‘Onze verantwoordelijkheid is ervoor zorgen dat arbeiders na de werkdag opnieuw naar huis kunnen gaan’
De veiligheid van kledingfabrieken hangt (opnieuw) aan een zijden draadje
Na de ramp van Rana Plaza in Bangladesh werd de brand- en gebouwveiligheid van textielfabrieken aanzienlijk verbeterd. Maar daar dreigt een einde aan te komen. Vele kledingmerken lijken niet gewonnen voor juridisch afdwingbare veiligheidsvoorschriften. Vakbonden zijn ongerust en eisen maatregelen.
Na de dramatische fabrieksramp van Rana Plaza in Bangladesh werd de brand- en gebouwveiligheid van textielfabrieken aanzienlijk verbeterd. Maar daar dreigt (opnieuw) een einde aan te komen. Vele kledingmerken lijken niet gewonnen voor juridisch afdwingbare veiligheidsvoorschriften. Vakbonden proberen de merken nu onder zware druk te zetten, maar of dat ook zal lukken, is nog de vraag. ‘Onze verantwoordelijkheid is ervoor zorgen dat arbeiders na hun werkdag opnieuw naar huis kunnen gaan.’
Update 3 juni 2021
Op zondag 30 mei 2021, een dag voor de deadline, hebben de onderhandeling tussen internationale kledingmerken en vakbonden een verlenging van het Akkoord opgeleverd. Het gaat om een interim-akkoord, van korte duur, dat merken en vakbonden drie maanden meer tijd geeft om verder te onderhandelen over een nieuw Akkoord.
Dat is geen garantie of er ook effectief een nieuwe regeling getroffen zal worden. Of het Akkoord dus werkelijk verlengd wordt, zal blijken eind augustus.
‘Dit was moord. Niet meer of minder. Pure, koelbloedige moord.’ Dat zijn niet de woorden van een mensenrechtenactivist of vakbondsvertegenwoordiger, maar een wereldberoemde fotografe uit Bangladesh. Haar naam is Taslima Akhter.
Het kan zijn dat je die naam nog nooit gehoord hebt, maar haar foto ‘Final Embrace’ heb je mogelijk al gezien. Het is een beeld van de innige omhelzing van twee kledingarbeiders die het leven lieten toen in 2013 Rana Plaza instortte. Met hen raakten duizenden kledingarbeiders bedolven onder het puin van het fabriekscomplex aan de rand van de Bengalese hoofdstad Dhaka. Ruim 1100 overleefden het niet, 2500 anderen raakten gewond.
Ik zag de foto eens in het groot hangen in de Gentse Sint-Pietersabdij. Dat was tijdens een tentoonstelling van de World Press Photo Awards in 2014. Akhter was een van de winnaars. Het beeld ging door merg en been, net zoals haar getuigenis in een videoconferentie twee weken geleden.
‘Als fotografe probeer ik een “getuige” te zijn, maar het was erg moeilijk om neutraal te blijven die dag’, vertelde ze toen. ‘Ik bracht voordien al verhalen van kledingarbeidsters in beeld. Ik kende de voorgeschiedenis. De fabriekseigenaars vertelden toen aan de verzamelde pers dat we het een “tragedie” moesten noemen, een “industrieel ongeluk”. Maar het is een menselijke fout die aan de basis van Rana Plaza ligt. Dat is moord. Daar heeft het noodlot niks mee te maken.’
‘We moesten het een “tragedie” noemen, maar een menselijke fout lag aan de basis van de ramp van Rana Plaza. Dat is moord.’
‘Na afloop van de ramp zeiden verschillende actoren dat ze “door dit incident veel bijgeleerd hadden”. Dat sinds dan stilstaan bij problemen waar ze vroeger niet aan gedacht zouden hebben.’
