‘Orbán is een oorlog begonnen tegen arme mensen’

Analyse

Hoe het rechtse beleid in Hongarije sociaal lijkt maar toch enkel de rijken bevoordeelt

‘Orbán is een oorlog begonnen tegen arme mensen’

‘Orbán is een oorlog begonnen tegen arme mensen’
‘Orbán is een oorlog begonnen tegen arme mensen’

John Stoker

03 augustus 2022

De antidemocratische agenda van de Hongaarse premier Viktor Orbán domineert de internationale media, zijn sociaal-economische beleid krijgt maar weinig aandacht. Op papier lijkt de onderste laag van de samenleving goed beschermd, maar is dat wel zo?

European People’s Party / Flickr (CC BY 2.0)

Berucht vanwege zijn antidemocratische agenda en een voorbeeld voor wannabe-autocraten: de voorbije twaalf jaar nam premier Viktor Orbán de Hongaarse samenleving op de schop. Welkom in de conservatieve “werkvaartstaat” Hongarije, waar vakbonden worden gemuilkorfd en wie onderaan de economische ladder staat het moet rooien met enkele kruimels. ‘Orbán heeft de belangen van de vermogende elite gediend.’

‘Heel wat oudere Amerikanen zullen zich 5 augustus 1981 nog herinneren. Het was de dag dat ‘de moord op de Amerikaanse middenklasse begon’, kopte The Intercept afgelopen jaar nog. De dag dat president Ronald Reagan persoonlijk een staking van luchtverkeersleiders, die een hoger loon verlangden, zonder pardon afbrak.

Reagan mobiliseerde stakingsbrekers, ontsloeg vervolgens 11.345 stakende luchtverkeersleiders en verbood hen ooit nog voor de federale overheid te werken. De luchtverkeersleidersvakbond verloor zijn licentie. Bedrijfsleiders namen vervolgens de hardvochtige stijl van Reagan over en sneden in de lonen van hun werknemers. In 1978 verdienden CEO’s 23 keer zoveel als een arbeider In 2021 was de verhouding 351 op 1.

Vakbondssecretaris Károly György (66) herinnert zich 26 juli 2021 goed. Het was de dag dat de Hongaarse premier Viktor Orbán, even compromisloos als Reagan, met een decreet een staking van Hongaarse luchtverkeersleiders verbood.

‘Ondanks een rigide stakingswet had de rechtbank die ochtend de staking wel goedgekeurd’, zegt de internationale secretaris van het MASZSZ, de grootste vakbond van Hongarije. ’s Avonds volgde het decreet, van de staking kwam niets meer in huis.’

Als ze toch staakten, zouden ze hun hele hebben en houden kwijtraken.

Hoewel de vakbond geen partij was in het conflict, wendden luchtverkeersleiders zich tot het kantoor van MASZSZ en vroegen ze György om advies. Want wat kunnen ze doen als een premier met een decreet een uitspraak van de rechterlijke macht omzeilt?

‘Het decreet negeren en wel staken was geen optie’, weet György. ‘Dan zouden de luchtverkeersleiders persoonlijk aansprakelijk gesteld worden voor alle verliezen en schade ontstaan door de staking. Al hun hebben en houden zouden ze kwijtraken. Het enige wat hun restte, was een klacht indienen bij de Europese Commissie.’

Nieuw tijdperk

Voor György kwam die compromisloze reactie van Orbán niet uit de lucht vallen. Hij gaat terug naar 2010: ‘Het was in Orbáns eerste of tweede radio-interview na zijn verkiezingsoverwinning. Ik hoorde hem opeens zeggen dat vakbonden tot het verleden behoren.’ György realiseerde zich meteen de volle betekenis van die uitspraak en besefte een nieuw tijdperk zou aanbreken.

En zo geschiedde.

Viktor Orbán opende in 2010 de aanval op de liberale democratie. Zijn kabinetten, met een absolute meerderheid in het parlement, voeren intussen al twaalf jaar lang antidemocratisch beleid. Ook richtte de premier zijn radicaal-rechtse pijlen op progressieve waarden.

Het zijn die acties die de internationale media domineerden. Zijn sociaal-economische beleid kreeg daarentegen weinig aandacht. Dat moet anders. Want Orbán, een voorbeeld voor radicaal-rechtse leiders en wannabe-autocraten wereldwijd, en zijn Fidesz-regering, veranderden de afgelopen twaalf jaar de verhouding tussen arm en rijk ingrijpend. Maar hoe precies? Daarover zijn de meningen verdeeld.

