De tussenkomst van Moskou op de Krim en de feitelijke onafhankelijkheid van het schiereiland leverde tal van verwijzingen naar de Anschluß en Sudetenland op. Wat wil Moskou nu echt? Zal het bij de Krim blijven? En, vooral, hoe zijn de banden met de andere staten van de oude Sovjet-Unie meer dan twintig jaar na de ontbinding ervan? Bruno De Cordier licht toe.
‘Ik weet één ding, als Rusland deze periode overleeft en uiteindelijk gered wordt, dan zal het zijn als Euraziatische entiteit en door de Euraziatische idee’, zei de Russische etnoloog, historicus en geograaf Lev Goemiljev tijdens een laatste interview kort na de implosie van de Sovjet-Unie, en kort voor zijn overlijden in juni 1992.
Het waren donkere tijden van verval, desintegratie en een verlies van gevoel van eigenwaarde in Rusland en de rest van het gigantische gebied dat tot kort daarvoor de Sovjet-Unie vormde.
Zelfs het voortbestaan van de federatie Rusland, de kernentiteit van de oude Sovjet-Unie, leek op de helling te staan met de opkomst van het separatisme in de Kaukasische deelstaten Tsjetsjenië en Dagestan en met tal van plaatselijke potentaten waar Moskou nauwelijks nog zeg over had.
Jaren-negentigtrauma
Ik heb de voorbije dagen vaak aan de oude Goemiljev en zijn Euraziatische idee gedacht, want het verklaart volgens mij vrij veel van wat er aan de gang is. Kort samengevat gaat ze er van uit dat de Sovjet-Unie en het tsarenrijk dat eraan voorafging in wezen geënt zijn op een oude culturele sfeer waarin Slavische en Turkse volkeren en het orthodoxe christendom en de soennitische en sjiitische islam al eeuwen lang cohabiteren. De kern van die sfeer, van die grootruimte, is Rusland, dat fysisch inderdaad op het Europese en Aziatische continent ligt.
Door de opname van het Byzantijns orthodox christendom in de jaren 980 –nota bene na contacten met Griekse bisschoppen op de Krim– en het Khanaat van de Gouden Horde (1240-1502) is Rusland evenzeer in de Oriënt als in het Westen verankerd. De notie dat Rusland een aparte, niet-westerse entiteit is waarrond een groter Eurazië zich kristalliseert lijkt ook aan de basis te leven. Bij een rondvraag onder de Russische bevolking in de lente van 2007 bijvoorbeeld, verklaarde bijna driekwart van de ondervraagden dat Rusland een aparte Euraziatische entiteit is met een eigen cultuur en ontwikkelingsmodel.
57 procent van de ondervraagden vindt het een spijtige zaak te vinden dat de Sovjet-Unie niet meer bestaat
Bij een recenter onderzoek uit juli vorig rond de vraag hoe Rusland er binnen vijftig jaar zal uitzien antwoordde de grootste groep, na geen-antwoord of ik- weet-het-niet, dat zijn technologie en wetenschap wel sterk op de westerse zullen gaan lijken, maar dat het land sociocultureel volledig anders zal zijn dan het Westen.
Ook het gemis van de Sovjet-Unie is sterk, zoals bleek uit nog een peiling in de herfst waarin 57 procent van de ondervraagden verklaarde het een spijtige zaak te vinden dat de unie niet meer bestaat.
De percentages lagen vooral hoog onder de leeftijdscategorieën met levende herinneringen aan de Sovjet-Unie (en daar horen nog een pak actieven bij), maar bedroegen zelfs een kwart tot een derde onder de leeftijdsgroepen die na de opheffing van de unie geboren zijn of toen te jong waren om zich die tijd te herinneringen.
Het jaren-negentigtrauma dat nagenoeg overal in Eurazië ontstond door de grauwe jaren na de opheffing van de Sovjet-Unie, mag echt niet worden onderschat. Op korte tijd werden een pak menselijk kapitaal, sociale veiligheid en een vrij goed niveau van sociale voorzieningen immers gesloopt en verkwanseld door een graai-economie die door buitenlandse consultants en plaatselijke profiteurs verkocht werd als markthervormingen. Met een zware identiteitscrisis, een dramatische daling van de bevolking en algemene verloedering en statusverlies als gevolg.
Toen ik in het midden van de jaren negentig in Eurazië begon te werken, besefte ik al dat dit zich vroeg of laat ging wreken. Sinds enkele jaren is het zover. Sinds het begin van deze eeuw leven er steeds meer negatieve associaties bij een abstract ‘Westen’, en zeker bij de VS, in de Russische straat. En de plaatselijke “liberale handlangers” zijn helemaal kop van Jut, zowel aan de basis als bij delen van de elites.
