5 redenen waarom Centraal-Azië wél belangrijk is

Analyse

5 redenen waarom Centraal-Azië wél belangrijk is

5 redenen waarom Centraal-Azië wél belangrijk is
5 redenen waarom Centraal-Azië wél belangrijk is

Voor de meeste mensen zijn de landen in Centraal-Azië louter exotische bestemmingen die herkenbaar zijn aan de –stan in hun naam. Bruno De Cordier, die die lang in de regio woonde en hem volgt aan de Universiteit Gent, wil het perspectief breder opentrekken. Een paar beschouwingen door een Centraal-Aziëveteraan.

Centraal- Azië… Waarom zou men in godsnaam malen om een stuk van de wereld vol bijna onuitspreekbare namen, dat ingeklemd zit tussen demografische en politieke zwaargewichten, en dat de vaart der volkeren en de mondialisering eerder lijkt te ondergaan dan het kernland te zijn van een mondiale of minstens regionale dynamiek?

Het toeval wil dat ik het daar onlangs op een bijeenkomst in Istanboel over had met een gezelschap van collega’s uit West-Europa, de voormalige USSR en Turkije. We waren er het over eens dat de belangstelling voor de regio een niche-passie zal blijven van mensen met een soms lange persoonlijke ervaring in en met de regio en zijn samenlevingen. De kleine maar groeiende groep jongere academici en opiniemakers uit de regio en de oude Sovjet-Unie, die niet bezwaard zijn door politieke correctheid en postkoloniaal tiermondisme, zijn bij dat alles een ware verademing.

Weldadige onverschilligheid

Er is in onze contreien geen duidelijk aanknopingspunt met Centraal-Azië en de Kaspische regio – wat volgens mij vollediger is als geografische afbakening. Zo is er nauwelijks een Centraal-Aziatische immigratiegemeenschap in West-Europa, en wat er is weerspiegelt niet noodzakelijk wat in die samenlevingen echt aan de gang is.

Er is ook geen oude cause célèbre zoals de Palestijnse waarrond ver buiten de betrokken gebieden heel wat politieke bewogenheid is. Vergeleken met de Arabisch-mediterrane sfeer is er weinig toerisme vanuit West-Europa naar het gebied. En de culturele identiteit, met zijn vage mengeling van moslims, Mongolen en Russen, spreekt doorgaans weinig tot de verbeelding.

© Bruno De Cordier

Schakers in Isfana in Kirgizië.

© Bruno De Cordier

En het is eigenlijk beter zo. Want plotse megabelangstelling van media en instant-deskundigen voor een bepaalde regio en cultuursfeer, bijvoorbeeld bij een crisis met internationale repercussies, kan evengoed een strovuur en contraproductief zijn.

Het belang van de Centraal-Aziatisch-Kaspische regio –waarvan het gidsland en de primus inter pares vandaag Kazachstan is– zit in de uitdaging om verder te kijken dan de steriele analyses over nieuwe zijderoutes, drugstrafiek, het geopolitieke-schaakbord-tussen-de-grootmachten dat het gebied wel is, en de paniekerige berichten dat deze contreien op weg zijn om een nieuw Joegoslavië of het volgende slagveld te worden voor Taliban- en IS-achtige groeperingen.

Er bestaan immers ook samenlevingen en alledaagsheid in dat deel van de wereld. Wat is daar dan het belang van? Ik zie persoonlijk een aantal relevante thema’s voor de verdere opvolging van Centraal-Azië: het onverwerkte Sovjet-verleden, het groeiende belang van etnisch-religieuze identiteiten en de manier waarop de seculiere staatselites daarop reageren, de kloof en wisselwerking tussen machthebbers en hun bevolkingen, en de vraag of er een ‘Centraal-Aziatische Lente’ aankomt.

Het is niet (alleen) de energie

Deze redenen hebben meer te maken met de evolutie van de respectievelijke staten en samenlevingen in de regio dan met de toevoer naar de EU van Kaspische olie en gas. Niet dat deze laatsten er niet toe doen. Grondstofwinning voor de uitvoer, zowel energie als agro-industrie, heeft zijn maatschappelijk effect gehad, en de EU als blok is met een vijfde tot een derde van Centraal-Azië’s buitenlandse handel economische belangrijk.

Maar de eerste belangrijke evolutie om te volgen wat in de regio aan de gang is, is volgens mij de manier waarop de mensen en samenlevingen van de regio omgingen en, bijna een kwarteeuw na datum, nog steeds omgaan met de radicale sociale en economische veranderingen die volgden op de ontbinding van de USSR. Het toen verdwijnen van een variant van de welvaartstaat, van sociale veiligheid en van persoonlijke zekerheden en –verwachtingen, de pseudo-privatiseringen en de erg bruuske confrontatie met de mondialisering noopten die samenlevingen tot onder aan de basis tot een hele reeks aanpassingsmechanismen en oplossingen.

Die transformatie heeft geleid tot een situatie waarin de ruggengraat van de dagelijkse economie bestaat uit een grote informele economie met onder meer straathandel, arbeidsmigratie en overlevingslandbouw, die vandaag functioneert naast sterk gemondialiseerde sectoren.