‘Is het zover gekomen? Moeten we nu echt beweren dat we pas bijleren als 1100 arbeiders het leven laten? Wanneer gaan we hen beschouwen als mensen zoals jij en ik? Tot op vandaag verkeren arbeiders in crisis, door corona, door de lage lonen en ja, nog steeds op het vlak van veiligheid. De vooruitgang die op dat vlak de afgelopen jaren geboekt is, mag niet zomaar verloren gaan.’
Vooruitgang vrijwaren
#ProtectProgress, dat is de campagneslogan van lokale en internationale vakbonden en van arbeidsrechtenorganisaties zoals de Schone Kleren Campagne, Worker Rights Consortium en Remake. Akhter was op uitnodiging van die laatste komen spreken tijdens een videoconferentie.
De organisaties zelf klinken een pak positiever dan de fotografe. Louter en alleen op het vlak van brand- en gebouwveiligheid zette Bangladesh namelijk wél enorme stappen vooruit. Ngo’s en vakbonden zijn het er unaniem over eens dat het Bangladesh Akkoord — een juridisch bindende overeenkomst tussen merken, fabrikanten en vakbonden — structurele vooruitgang binnen de kledingindustrie in Bangladesh teweeg bracht.
Dat blijkt onder meer uit een recent rapport van Schone Kleren Campagne, Worker Rights Consortium, International Labor Rights Forum en Maquila Solidarity Network. Daarin werden de prestaties van 12 kledingmerken geanalyseerd die bij het Akkoord zijn aangesloten. Uit de studie blijkt dat 90 procent van de onderzochte veiligheidsproblemen geremedieerd zijn.
90 procent is nog geen 100 procent. De afgelopen jaren braken in Bangladesh (en andere productielanden) nog steeds brandhaarden uit. De voornaamste oorzaak was een gesprongen boiler, één van de veiligheidsingrepen die volgens het Akkoord pas in een latere fase worden aangepakt. De structurele integriteit van gebouwen en het plaatsen van brandblussers zijn bijvoorbeeld zaken die als eerste worden aangepakt, omdat dat de grootste risico’s met meer slachtoffers met zich meebrengen.
‘Die resterende problemen moeten zo snel mogelijk opgelost worden’, luidt het in het rapport daarom. ‘Want door het verstrijken van het Akkoord op 31 mei bestaat het risico dat de geboekte winst opnieuw zal worden tenietgedaan.’ Met andere woorden: het Akkoord hangt aan een zijden draadje. En dat is niet de eerste keer.
Van slechte soap …
Eind 2018 kopte MO* al eens: “Overmorgen is misschien de laatste dag dat Bengalese kledingfabrieken veilig zijn”. Toen lag een rechtszaak aan de basis. Die was aangespannen door de eigenaar van Smart Jeans Ltd, een fabriek in het oosten van Bangladesh. Omdat de testresultaten van de betonsterkte van die fabriek vervalst zouden zijn, mocht er geen kleding meer geproduceerd worden voor merken die zich bij het brandveiligheidsakkoord hadden aangesloten.
Het Akkoord had nooit de macht om fabrieken de deuren te doen sluiten. Maar de samenwerking tussen fabrieken en merken kan door dat akkoord dus wel worden beëindigd. Dat vond de fabrieksbaas van Smart Jeans Ltd niet fair. Hij stapte naar het Hooggerechtshof, dat meeging in zijn klacht. Het was aan de overheid was, niet aan het Akkoord, om renovaties in de sector te overzien.
Wat volgde valt het best te omschrijven als een slechte soap. Mijn jaren als rechtbankverslaggever lagen al even achter mij, toch herlaadde ik meermaals per dag de site van het Bengalese Hooggerechtshof. Maar het gerecht in Bangladesh blijkt niet zoveel te verschillen als bij ons. Telkens werd de zaak uitgesteld.
Uiteindelijk werd in mei 2019 beslist dat het Akkoord, weliswaar onder strenge voorwaarden, nog een jaar langer mocht aanblijven. Daarna moest het definitief verkassen en plaats ruimen voor het mechanisme van de overheid, de Ready Made Garment Sustainability Council (RSC). Dat heeft helemaal geen afdwingbaar of juridisch bindend kader.