Economische grootruimte
De buitenlandse handel behoort tot de belangrijkste vezels die Rusland en zijn bredere historische sfeer na twintig jaar nog met elkaar verbinden. In 2013 voerde Rusland officieel bijna 21 procent van zijn buitenlandse handel met de vroegere deelstaten van de Sovjet-Unie met uitzondering van de drie Baltische.
Driekwart van de handel vond binnen Eurazië plaats met, in die volgorde, Oekraïne, Wit-Rusland en Kazachstan. De laatste twee staten maken deel uit van de door Moskou geleide douane-unie en Economische Gemeenschap van Eurazië.
De pogingen om er ook Oekraïne bij te hebben, vormde de aanleiding voor de protestbeweging sinds november vorig jaar. Iets meer dan vijftig procent Ruslands externe handel gebeurt met de EU, een kleine 10 procent met China en slechts 3 procent met de VS. Ruslands buitenlandse handel is dus vooral op de EU gericht, wat terloops ook wil zeggen dat de economieën en bedrijven uit de EU die afzetmarkt nodig hebben en dat internationale economische sancties tegen Moskou vooral de EU en niet de VS gaan treffen.
Voor wie graag overal energiepolitiek bij haalt, is er ook de activiteit van Gazprom in Eurazië. Het parastatale bedrijf, dat nauw verbonden is met het Kremlin, controleert zowat een derde van de mondiale aardgaswinning en is ook werkzaam in de oliewinning, de transportsector, het bankwezen en de media. Gazprom is actief aanwezig in alle staten van de vroegere Sovjet-Unie inclusief de Baltische staten die voor hun aardgastoevoer voor het grootste deel van de groep afhankelijk zijn.
CC BY Thawth Hawthje
Het bedrijf participeert in de één of andere vorm in gas- en oliewinning en in de modernisering van energie-infrastructuur van gas- en olieproducenten als Turkmenistan, Azerbeidzjan en Kazachstan. Het gewicht van de groep verklaart overigens ook waarom Moskou samen met Iran en Qatar in mei 2001 de leiding heeft genomen in het opzetten van het zogeheten Forum van Gasexporterende Landen, een blauwdruk voor een soort ‘gas-OPEC’ dat momenteel 11 landen groepeert en waarin Kazachstan een waarnemersstatuut heeft.
Gastarbeiders en oligarchen
Eén van de belangrijkste sociaal-culturele dragers van de huidige Russische invloed is uiteraard de Russische taal, waarvoor de historische afkeer lang niet overal zo sterk is als in de Baltische staten en in Centraal-Europa in de jaren negentig en nu ook in West-Oekraïne. Het Russisch heeft ondanks de bevordering van de plaatselijke talen in de periode 1988-91 nog steeds, of opnieuw, een officiële of half-officiële status in Oekraïne (al staat dat in ‘romp-Oekraïne’ wel op de tocht), Wit-Rusland, Kazachstan, Kirgizië en Tadzjikistan.
Het gebruik van het Russisch is in de betrokken samenlevingen veel breder dan enkel mensen van Russische afkomst. Zelf in landen waar het niet langer officieel is, zoals Azerbeidzjan en Turkmenistan, is het nog het idioom van de politieke en intellectuele elites, de verstedelijkte segmenten van de bevolking, van interetnische communicatie én van etnische minderheden. Het bestendigt ook de invloed van de Russische massamedia, populaire cultuur en een waaier aan opinieleiders.
Een heel belangrijk bindteken op het raakvlak tussen het maatschappelijke en economische is de al dan niet seizoensgebonden arbeidsmigratie naar Rusland. Van de circa anderhalf miljoen gastarbeiders die in 2011 officieel in Rusland verbleven, kwam de overgrote meerderheid uit andere landen van Eurazië. De grootste groep arbeidsmigranten, zo’n 510.000, kwam uit Oezbekistan. Daarnaast waren er in dat jaar 280.000 gastarbeiders uit Tadzjikistan, 193.000 uit Oekraïne, 110.000 uit Kirgizië, 80.000 uit Moldavië, 71.000 uit Armenië, 68.000 uit Azerbeidzjan en 53.000 uit Georgië. Naast de oude deelstaten van de Sovjet-Unie is China het tweede grootste land van herkomst van arbeidsmigranten in Rusland. Ook Kazachstan en Wit-Rusland zijn ontvangstlanden geworden voor gastarbeiders uit het zuiden van Eurazië.
