jaar niks is gebeurd, maar de gedane inspanningen volstonden niet om van Vlaanderen een goede klimaatleerling te maken – getuige daarvan het feit dat onze uitstoot niet is gedaald. De Zweedse regeringen leken niet doordrongen van de omvang en urgentie van de klimaatuitdaging. De hoop moet zijn dat de maatschappelijke contestatie van de voorbije maanden ervoor heeft gezorgd dat dit bij de volgende regeringen anders zal zijn.