Bovendien, benadrukt lokale vakbondsleidster Kalpona Akter aan MO* tijdens een persbriefing, is de machtsverdeling van het RSC helemaal niet gelijk. Een derde van de macht gaat naar kledingmerken, een derde naar de lokale industrie (bij monde van de werkgeverskoepel BGMEA) en de vakbonden krijgen het overige derde. ‘Zo kunnen we nooit genoeg invloed uitoefenen om dwingende zaken aan te kaarten’, zucht Akter, die vreest dat merken en industrie onder een hoedje zullen spelen, ten nadele van de arbeiders.
… naar dwingende deadline
Tot zover deel één van de soap. Intussen is mei 2020 gepasseerd. Dat was een periode waarin merken, fabrieksbazen, vakbonden én kledingarbeiders met corona iets anders aan hun hoofd hadden dan brandveiligheid. Sinds 1 juni 2020 trad het RSC in voege. Het Akkoord zelf werd al verlengd begin 2018 (luttele maanden voor de ophefmakende rechtszaak) voor een periode van drie jaar. Daar dienen de betrokken merken zich aan te houden, tot eind mei 2021 dus.
Dus hoewel het overheidsgestuurde RSC sinds juni 2020 in Bangladesh in werking trad, waren kledingmerken die zich bij het Akkoord aansloten nog steeds verplicht zich aan de afspraken te houden. ‘Het Akkoord was nog steeds in voege’, mailt Laura Gutierrez van de Amerikaanse organisatie Worker Rights Consortium. Ook al werd het lokale departement in Bangladesh door het RSC overgenomen, het internationale kantoor in Amsterdam bleef nog steeds in werking. ‘Vandaag is de situatie urgenter dan ooit’, benadrukt de Amerikaanse arbeidsrechtenspecialist. ‘Als het Akkoord niet opnieuw verlengd wordt, net zoals in 2018, dan verdwijnen alle verplichtingen. Dan kunnen merken opnieuw doen en laten zoals vroeger.’
Als de merken hun staart intrekken …
Net voor de coronacrisis waren de merken nog in gesprek met arbeidsrechtenorganisaties zoals Worker Rights Consortium om het Akkoord te verlengen. Sinds de crisis stagneerden de gesprekken.
‘Door corona trekken ze hun staart in’, bevestigt vakbondsleidster Kalpona Akter, die vanuit Dhaka de situatie nauwgezet opvolgt. ‘De meeste betrokken merken legden geen nieuwe afspraken vast.’ Vooral de juridische afdwingbaarheid lijkt volgens haar een probleem voor de merken.
Van de grote merken die zich bij het Akkoord aansloten steken voorlopig alleen de Britse e-tailer Asos en het Duitse merk Tchibo hun nek uit. Ook Esprit kwam naar buiten met een statement. Het Franse merk schreef zijn leveranciers aan met de boodschap dat ‘het einde van het Akkoord de reputatie van de industrie zou schaden’.
‘Ongeacht wat voor soort Akkoord er komt, beter één Akkoord dan geen Akkoord.’
Van de Belgische merken die bij het Akkoord aangesloten zijn, is het niet duidelijk of ook zij gaan anticiperen. Al lijkt de wil er wel te zijn. ‘Ongeacht wat voor soort Akkoord er komt, beter één Akkoord dan geen Akkoord’, klinkt het alvast bij JBC. Zij spreken zich duidelijk uit vóór juridische afdwingbaarheid. ‘Anders is het een maat voor niks.’ Maar naar timing toe hebben ze nog geen concrete stappen of communicatie.
‘Het is niet evident om met individuele merken hierover te communiceren’, geeft Sara Ceustermans van de Schone Kleren Campagne meer context. ‘Binnen onderhandelingen spreken de merken vanuit één stem, waar onder meer H&M mee in zetelt. Zo is het moeilijker om individueel iets gedaan te krijgen.’