Stukgelopen maakbaarheid

Persoonlijk heeft de confrontatie daarmee in de regio zelf mij aan het denken gezet over wat wij zouden doen indien ook in West-Europa de welvaart en sociale zekerheid waar men al enkele decennia aan gewend is geraakt steeds minder evident wordt. Zo komen we bij het tweede relevante thema.

Dit is een regio die voor een groot deel door extern gestuurde projecten van sociale maakbaarheid is gegaan.

Dit is een regio die net, als de rest van de vroegere USSR, door twee voor een groot deel extern gestuurde projecten van sociale maakbaarheid is gegaan. Eerst was er het centralistisch staatssocialisme van de USSR en, vanaf 1991-93, het economisch ultraliberalisme waarmee werd geëxperimenteerd of dat de regio eerder overkwam na de eerder accidentele onafhankelijkheid van die staten in de loop van 1991.

© Gie Goris

Een van de vele standbeelden van Lenin in Centraal-Azië (Karakol, Kirgizië)

© Gie Goris

Beide experimenten, maar vooral de USSR, lieten diepe sporen en een erg gemengde erfenis na, en botsen er ook op hun limieten. Bijgevolg zie je niet alleen vanuit de staat, maar vooral ook aan de basis een reeks pogingen om identiteiten en sociale organisaties te herdefiniëren en herop te opbouwen, in een regio die op zich een uniek raakvlak is tussen de Slavische en Turks-Tadzjiekse en de islamitische, orthodoxe en postcommunistische sferen.

Wat ons bij de volgende reden brengt waarom de Centraal-Aziatisch-Kaspische ruimte relevant om volgen blijft: dat ook hier, al dan niet geforceerde, secularisering geen onomkeerbaar proces was. De recente berichten over de Taliban die af en toe de Pandzj-grensstroom in Tadzjikistan oversteken en over Centraal-Aziaten die de rangen van IS hebben vervoegd, geven een vervormd beeld van de religieuze heropleving die overal in de regio aan de gang is. En ze legitimeren de pogingen van de seculiere regimes ‒ die overal nog voor een groot deel uit de matrijs van de USSR komen- als schild tegen ‘religieus extremisme’ dat door deze regimes ingedijkt of minstens onder staatscontrole gebracht wordt.

Deze beeldvorming gaat voorbij aan het feit dat het hernieuwde religieuze élan en de daarmee samenhangende zelfidentificatie bepaalde bevolkingsgroepen ‒minderheden maar groeiend en steeds mondiger‒ een identiteit en houvast geeft. En die minderheden zijn niet alleen de Turkse en Tadzjiekse groepen die zich cultureel-ethisch tot de soennitische islam bekennen, maar ook Slavische orthodoxen.

De oemma van de steppe

© Gie Goris

Een Oeigoerse moskee in Karakol, Kirgizië

© Gie Goris

Vooral de ontwikkeling van de Centraal-Aziatische islam wordt interessant, omdat er met de technologische middelen van de mondialisering en langs de netwerken van arbeidsmigratie en de pendelhandel een band en wisselwerking is ontstaan tussen een element van de traditionele etnische cultuur van de Turkse en Tadzjiekse Centraal-Aziaten en de transnationale islamitische sfeer. De veelal seculiere staatselites kunnen religie niet langer meer negeren of enkel proberen onderdrukken, zeker in tijden van sterke sociale mobiliteit en identiteitspolitiek.

De veelal seculiere staatselites kunnen religie niet langer meer negeren of enkel proberen onderdrukken.

Ook kenmerkend voor bepaalde maatschappelijke verschuivingen in de regio is de ontwikkeling die de grote steden in de regio doormaken, met een proliferatie van grandioze wolkenkrabbers waarvoor beroep werd gedaan op gerenommeerde buitenlandse architecten, winkelcentra en amusementscomplexen, hekwerkwijken en het organiseren van internationale evenementen in de regionale hoofdsteden en soms daarbuiten.

Voor de politieke en financiële elites is dat niet alleen een belangrijk symbool van de modernisering en snelle ontwikkeling van het land onder hun leiderschap. Het toont dat er wel degelijk geld is in de regio, en het is ook een duidelijke uiting van de aspiraties binnen de elites om er internationaal bij te horen.

Het schoolvoorbeeld van dit verschijnsel is Astana, sinds december 1997 de hoofdstad van Kazachstan. Maar het kan ook worden gezien in de vroegere Kazachse hoofdstad Almaty en in de centra van zowat alle andere regionale hoofdsteden.

Belangrijker nog, het symboliseert ook het grote sociale contrast tussen die uitstalramen en enclaves en de bredere samenlevingen wiens werkelijkheden en heel andere levensomstandigheden vaak op slechts een paar kilometer van de praal beginnen. Dat sociaal contrast voedt verwachtingen, aspiraties en ook frustraties die op termijn hun effect niet gaan missen.

