De vergeten vervolging van de Roma
Tine Danckaers
31 maart 2014
Op 15 januari 1944 vertrok vanuit de Mechelse Dossinkazerne het Z-transport naar Auschwitz-Birkenau. In de beestenwagons: 351 zigeuners. Het was het indirecte gevolg van een onwettelijke registratie door de Belgische autoriteiten – net zoals bij de joden. Een terugblik naar een zwart en onderbelicht hoofdstuk voor België en Europa.
Amper 36 dagen oud is ze als ze op 17 januari 1944 in het familiekamp voor zigeuners in Birkenau aankomt. Omdat haar armpje te klein is, wordt het kampnummer Z 9.852 op haar beentje getatoeëerd.
Op 1 mei wordt ze ingeschreven in het dodenregister van het Zigeunerboek van Birkenau. Jacqueline Vadoche is daarmee het jongste zigeunermeisje dat vanuit België gedeporteerd werd en in Birkenau sterft.
* Noot: over de naamgeving ‘Roma’ is al wat inkt gevloeid. Wij gebruiken hier de Europese term ‘Roma’ als overkoepelende term voor mensen met vergelijkbare culturele kenmerken. Roma hebben in het verre verleden Indische roots en zijn “verwant” aan de Roms, woonwagenbewoners die op het einde van de 19de en het begint van de 20ste eeuw naar onze streken kwamen vanuit Oost-Europa. Doorgaans wordt Roma veeleer gebruikt voor nieuwe groepen uit Oost-Europa.
Op 15 januari 1944 vertrekt het Z-transport vanuit de Mechelse Dossinkazerne, het toenmalige SS-Samellager für Juden. Bestemming: Auschwitz-Birkenau. Het Z-transport vervoert 351 Roma*, zigeuners zoals ze door de nazi’s worden genoemd. Ze zijn afkomstig uit België en Noord-Frankrijk, dat tot de Brusselse Militärverwaltung behoort.
Het transport wijkt af van alle andere. Het is de eerste en laatste keer dat zigeuners op het gedoemde spoortraject Mechelen-Auschwitz worden gezet. Een traject van drie dagen, in veewagens die meer dan vijftig personen bevatten, zonder brood en water.
Slechts 32 mensen van het Z-transport overleven Birkenau: de “uitverkorenen” die als werkslaven naar Buchenwald worden overgeplaatst. Wie achterblijft in Birkenau en ziekten als tyfus of dysenterie overleeft, maakt geen schijn van kans. Op 2 augustus 1944 worden de 108 nog in leven zijnde gedeporteerden uit Mechelen, samen met alle andere zigeuners in Birkenau, naar de gaskamers gebracht. Van de 23.000 zigeuners die naar Birkenau werden gebracht, zullen uiteindelijk slechts drieduizend mensen het kamp overleven.
De kleine zigeunergemeenschappen in België en Noord-Frankrijk zijn daardoor met zeventig procent gereduceerd.
Zwart hoofdstuk
Over hoeveel etnische zigeuners in de Tweede Wereldoorlog vervolgd werden, lopen de cijfers sterk uiteen. Schattingen gaan van 200.000 tot twee miljoen slachtoffers.
Elisabeth Warsha en Joseph Karoli. In januari 1944 werden de ouders en elf kinderen met het zigeunertransport gedeporteerd. Twee van de kinderen keerden behouden terug.
© ARA
De Porajmos of Samudaripen – zoals de zigeunervervolging in het Romanes onder meer wordt genoemd – bleef in het naoorlogse Europa lange tijd een vervelende, slecht onderzochte voetnoot. Vandaag is de zigeunervervolging, in vergelijking met de Jodenvervolging, nog steeds een slecht onderzocht, zwart hoofdstuk uit de recente Europese geschiedenis.
Toch is het thema verrassend actueel. In Zweden werd vorig jaar verwezen naar de vervolging van de Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog toen bekend raakte dat de politie illegale geheime lijsten bijhield van mensen met een Roma-achtergrond. Voor alle duidelijkheid: zonder strafblad. En ook Europees Commissaris voor Justitie Viviane Reding vergeleek de Franse uitzettingen van Roma met het vervolgingsklimaat van toen.
Daar zijn verschillende verklaringen voor. Niet alleen waren de rondtrekkende groepen administratief moeilijk te controleren, het betrof ook – anders dan bij de goed georganiseerde joden – een versnipperde en verpauperde minderheid. Ze verdwenen als slachtoffers in de chaos en anonimiteit.