Ze vormen een groot deel van de marktkramers, bouwvakkers, schoonmakers, onderhoudspersoneel en horeca-uitbaters in de metropolen en van de seizoenarbeiders in de landbouw. Velen hebben de dubbele nationaliteit. De infrastructuur van de recente winterspelen is voor geen klein deel neergezet door bouwvakkers uit Moldavië, Tadzjikistan en andere staten uit het zuiden van Eurazië. De migratie-arbeid vormt de motor van een heuse overdrachteneconomie die zeker in Armenië, Moldavië en Tadzjikistan een fors percentage van het nationaal product, tussen 21 en 48 procent, inbrengt.
De overdrachten van die honderdduizenden gastarbeiders vormen vooral een financiële levenslijn voor hun families en voor hun regio’s van herkomst en zorgen voor blijvende wisselwerking met Rusland
De overdrachten van die honderdduizenden gastarbeiders, in meerderheid mannen, vormen vooral een financiële levenslijn voor hun families en voor hun regio’s van herkomst. Maatschappelijk en psychologisch hebben die migratie en overdrachteneconomie zowel positieve als negatieve effecten, maar ze zorgen aan de volksbasis en op het lokale niveau wel voor blijvende wisselwerking met Rusland binnen Eurazië.
Aan de andere kant van de sociale piramide is er nog iets anders aan de gang. Een aantal grootindustriëlen en oligarchen uit Oezbekistan, Georgië en Azerbeidzjan met goede contacten in het Kremlin hebben een vaste stek in Moskou of in Sint-Petersburg. Sommigen proberen via sociaal-culturele organisaties en media een aanhang op te bouwen onder de diaspora’s in Rusland uit respectievelijk landen van herkomst. Vaak hebben ze een dubbelzinnige of ronduit gespannen relatie met de machthebbers op het thuisfront.
Voor de toekomst is dit volgens mij erg belangrijk. Persoonlijk acht ik het immers best mogelijk dat Moskou binnen afzienbare tijd zelf machtswissels in Eurazië gaat proberen sturen, voordat pro-westerse of door het Westen gesteunde politieke bewegingen en figuren dat gaan doen. Ik denk daarbij vooral aan Oezbekistan en Azerbeidzjan waar de machthebbers als weinig loyaal of ‘afkoopbaar’ door het Westen worden aanzien, en waar sociale onrust in de lucht hangt die riskeert te worden gerecupereerd door krachten die Moskou niet bevallen. De betrokken personages, hun netwerken en hun politieke bewegingen vormen in dat geval ‘vervang-elites’.
Militair imperialisme?
De marinebasis van Sevastopol op de Krim was het brandpunt van de recente Russische militaire interventie of inval op het schiereiland. Hoe staat het echter met de Russische militaire aanwezigheid in de rest van Eurazië? Het raamwerk van Moskous militaire samenwerking in Eurazië is de Organisatie van het Collectieve Veiligheidspact, een soort contra-NAVO die in oktober 2002 is opgericht en waar naast Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan ook Armenië, Kirgizië en Tadzjikistan toe behoren en waarin onder meer Servië een waarnemersstatuur heeft.
Met uitzondering van Georgië en in toenemende mate Azerbeidzjan zijn de nationale strijdkrachten in Eurazië technisch en psychologisch nog steeds sterk gericht op de Russische en nemen ze ook nog steeds het gros van het bewapening af van Rusland.
De Russische strijdkrachten hebben basissen en militaire adviseurs in Tadzjikistan, Armenië en Kirgizië. Daarnaast beheert het Russisch defensiecomplex ook de ruimtebasis van Baïkonoer in Kazachstan en radarinstallaties in Wit-Rusland en tot vorig jaar in het Azerbeidzjaanse Qabala. Buiten de oude Sovjet-Unie heeft Rusland nog een marinebasis in Syrië, in de Middellandse Zeehaven van Tartus.
Ten slotte heeft Rusland sinds juli 1992 nog een vredesmacht van zo’n 9200 manschappen in Transnistrië, een gebiedje dat zich in 1990 heeft afgescheurd van Moldavië. Om de dingen in perspectief te plaatsen, kan men dat vergelijken met de bijna negenhonderd basissen of andere vormen van militaire inplanting van de VS buiten het eigen grondgebied, inclusief in verschillende landen van de vroegere Sovjet-Unie.
Sinds een tiental jaren is Rusland nota bene ook, net als de Sovjet-Unie dat ooit was, een donor van diverse vormen van ontwikkelings- en humanitaire hulp. Internationaal heeft het bijvoorbeeld hulp gegeven via VN-organisaties en aan contexten met een sterk politieke waarde als Syrië, Servië en de Servische minderheid in Kosovo. Maar de Russische hulp is vooral bestemd voor Eurazië.