De ‘eerste families’ en ‘de straat’

Een laatste reden voor het volgen van wat er in Centraal-Azië en de Kaspische regio gebeurt, heeft te maken met de vraag of politieke aardverschuivingen zoals de staatsgreep in Oekraïne of de Arabische opstanden ook hier mogelijk zouden zijn.

Het is een fabeltje dat dit een regio van gefaalde staten is.

Voor alle duidelijkheid: het is een fabeltje dat dit een regio van gefaalde staten is. De staat is er niet meer zo aanwezig in de sociale sfeer als in de USSR, maar op verschillende manieren hebben de staten, de lokale staatselites en de met hen geaffilieerde instellingen en maatschappelijke groepen wel het initiatief en oefenen ze controle uit op de gang van zaken, op de sleutelsectoren van de economie en via de geheime diensten op de beveiliging van het openbare leven.

Op Kirgizië na worden de regimes in de Centraal-Aziatische landen gekenmerkt door autoritarisme, gaande van de relatief lichte variant in Kazachstan waar nog bewegingsruimte bestaat voor de niet-parlementaire oppositie, tot het quasi-totalitaire regime in Turkmenistan.

Los van de graad van autoritarisme, al dan niet opgesmukt met façadedemocratie, hebben de betrokken staten allemaal een politiek systeem dat wel degelijk een aantal gelijkenissen vertoont met dat in Oekraïne of die in verschillende Arabische staten. Meestal gaat het bijvoorbeeld om familieregimes waarin leden van de presidentiële families, hun entourage en figuren uit het staatsapparaat via pseudo-privatiseringen de sleutelsectoren van de economie in handen hebben.

Dat is niet alleen zo in lucratieve exportbranches als olie, gas, katoen en nichegrondstoffen, maar ook in de import van verbruiksgoederen, mediagroepen, transport en telecom, immobiliën, horeca en openbare markten. Even vaak gebruiken ze de staatsbureaucratie en justitie om die monopolies veilig te stellen en elk economisch initiatief daarbuiten uit te bannen.

Naar een Centraal-Aziatische Lente?

© Gie Goris

Zondagse piknik in Osh, Kirgizië

© Gie Goris

Meer dan het gebrek aan democratie is deze ‘accaparering van de staat’ door een kleine kring machthebbers een grote bron van sociale frustratie. In Kirgizië is dit al twee keer ontploft, één keer in het patroon van een zogenaamde ‘kleurenrevolutie’ en een tweede keer daarbuiten. In Kazachstan geniet het bewind nog altijd een grote legitimiteit onder de bevolking, dankzij de stevige, jarenlange economische groei die gebaseerd was op hoge olieprijzen, maar ook dankzij een aantal concrete verwezenlijking en sociale maatregelen.

De centrale en meest boeiende vraag is welke politiek stelsels zullen ontstaan uit al deze veranderingen binnen en rond de regio.

Maar de grimmige stakingen onder petroleumarbeiders in de provincie Mangistau tussen mei en december 2011 toont naast de limieten en de keerzijde van het succesverhaal ook de kwetsbaarheid van de economie aan voor schommelingen op de wereldmarkten.

De machthebbers in het meer gesloten Turkmenistan behouden de sociale rust door met de inkomsten uit de uitvoer van aardgas basisgoederen te subsidiëren. En indien Oezbekistan en Tadzjikistan tot nu toe gespaard bleven van zware sociale onrust, dan is dat vooral door de uitlaatklep van de arbeidsmigratie van veel jonge mannen naar Rusland (en in mindere mate Kazachstan en Wit-Rusland) en door de levenslijn van de financiële overdrachten van die arbeidsmigranten.

De verscherpte waakzaamheid van de regionale veiligheidsdiensten sinds het begin van de Arabische opstandengolf en de Oekraïnecrisis, en de tragische en ontradende wending die de opstanden in Syrië en Libië hebben genomen, lijken voorlopig een domper te zetten op de kans om iets gelijkaardigs in Centraal-Azië te proberen.

Toch zitten er binnen afzienbare tijd machtswissels aan te komen, omdat de staatshoofden van Oezbekistan en Kazachstan, overigens twee voormalige communistische partijchefs die er al in de USSR aan de macht waren, een leeftijd hebben bereikt waar rekening moet gehouden worden met natuurlijk overlijden. Hun opvolging kan binnen de cenakels van de macht geregeld worden zonder enige politieke turbulentie, of kan, zeker in Oezbekistan, een keerpunt zijn waarbij fracties of pretendenten frustraties in ‘de straat’ proberen te mobiliseren.

Dat machtselites in deze landen net als elders geen monolieten zijn en bestaan uit soms botsende fracties, toont overigens het gewapende treffen begin deze maand tussen regeringstroepen en aanhangers van een vroegere defensieminister in het Tadzjiekse Wahdat.

De centrale en meest boeiende vraag is welke politiek stelsels zullen ontstaan uit al deze veranderingen binnen en rond de regio, zeker in een deel van de wereld waar sociale gerechtigheid aan de basis veel belangrijker wordt geacht dan formele democratie.