Sterfhok
De studiedienst van Kazerne Dossin slaagde er in om een deel van de zigeuners die op het Mechelse Z-transport zaten te traceren. Dat vertelt historica en onderzoekster Laurence Schram:
‘Via het Zigeunerboek van Birkenau vonden we sporen terug van 221 mensen: 176 werden als overleden geregistreerd. Over de anderen weten we weinig. Het boek was immers deels beschadigd.’
‘Van de overlevenden weten we ook niet veel. Velen lieten zich na de bevrijding van de kampen niet repatriëren naar de plek waar ze waren opgepakt. Dat was niet noodzakelijk hun thuisplaats, en ze waren niet zozeer gebonden aan grenzen.’
Wat wel met zekerheid is geweten, is dat de zigeuners een andere behandeling kregen dan de joden, zowel in Dossin als in Birkenau. ‘Ze leefden in Dossin in nog slechtere omstandigheden dan de joden, met veel minder ruimte en voedsel, zonder sanitair, met niets dan vuile stromatrassen en compleet geïsoleerd. Anders dan de joden werden ze opgesloten in hun zalen. Ze mochten niet meer dan een uur per dag op de binnenkoer. Dat waren zeer vernederende momenten. De SS’ers gaven in beslag genomen instrumenten terug aan de muzikanten die verplicht werden om te spelen terwijl de anderen werden geduwd, geslagen en gestampt.’
‘In Birkenau werden alle zigeuners – vrouwen, mannen, kinderen – naar het Familienlager gestuurd, een afdeling gescheiden van de rest van het kamp. Ze moesten geen uniform dragen, moesten niet werken. Maar dat was geen voorrecht, wel nazi-logica. Werk gaf immers “rechten”, zoals betere rantsoenen.’
‘Bij de voedselrantsoenering berekende men dat een jood recht had op 900 tot 1200 calorieën per dag. Voor een zigeuner lag dat tussen de 300 en 400 per dag. Ze hadden geen sanitair of drinkwater en werden aan hun lot overgelaten. Geen SS’er kwam het Familienlager binnen, uit angst voor besmettelijke ziekten.’ Het werd met andere woorden een sterfhok voor mensen die zo mogelijk nog een trap lager stonden dan de joden.
De onaangepasten
De Roma of zigeuners werden door de nazi’s bestempeld als onaangepasten, criminelen en dus ongewensten. Al in 1899 werden in het Duitse Beieren lijsten aangelegd van Roma en Sinti. Volgens een latere Duitse “zigeunerstudie” bedreigden de zigeuners de zuiverheid van de Duitse genen.
‘Het rassendenken waarbij Roma als inferieur werden beschouwd, had bijval in heel Europa.’
Het idee dat de Roma een criminele etnie vormden, was echter niet exclusief aan de nazidoctrine verbonden. ‘Het rassendenken waarbij Roma als inferieur werden beschouwd, had bijval in heel Europa’, vertelt historicus en hoogleraar Herman van Goethem, curator van Kazerne Dossin.
‘De nomadenkaart die in 1912 in Frankrijk werd ingevoerd, was een antropometrische kaart, waarop bijvoorbeeld de afstand tussen de ogen vermeld stond. In Frankrijk en Italië richtten de wetenschappen zich binnen de craniometrie op antropologisch en etnisch onderzoek: de grootte van de schedel kon misschien iets vertellen over intelligentie en een criminele inborst.’
In een brief van 11 februari 1943 vraagt Joseph Caroli (Karoli) zijn vrijlating uit het interneringscentrum van Rekem. Zijn kleine kinderen zijn alleen in de woonwagen achtergebleven, zonder ouders.
© ARA. Individueel vreemdelingendossier a09ec265e5
In 1934 verzamelde een Europese gegevensbank in Wenen dossiers van de zigeuners aan de hand van vingerafdrukken. ‘Nadat Interpol in 1923 was opgericht, ging men gegevens verzamelen ter bestrijding van de misdaad. In het kader van openbare ordehandhaving werden de zigeuners als etnische groep alweer geviseerd: men probeerde vat te krijgen op een groep die moeilijk te traceren en dus te controleren was, en die men direct linkte aan crimineel gedrag.’
Gewillig België
ARA. Individueel vreemdelingendossier aeecb0f350
Het kwam de Belgische autoriteiten niet slecht uit om – onder het mom van het naziregime en de bezetting – verlost te geraken van de “onaangepaste” zigeuners.