In de periode 2007-13 ging zo’n 57 procent ervan onder meer naar Tadzjikistan, Kirgizië, Armenië en Zuid-Ossetië. Dat laatste brengt ons ten slotte bij de zogeheten quasistaten in Eurazië. Dit zijn gebieden die zich tussen 1989 en 1993 hebben afgescheiden, alle kenmerken hebben van staten maar door niemand of maar door een handvol andere staten als dusdanig worden erkend. Op het vroegere grondgebied van de Sovjet-Unie zijn er vier: de enclave Opper-Karabakh in Azerbeidzjan, Transnistrië, en Zuid-Ossetië en Abchazië die zich begin jaren negentig feitelijk van Georgië hebben afgescheiden en na de oorlog in Zuid-Ossetië in augustus 2008 hun onafhankelijkheid hebben uitgeroepen.
Opper-Karabakh, Transnistrië, Zuid-Ossetië en Abchazië zijn voor Rusland wat Kosovo is voor de NAVO: een belangrijk steunpunt voor de inplanting in groter Eurazië
Die staatjes overleven voor een groot deel op de grijze economie, en op financiële en andere materiële steun, pensioenen en migratie-overdrachten uit Rusland. Net zoals Kosovo, in feite een protectoraat, een belangrijk steunpunt vormt voor de inplanting van de NAVO en de VS op de Balkan, vormen zij een kernelement van Moskous inplanting in groter Eurazië.
Vooral Transnistrië is, samen met Sevastopol op de Krim en de Baltische exclave Kaliningrad (een stuk Oost-Pruisen dat na de Tweede Wereldoorlog bij de Sovjet-Unie is gevoegd en nog steeds bij de federatie Rusland hoort), in die optiek een noodzakelijke voorpost van Eurazië in zijn westelijk grensland tegen een als steeds agressiever ervaren NAVO. Enkele dagen na de volksraadpleging op de Krim, vroeg het parlement van Transnistrië, eveneens een gebied met een Russische en Russischtalige meerderheid, overigens ook aansluiting bij de federatie Rusland.
Bismarck en de ‘neo-USSR’
Moskou heeft dus wel degelijk aspiraties in die reusachtige ruimte tussen de Baltische Zee en Alaska. Maar in tegenstelling tot het Amerikaanse neo-imperium heeft het geen planetaire ambities.
Na de inval op de Krim, die onder meer gerechtvaardigd werd met de bescherming van de Russische bevolking op het schiereiland, opperen sommigen dat het volgende mikpunt van Moskous annexatiedrang wel eens Kazachstan zou kunnen met zijn grote Russische minderheid – ongeveer een kwart van de bevolking, maar een meerderheid in een aantal districten die aan Rusland grenzen. Volgens mij is dit onwaarschijnlijk. De gebieden waar Rusland de laatste jaren militair binnenviel –in augustus 2008 Zuid-Ossetië en Georgië, waar het percentage Russen maar anderhalf procent bedraagt , en in februari en maart 2014 de Krim– waren staten waar een nieuwe elite aan macht kwam via een zogeheten kleurenrevolutie en waar die elite nauwere banden met de NAVO nastreefde.
Een replica van de Sovjet-Unie komt er niet
Veel meer dan ingegeven door agressieve expansie wordt de uitbouw van Eurazië aanzien als een noodzakelijke weerstand tegen krachten en machtscentra die voor niet minder gaan dan de ontmanteling van Rusland zelf of het enkel een onderdanige positie in de wereldorde gunnen. Om dat te voorkomen, moet een grootruimte worden gevormd die het voortouw neemt in de multipolaire wereld die moet volgen op de Amerikaanse hegemonie.
Een replica van de Sovjet-Unie komt er niet. De douane-unie rond Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan is wel degelijk bedoeld als een opstap naar een politiek geïntegreerd Eurazië, naar analogie met het Pruisische Zollverein dat vanaf 1839 de basis legde voor de vereniging van de diverse Duitse staten en afgewerkt werd door Otto von Bismarck in 1871.
Die douane-unie is overigens niet het ‘illegitieme’ project waarvoor het vaak wordt versleten – tenzij ook de EU en het Amerikaanse vrijhandelsgebied rond de VS illegitiem zijn. Of de betrokken nationale elites, zeker in Kazachstan, soevereiniteit willen afstaan aan een supranationale structuur valt af te wachten. Maar de perceptie van een proces van extern gestuurde chaos, regimewissels en balkanisering én, vooral, objectieve belangen in een meer multipolaire wereldorde kunnen wel de psychologische impuls daartoe versterken.