‘Ik heb het gevoel dat het fifty fifty is’, leidt Valerie Geluykens van JBC af uit de laatste onderhandelingen van afgelopen woensdag. ‘Er zijn wel wat merken, vaak kleinere denk ik, die verder willen met het Akkoord zoals het was. Maar er zijn ook grote merken die net geen aansprakelijkheid willen. Ik heb het gevoel dat het vaak om merken gaat die nieuw zijn aan de onderhandelingstafel. Wat doen we dan? Gaan wij verder met een vrijwillig Akkoord, een vrijwillige overeenkomst met vakbonden, die misschien alleen door kleine merken ondertekend wordt? Moeten wij dan de boeman zijn voor de laksheid van de anderen?’
‘De meeste merken stellen voor om een Akkoord zonder individuele aansprakelijkheid te bekomen’, interpreteert Ceustermans de onderhandelingen. Daarmee zou de grootste stok achter de deur zomaar wegvallen, vreest zij.
‘Als de individuele aansprakelijkheid wegvalt, valt een belangrijk deel van de kracht van het Akkoord zomaar weg.’
In 2017, daagden vakbonden twee merken voor het Arbitragehof in Den Haag omdat ze het Akkoord niet naleefden. ‘Zij moesten een serieuze schadevergoeding betalen en de renovaties in de fabrieken bekostigen’, weet Ceustermans nog. ‘Als de individuele aansprakelijkheid wegvalt, kunnen vakbonden betrokken merken niet meer aanklagen. Dan valt een belangrijk deel van de kracht van het Akkoord zomaar weg.’
… dan trekken ook de vakbonden hun staart in
Zolang de merken zich niet achter een nieuw Akkoord scharen, hoeft het voor de vakbonden niet meer. Zij trekken zich terug: als er op 1 juni geen nieuw Akkoord is, zullen ze geen deel uitmaken van het RSC. Uit de krachtige taal van onder meer Kalpona Akter, blijkt dat het bedoeld is als ultieme manier om druk te zetten. Maar de vraag is of het niet eerder een wanhoopspoging zal blijken. ‘Mij lijkt het wel een sterk signaal van de vakbonden’, reageert Ceustermans van de Schone Kleren Campagne.
‘Uiteraard is dit een drukkingsmiddel, het ultieme drukkingsmiddel dat ze hebben. Ze hadden dit ook aangekondigd, dus ze zijn consequent met hun eerste communicaties naar de merken toe. Als de merken toch willen doorgaan zonder de vakbonden, zullen ze zich moeten verantwoorden waarom ze teruggrijpen naar een recept waarvan al jaren duidelijk is dat het niet werkt: de zelfregulering.’ Het beste bewijs daarvan? Rana Plaza was maar liefst tweemaal geaudit vooraleer de fatale ramp gebeurde.
Bovendien lijkt de timing Ceustermans best wrang: het Akkoord dreigt te verdwijnen net nu zowel in Europa als in België wetgeving in de maak is over ketenzorg, waar merken zelf vragende partij voor zijn. ‘Die wetgeving houdt in dat merken verplicht zullen zijn ketenzorg toe te passen op het vlak van fabrieksveiligheid. Het Akkoord is aantoonbaar het meest effectieve mechanisme om dat te doen. En net dat zouden ze willen stopzetten?’
Ook volgens de internationale vakbonden UNI Global Union en IndustriALL kunnen ketenzorgwetgeving en bindende brandveiligheidsakkoorden elkaar alleen maar versterken. ‘Wij hebben een verantwoordelijkheid als vakbonden, merken en fabrikanten opdat arbeiders naar hun werk kunnen gaan en aan het einde van de dag opnieuw naar huis kunnen gaan’, besloot Christina Clausen van IndustriALL tijdens de persbriefing waar ook Kalpona Akter aan deelnam.
‘Kortom, ze hebben een veilige werkplek nodig. Dat lijkt mij toch logisch? Eigenlijk is het een schande dat we hier een persconferentie over moeten houden.’