In de studie Gewillig België. Overheid en Jodenvervolging in België tijdens de Tweede Wereldoorlog onderzocht het SOMA (Studie en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij) hoe België collaboreerde met de bezetter. Zo werkten de Belgische secretarissen-generaal voor de jodenregistratie – een Duitse regel – in 1940 gewillig samen met de Duitse bezetter. Daarmee ramden lokale autoriteiten niet alleen de Belgische grondwet maar lapten ze ook Conventie IV van Den Haag aan hun laars.
‘Realpolitik’, aldus Van Goethem. ‘Onze autoriteiten gingen ervan uit dat Duitsland de oorlog al had gewonnen. Ze besloten om met de sterkste partij in de oorlog samen te werken. Ze namen de middenweg: de maatregelen, zoals de jodenregistratie, waren Duits, maar de uitvoering ervan gebeurde door de Belgische ambtenarij.’
Het was de tweede – onwettelijke – etnische registratie tijdens de oorlogsjaren.
In januari 1942 nam de hoge Belgische politiefunctionaris Standaert het initiatief om “rasechte zwervers” te registreren. De aanleiding was dat de zigeuners misbruik zouden maken van de onvaste spelling van hun familienaam om dubbele porties rantsoenbonnetjes te kunnen innen. De registratie lag in de lijn van de Jodenregistratie, opgelegd door de Duitsers en uitgevoerd door de Belgen, maar deze kwam er dus zelfs op Belgisch initiatief. Het was de tweede – onwettelijke – etnische registratie tijdens de oorlogsjaren.
Einde 1942 veranderde België het geweer echter van schouder. In oktober 1942 voerde Duitsland de verplichte tewerkstelling in. Nu zouden de Belgische politie en rijkswacht dus werkweigeraars moeten arresteren. België weigerde. Van Goethem: ‘In de zomer van 1942 waren de Joden nochtans probleemloos massaal opgepakt, maar nu ging het om “onze jongens”. De samenwerking hield dus op. Niet onbelangrijk: de Duitsers hadden klappen gekregen einde 1942. Duitsland was niet langer de onbetwiste sterke partij.’
En zo zou België ook in de loop van 1943 nog weigeren zigeuners op te pakken. Maar door de registratie was de val hoe dan ook opengezet. Conclusie? België had behoorlijk wat marge om Duitse orders te weigeren of na te leven. Dat men weigerde om mee te werken aan de zigeunerarrestaties was niet zozeer een daad van menslievendheid of solidariteit. Het was veeleer een strategische politieke beslissing.
Aparte erkenning
Van erkenning van de zigeunerholocaust was lang geen sprake. Pas in de jaren zeventig kwamen er herdenkingsmonumenten, onder meer in Duitsland en het Nederlandse Westerbork. Van daar vertrok het andere West-Europese zigeunertransport naar Auschwitz-Birkenau. In juni 1995, nog voor de opening van het vorige museum, werd ook op de gevel van de Dossinkazerne een gedenkplaat geplaatst, een initiatief van de joodse gemeenschap.
Bij de Romagemeenschappen zelf is de zigeunervervolging een gecontesteerd of onbesproken onderwerp.
Dat heeft te maken met bepaalde taboes, verduidelijkt Marta Pinto van Erio, een Brusselse organisatie die werkt rond informatie over Roma op Europees niveau. ‘De zigeunervervolging is een heel gevoelig onderwerp, omdat bij veel Roma-gemeenschappen dood een taboe is. Spreken over de doden, namen, details, ligt heel gevoelig, vooral bij de oudere generatie. Maar we zien een groeiende jonge generatie die de herinnering nieuw leven wil inblazen, de tragedie wil erkennen en zowel de doden als overlevenden wil vieren.’
Op politiek niveau lijkt er weinig animo om de zigeunervervolging, los van de Jodenvervolging, te erkennen. Livia Jaroka, een Hongaars Europarlementslid van Roma-afkomst, ijvert er al jaren voor om de zigeunervervolging op Europees niveau te herdenken op 2 augustus, de dag dat veel zigeuners in de gaskamers werden omgebracht.
Erio lobbyde mee om zoveel mogelijk handtekeningen te verzamelen bij Europarlementsleden. ‘Het was geen succes. Zelfs de meest progressieve parlementsleden zagen het nut niet in om zo’n dag in het leven te roepen. “Er bestaat al een dag die de holocaust herdenkt op 27 januari, waarom een tweede?”, vonden sommigen. Alleen wordt daarbij vergeten dat die dag, net zoals de Holocaust zelf, een bijna exclusief joodse stempel draagt. Over de tweede grootste etnische groep die vervolgd werd – de zigeuners – wordt nauwelijks gesproken.’