Links beleid?

Je zou verwachten dat Orbán, een zelfverklaard conservatief die herhaaldelijk heeft laten weten niets op te hebben met links en de overtuiging dat mensen fundamenteel gelijkwaardig zijn, in die jaren bovenal de interesses van de rijken zou hebben behartigd. Dat hij weinig oog zou hebben gehad voor het welzijn van het armere deel van de bevolking.

Maar die veronderstelling klopt niet. Uit het beleid van de regering-Orbán zou volgens prominente journalisten en wetenschappers blijken dat de premier juist de mensen aan de economische onderkant van de maatschappij bevoordeelde.

Fareed Zakaria, een liberale CNN-presentator en auteur van het beroemde essay The Rise of Illiberal Democracy (1997), concludeerde in 2019 dat nieuwrechts (daarbij doelend op Orbán en zijn partij) het beleid van oud-links had overgenomen.

Bloomberg-columnist Leonid Bershidsky ontwaarde een onorthodox beleid ten gunste van de slachtoffers van globalisering.

En Mitchell A. Orenstein, hoogleraar en auteur van het indrukwekkende Taking Stock of Shock: Social Consequences of the 1989 Revolutions (over de sociale catastrofe die de overgang van communisme naar economisch liberalisme voor velen was), schreef voor de internationale mediaorganisatie Project Syndicate dat Orbán een economisch beleid voerde dat de armen en middenklasse ten goede kwam.

Onder Orbán lijken zowel de werklozen als de grote gezinnen erop vooruitgegaan.

Zakaria en de andere schrijvers komen tot deze conclusie door primair te verwijzen naar een grootschalig publiek werkprogramma en naar het gezinsbeleid van de regering-Orbán. Door het werkprogramma konden massa’s werklozen gaan werken voor de staat. Door het gezinsbeleid zouden grote gezinnen er flink op vooruit zijn gegaan.

Orbáns woorden lijken dus in tegenspraak met de conclusies die Zakaria en anderen trekken uit zijn daden. De vraag stelt zich of de premier en zijn kabinetten na 2010 daadwerkelijk evenveel oog gehad hebben voor de levens van de onderste 50% van de economische ladder als voor de belangen van de hogere middenklasse en de vermogende elite?

Extra kinderbijslag voor de rijken

Het populairste beleid van de regering-Orbán is haar gezinsbeleid. De regering stelt het voor als een “gezinsverdedigingsprogramma” dat de bevolkingsafname zou moeten stoppen.

De kern van het programma is een nieuwe vorm van kinderbijslag. Dat bestaat uit een mix van subsidies, toeslagen en belastingaftrekken, boven op de bestaande vaste kinderbijslag. Het basisidee: hoe meer kinderen, hoe meer geld voor het gezin. Maar niet elk gezin, ook bij een gelijk kinderaantal, krijgt evenveel.

‘Het pro-gezinsbeleid ondersteunt de gezinnen uit de klassieke hoge middeninkomens’, legt Nora Teller uit aan MO*. Teller (44) is sociologisch onderzoeker aan het Metropolitan onderzoeksinstituut en docente aan de Corvinus University in Boedapest. ‘Voor hen is Hongarije een paradijs. Armere gezinnen kunnen, als het meezit, slechts aanspraak maken op een enkele regeling.’

‘De minst bevoorrechte gezinnen zijn aangewezen op de vaste kinderbijslag’, zegt Vera Kovács, oprichtster van From Streets to Homes Association. ‘Dat vast bedrag is onder Orbán al 12 jaar lang bevroren. Met 34 euro per maand hebben de gezinnen net genoeg om hun kind een ontbijt per dag te geven. De meest kwetsbare mensen zijn erop achteruit gegaan.’

Kovács laat er geen twijfel over bestaan. ‘Deze regering is een oorlog begonnen tegen arme mensen.’

Toenemende ongelijkheid

Na de val van de Muur in 1989 is de ongelijkheid in Hongarije sterk toegenomen. De koopkracht van de Hongaarse hogere middenklasse, en met name de vermogende elite, steeg fors. De onderste helft van de samenleving zag haar koopkracht daarentegen dalen. Uit cijfers van de World Inequality Database blijkt dat hun koopkracht nog altijd meer dan 10% onder het niveau van de late jaren ’80 ligt, toen Hongarije nog communistisch was.

De regering-Orbán heeft die trend na 2010 verder versterkt. Het afgelopen decennium groeide de inkomensongelijkheid tussen 10% rijksten en de rest van de bevolking in geen EU-land zo hard als in Hongarije.

De regering vergrootte de ongelijkheid door doelgericht middelen te herverdelen van arm naar rijk. Zo hield zij het inkomen van de slechts betaalde krachten op een laag niveau, waardoor Hongarije in 2021 na Bulgarije het laagste wettelijk minimumloon van de Europese Unie had.

Orbán strooide weliswaar kwistig met cadeaus, maar die vielen allemaal in de schoot van welgestelden. Het rijke deel ontving niet alleen de giften uit het gezinsbeleid, maar betaalde ook minder door aanzienlijk minder belasting af te dragen.

De regering schafte in 2010 het progressieve belastingstelsel af en verving het met een vlaktaks: 16% inkomstenbelasting voor iedereen. Hiermee kopieert Orbán het belastingstelsel dat gebruikelijk is in autocratieën en oligarchieën als Belarus, Turkmenistan en het vooroorlogse Oekraïne.

Laagste uitkering in Europa

De mensen uit de onderste helft van de samenleving zijn bij tegenslagen zoals ontslag of ziekte sneller, vaker en langduriger aangewezen op het sociale vangnet. Zij hebben vaker onzekere banen en kleine spaarpotten. Zij maken minder kans op de arbeidsmarkt. Als dat vangnet verzwakt wordt, raakt dat vooral deze mensen.

De regering-Orbán brak dat vangnet verregaand af. Daarmee ondermijnt het de bestaanszekerheid van velen.

Werkzoekenden vallen na 90 dagen terug op 15% van het minimumloon en verzeilen in armoede.

Zo verkortte de regering de periode waarin een werkzoekende een werkloosheidsuitkering kan krijgen van 9 maanden naar 90 dagen. Vakbondssecretaris György reageert furieus. ‘Ook toen de langdurige werkloosheid door de pandemie weer was toegenomen, hebben wij en andere actoren zoals de oppositiepartijen erop aandrongen de duur van de uitkering naar zes tot negen maanden te verlengen. Dat is niet gebeurd.’

Werkzoekenden die na 90 dagen terugvallen op bijstand verzeilen in armoede. De regering verlaagde in 2010 de bijstand van 20% naar 15% van het minimumloon en bevroor die vervolgens voor 12 jaar. De uitkering van 72 euro per maand behoort tot de laagste in de EU.

De regering ging nog een stap verder. Ze beperkte de toegang tot uitkeringen in het geval van arbeidsongeschiktheid aanzienlijk en zorgde ervoor dat bijstandsontvangers in armere regio’s niet langer van gemeenten middelen in natura ontvangen. En verder.

Sociologe Teller constateert dat de armoede hardnekkiger wordt. ‘Degenen die nu vallen, vallen dieper dan voor 2010. Met name kinderen uit arme gezinnen zijn slechter af. Zij kunnen nog moeilijker ontsnappen aan de armoedecyclus, de van ouder op kind overgedragen armoede.’

Welkom in de “werkvaartstaat”

Tegenwoordig biedt de overheid aan een deel van de mensen die langer dan drie maanden werkloos zijn wel een andere weg uit de bijstand. Bijna de helft van de werkzoekenden tuiniert. Ze schilderen hekwerken of maken straten schoon. Daarvoor ontvangen ze 50% van het minimumloon.

Voor kinderen is het steeds moeilijker om aan de armoede te ontsnappen.

In 2010 heeft de regering dit publieke werkprogramma geïntroduceerd. Vijf jaar later werkten daarbinnen meer dan 200.000 mensen, ofwel 5% van de beroepsbevolking, zegt Annamaria Artner, docente economie aan de Milton Friedman Universiteit in Boedapest.

‘Het programma is populair bij werklozen in de armste regio’s waar betaalde banen schaars zijn’, zegt Artner. ‘Zij in de periferie van de periferie die voorheen aangewezen waren op bijstand, zien het werk als een vooruitgang.’

Maar aan het programma kleven volgens Artner vele bezwaren. Het feit dat werkenden een hongerloon ontvangen voor arbeid is er daar slechts een van.

Achter de afbraak van het sociale vangnet en invoering van het publieke werkprogramma zit een politiek idee, zegt Artner. Orbán bouwt Hongarije om van een liberale welvaartsstaat naar een conservatieve werkvaartstaat. ‘Voorgaande regeringen met sociaaldemocraten en liberalen voerden een neoliberaal beleid en zwakten het welzijnskarakter van het sociale beleid af. De huidige grijpt met werkvaart veel dieper in de samenleving in.’

‘Wij betalen geen sociale voorzieningen als we daarvoor niet iets van de mensen hebben gekregen.’

Wat verstaat Orbán onder werkvaartstaat? Artner verwijst daarvoor naar Orbáns uitspraken in een veelbesproken voordracht uit 2014. ‘Tot nu toe hebben we drie vormen van staatsorganisatie gekend: de natiestaat, de liberale staat en de verzorgingsstaat. De vraag is: wat is de volgende? Het Hongaarse antwoord is dat het tijdperk van de op werk gebaseerde staat nadert.’

In 2015 verduidelijkte Orbán dat ‘het gaat om een op arbeid gebaseerde of werkvaart-maatschappij’. ‘Wij betalen geen sociale voorzieningen als we daarvoor niet iets van de mensen hebben gekregen.’

Vakbondsmacht ingeperkt

Werkenden uit de arbeidersklasse en middenklasse kunnen hun positie verbeteren door samen op te trekken in een vakbond, een middenveldorganisatie die opkomt voor de belangen van zowel deze werkenden als werkzoekenden. Als Orbán zegt dat vakbonden tot het verleden behoren, dan wil hij de invloed en macht van deze mensen inperken. Geen vakbonden in zijn werkvaartstaat.

Orbán voegde de daad bij het woord. Zo tastte de regering de machtsbasis van vakbonden aan met een constructie die het aantal vakbondsleden moest terugdringen. De regering zette tandeloze alternatieven voor vakbonden op. ‘Zogenaamde Nationale Kamers die pretenderen voor de belangen van een beroepsgroep op te komen, maar feitelijk aan de leiband van de regering lopen’, zegt vakbondsman György. ‘Werknemers zijn verplicht lid te worden. De politievakbond verloor vervolgens 70 procent van zijn leden.’

Hongaren hebben even slechte arbeidsrechten als Amerikanen en Nigerianen.

Ook ontnam de regering bij haar aantreden de vakbonden meteen hun ultieme machtsmiddel: stakingen. De regering introduceerde daarvoor een stakingswet die staken in de publieke sector praktisch onmogelijk maakt.

Volgens de internationale vakbondsfederatie, ITUC, verslechterden het afgelopen jaar de arbeidsrechten in Hongarije verder. Het land bungelt nu onderaan in de EU. Zijn arbeidsrechten zijn volgens ITUC op hetzelfde niveau als die van Nigeria, Angola en VS.

Cadeaus, maar niet voor iedereen

Orbán gooide het dit jaar over een andere boeg. Zijn hard-rechts-conservatieve beleid liet hij even varen. Hij graaide ongekend diep in de staatskas en deelde aan bijna iedereen eenmalige cadeaus uit. De uitgaven hebben bijgedragen tot de verkiezingsoverwinning van Orbáns partij Fidesz op 3 april.

Alleen de 180.000 werklozen die leven op bijstandsniveau en hun kinderen kregen niets. Het is bovendien aannemelijk, leert het verleden, dat de onderste helft van de samenleving zal opdraaien voor het aanvullen van de staatskas.

Vakbondsman György ziet dat de maatschappij diep verdeeld is geraakt en uiteenvalt. ‘In de laatste 12 jaar spleet de samenleving verder tussen de hogere economische klassen aan de ene kant en de armere lagen aan de andere kant. Orbán heeft de belangen van de vermogende elite gediend.’

Fareed Zakaria en andere schrijvers hebben zich vergist. Nieuwrechts blijkt niet oud-links. Orbáns beleid is hard-rechts. Daar doet een enkele maatregel die enigszins goed uitpakt voor een deel van de armen niets aan af.

Met onder meer de introductie van een oligarchische vlaktaks, het twaalf jaar lang bevriezen van de bijstandsuitkering en het doelbewust ondermijnen van de invloed van vakbonden, begint hard-rechts waar oud-rechts (in Hongarije de liberalen en Derde Weg-sociaaldemocraten, red.) stopt.

Aan de ene kant abjecte armoede. Aan de andere kant puissante rijkdom. In de VS droegen die grote verschillen bij aan de opkomst van Donald Trump en de bestorming van het Capitool.

Met Orbán opnieuw vier jaar aan het roer rijst de vraag: waar loodst hij Hongarije naar toe? Hongarije lijkt onbarmhartiger dan de Verenigde Staten. Zijn politieke held Ronald Reagan heeft Orbán, met een oligarchische vlaktaks en zijn werkvaartstaat, alvast in volle snelheid langs rechts ingehaald.